ECLI:NL:RBGEL:2024:6552

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
05/120641-24, 05/249471-23, 05/220185-24 (gev. ttz.) en 05/018318-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van explosie, afpersing, medeplichtigheid aan diefstal en witwassen met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een explosie, afpersing, medeplichtigheid aan diefstal en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 maart 2024 een explosie heeft veroorzaakt bij een café in Arnhem door een geprepareerde vuurwerkbom te plaatsen en deze te ontsteken, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omstanders met zich meebracht. Enkele dagen later heeft de verdachte, samen met medeverdachten, de eigenaar van het café onder druk gezet om een groot geldbedrag te betalen, waarbij dreigende taal werd gebruikt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan een inbraak en aan witwassen, waarbij hij een huurauto ter beschikking stelde voor de inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de eigenaar van het café en een transportbedrijf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/120641-24, 05/249471-23, 05/220185-24 (gev. ttz.) en 05/018318-23 (tul)
Datum uitspraak : 10 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] in [plaats 11] .
raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 05/120641-24
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing omschrijving van de tenlastelegging (314a Sv), tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2024 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een geprepareerde vuurwerkborn, althans een brandbaar en/of explosief materiaal, voor de toegangsdeur van [bedrijf 1] , gelegen aan de [straat 1] te Arnhem, te plaatsen en deze geprepareerde vuurwerkbom, althans een brandbaar
en/of explosief materiaal, aan te steken,
terwijl daarvan - gemeen gevaar voor goederen, te weten de (boven)woningen gelegen aan de [straat 1] te Arnhem en/of - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten bewoners en/of bezoekers van de (boven)woningen gelegen aan de [straat 1] te Arnhem, te duchten was;
2.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 9 maart 2024 tot en met 10 maart 2024 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] , althans de eigenaar van [bedrijf 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, althans een hoeveelheid echte en nagemaakte bankbiljetten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door:
  • een briefje bij [bedrijf 1] te bezorgen met daarop de tekst “GAAN WE DIT SAMENOPLOSSEN OF MOETEN WIJ HET ZELF DOEN [telefoonnummer 1] WIJ VERWACHTEN BERICHT VOOR 24:00”,
  • (vervolgens) telefonisch tegen een medewerkster van [bedrijf 1] onder andere te zeggen “Wij zijn de jongens van tussen 4 a 5” en/of “Verdere instructies komen via de sms, dit is geen kankergrap”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
  • (vervolgens) een SMS-bericht te sturen naar voornoemde [slachtoffer 1] , met daarin de tekst "Voor morgen middernacht moet er 30000 euro op deze BITCOIN adders staan anders brengt het feestje morgen avond nog meer overlast" althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en daarbij vermeld een Bitcoin-adres,
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer 1] onder andere te zeggen “Ja, dan ga je het uitzoeken. Is het begrepen, voor morgen 12 uur 30.000 euro op het Bitcoins adres. Ik zie het dan wel, anders komen de gevolgen. Duidelijk?” althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer 1] onder andere te zeggen “Ga me geen kanker scotoe ga er geen kanker politie bij halen dan hebben we een kanker probleem. Ga ik er een heel kankerfestival van bouwen” althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer 1] onder andere te zeggen "Ik heb u net gezegd dat ik niet dat er politie bij wordt betrokken. Er is een mogelijkheid om het op deze manier te regelen. Ma ik zou iemand anders sturen. Als deze persoon niet terug komt of ik rare andere dingen hoor dan komt er een kanker groot probleem. En deze probleem is al helemaal niet te overzien. Dus weet wel wat u hiermee euh.. weet wel dat u dit heel goed moet doen, want anders zijn de problemen niet te overzien. Ik vergeet het adres van je kankercafe nooit meer” en/of “Dat boeit me geen Kanker, het moet opgelost worden. Ik wil ook dat u het oplost. ik bel je op om het op te lossen. Er kan gewoon betaald worden. het kan of gewoon in cash en ik stuur iemand anders. Die persoon komt terug, komt die niet terug of ik hoor rare dingen, dan heb je de problemen totaal niet overzien worden. Het kan ook via Bitcion, dan help ik u alles uitleggen en wordt het aangemaakt en wordt gewoon over gemaakt. maar zoals ik u net al heb uitgelegd. Weet je de zaak kan ook sluiten he. U weet volgens mij zelf heel goed wat de gevolgen zijn, dat hoef ik je niet uit te leggen”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij 15.000 euro wil hebben vandaag en dat hij, die [slachtoffer 1] , dat moet regelen en als dat niet lukt, er grote problemen komen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch afspraken te maken over de overdracht van het afgesproken geldbedrag,
  • (vervolgens) per SMS coördinaten naar die [slachtoffer 1] te sturen en aan die [slachtoffer 1] te vragen om een SMS te sturen met de locatie van het afgesproken geldbedrag, en/of
  • (vervolgens) zich naar de betreffende locatie te begeven en de tas waarin het geld zich bevond, te pakken.
In de zaak met parketnummer 05/249471-23
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks 28 januari 2023 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- 3, althans een of meer (elektrische) fietsen van het merk Giant en/of
- 1, althans een of meer (elektrische) fietsen van het merk Gazelle en/of
- 1, althans een of meer (kinder)fietsen van het merk Cannondale en/of
- 17, althans een of meer (kinder)fietsen/steppen van het merk Huffy en/of
- ( een pallet met daarop) een doos met inhoud van [bedrijf 3] en/of
- een (bouw)radio
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (klanten/afnemers van) [bedrijf 2] (gevestigd aan de [adres 2] ) en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 januari 2023
te Arnhem en/of [plaats 10] en/of elders in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door (tegen betaling) een voertuig (te weten een
Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] ) ten behoeve van die [medeverdachte 1] en/of
anderen te huren en/of het huurcontract van voornoemd voertuig op zijn naam op
te (laten) maken en/of dit voertuig ter beschikking te stellen.
In de zaak met parketnummer 05/220185-24
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
een onbekend gebleven dader in of omstreeks de periode van 14 juli 2023 tot en met
17 juli 2023 te Rotterdam, Sprang-Capelle, Harlingen en/of Leidschendam, althans in Nederland,
(telkens) een of meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer € 221,15) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl die onbekend gebleven dader wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in, op of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 17 juli 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
zijn bankpas en/of bijbehorende pincode, althans zijn bankrekening ( [bankrekeningnummer] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven dader.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

In de zaak met parketnummer 05/120641-24 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op donderdag 7 maart 2024 rond 4:20 uur heeft een explosie plaatsgevonden bij [bedrijf 1] aan de [straat 1] in Arnhem. [2] Tijdens het forensisch onderzoek werden resten van een geprepareerde vuurwerkbom (drankblikje en plastic) aangetroffen. Er werd schade vastgesteld aan de toegangsdeur, de onderdorpel en aan enkele interieurdelen. Op de buitenzijde van de toegangsdeur net boven de beschadigde onderrand werd een beroet deel waargenomen. Het meest aannemelijk was dat de schade was ontstaan door opzettelijk een geïmproviseerde vuurwerkbom achter te laten en te ontsteken voor de toegangsdeur van het café. Bij de explosie was gemeen gevaar voor goederen te duchten. Ook was levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten, (onder meer) voor de bewoners en/of bezoekers van de (boven)woningen, gelegen aan de [straat 1] in Arnhem. [3]
Op zaterdag 9 maart 2024 rond 15:30 uur werd op de deurmat en/of de dorpel bij de deur van [bedrijf 1] in Arnhem een briefje aangetroffen met daarop de tekst: “GAAN WE DIT SAMEN OPLOSSEN OF MOETEN WIJ HET ZELF DOEN [telefoonnummer 1] WIJ WACHTEN BERICHT VOOR 24:00". [4]
Met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (het nummer genoemd in het briefje) vond op 9 en 10 maart 2024 onder meer de hieronder vermelde communicatie plaats.
Op zaterdag 9 maart 2024 om 19:04 uur werd een medewerkster van [bedrijf 1] (hierna: [naam] ) gebeld gedurende ongeveer 46 seconden, waarbij onder andere werd gezegd “Wij zijn de jongens van tussen 4 a 5” en “Verdere instructies komen via de sms, dit is geen kankergrap”. [5]
Op zaterdag 9 maart 2024 rond 19:40 uur werd een telefoongesprek van 1 minuut met [naam] gevoerd. [6]
Op zaterdag 9 maart 2024 rond 20:08 uur werd een telefoongesprek van 37 seconden met de eigenaar van [bedrijf 1] , [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) gevoerd waarin een SMS met instructies werd aangekondigd. [7]
Op zaterdag 9 maart 2024 om 20:09 uur werd een SMS-bericht gestuurd naar [slachtoffer 1] , met daarin de tekst: “Voor morgen middernacht moet er 30000 euro op deze BITCOIN adders staan anders brengt het feestje morgen avond nog meer overlast". Ook werd in het SMS-bericht een bitcoin adres vermeld. [8]
Op zaterdag 9 maart 2024 rond 21:52 uur werd gedurende een gesprek van 2 minuten en 5 seconden telefonisch tegen [slachtoffer 1] gezegd: “Ja, dan ga je het uitzoeken. Is het begrepen, voor morgen 12 uur 30.000 euro op het Bitcoins adres. Ik zie het dan wel, anders komen de gevolgen. Duidelijk?”. [9]
Op zaterdag 9 maart 2024 rond 22:16 uur werd gedurende een gesprek van 3 minuten en 49 seconden telefonisch tegen [slachtoffer 1] gezegd: “Ga me geen kanker scotoe ga er geen kanker politie bij halen dan hebben we een kanker probleem. Ga ik er een heel kankerfestival van bouwen”. [10]
Op zaterdag 9 maart 2024 rond 22:31 uur werd een telefoongesprek van 5 minuten en 49 seconden met [slachtoffer 1] gevoerd. [11]
Op zaterdag 9 maart 2024 rond 23.05 uur werd gedurende een gesprek van 5 minuten en 43 seconden telefonisch tegen [slachtoffer 1] gezegd: "Ik heb u net gezegd dat ik niet dat er politie bij wordt betrokken. Er is een mogelijkheid om het op deze manier te regelen. Ma ik zou iemand anders sturen. Als deze persoon niet terug komt of ik rare andere dingen hoor dan komt er een kanker groot probleem. En deze probleem is al helemaal niet te overzien. Dus weet wel wat u hiermee euh.. weet wel dat u dit heel goed moet doen, want anders zijn de problemen niet te overzien. Ik vergeet het adres van je kankercafe nooit meer” en “Dat boeit me geen Kanker, het moet opgelost worden. Ik wil ook dat u het oplost. ik bel je op om het op te lossen. Er kan gewoon betaald worden. het kan of gewoon in cash en ik stuur iemand anders. Die persoon komt terug, komt die niet terug of ik hoor rare dingen, dan heb je de problemen totaal niet overzien worden. Het kan ook via Bitcion, dan help ik u alles uitleggen en wordt het aangemaakt en wordt gewoon over gemaakt. maar zoals ik u net al heb uitgelegd. Weet je de zaak kan ook sluiten he. U weet volgens mij zelf heel goed wat de gevolgen zijn, dat hoef ik je niet uit te leggen”. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft in ieder geval een deel van bovengenoemde telefoongesprekken met [naam] en [slachtoffer 1] gevoerd. [13]
Op zondag 10 maart 2024 rond 15.01 uur werd telefonisch tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij 15.000 euro wil hebben vandaag en dat hij, die [slachtoffer 1] , dat moet regelen en als dat niet lukt, er grote problemen komen. [14]
Op zondag 10 maart rond 19.29 uur werden telefonisch afspraken gemaakt over de overdracht van het afgesproken geldbedrag. Vervolgens werden per SMS coördinaten naar [slachtoffer 1] gestuurd en werd aan [slachtoffer 1] gevraagd om een SMS te sturen met de locatie van het afgesproken geldbedrag. [15] Vervolgens begaf [medeverdachte 2] zich naar de betreffende locatie en pakte hij de tas waarin het geld zich bevond. [16]
Gelet op de samenhang tussen de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zal de rechtbank eerst feit 2 bespreken en daarna feit 1.
FEIT 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. Hij heeft betoogd dat op het briefje van de afperser alleen DNA is aangetroffen van medeverdachte [medeverdachte 2] . Bovendien is de telefoon waarmee de afpersing is gepleegd gekoppeld aan [medeverdachte 2] . De verdediging heeft gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 2] onbetrouwbaar is en dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt voor het medeplegen van de afpersing door verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het hierboven vermelde vast dat [slachtoffer 1] , de eigenaar van [bedrijf 1] , is afgeperst. Hoewel verdachte betwist dat hij betrokken is geweest bij deze afpersing, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
[medeverdachte 2] heeft verklaard niets te maken te hebben gehad met de ontploffing op 7 maart 2024, hij was op dat moment thuis of in [plaats 1] . [17] Hij is door twee jongens op vrijdagavond 8 maart 2024 gevraagd naar Arnhem te komen. Daar aangekomen zijn zij op zaterdag 9 maart 2024 op een quad gaan rijden, hij is door die twee jongens aangestuurd om het briefje neer te leggen bij het café, om de telefoongesprekken te voeren en later om het geld op te halen. [18] Een paar weken daarvoor had [medeverdachte 2] aan één van deze jongens zijn Apple Iphone 12 Pro gegeven. [19]
Uit de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer waarmee de afpersers belden met [naam] en [slachtoffer 1] ( [telefoonnummer 1] ) bleek dat het telefoonnummer uitsluitend gebruikt werd vanaf donderdag 7 maart 18:08:09 uur tot en met zondag 10 maart 2024 22:41:57 uur. De telefoon straalde alleen zendmasten aan in Arnhem. [20] De simkaart van dat telefoonnummer bevond zich in die periode in een Apple Iphone 12 Pro, waarvan de iCloud-gegevens op naam stonden van [medeverdachte 2] . [21] Uit een vergelijking van de historische verkeersgegevens van dat nummer met die van (onder meer) verdachte blijkt dat het telefoonnummer dat in gebruik is bij verdachte ( [telefoonnummer 2] ) in de periode van 7 tot en met 10 maart 2024 vrij kort na elkaar op meerdere momenten dezelfde zendmastlocaties gebruikte als het telefoonnummer van de afpersers. Uit deze vergelijking blijkt ook dat het mobiele telefoonnummer dat werd gebruikt door de afpersers op 7 maart 2024 op twee vrijwel dezelfde momenten dezelfde zendmastlocaties gebruikte als het telefoonnummer van verdachte. Op ongeveer dat moment gebruikte het eigen mobiele telefoonnummer van [medeverdachte 2] een zendmastlocatie in [plaats 1] . [22]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op zaterdag 9 maart 2024 op het station in Arnhem werd opgehaald met een scootmobiel door de jongen die er ook mee te maken had. [23] Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 maart 2024 met medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) is geweest en dat hij [medeverdachte 2] op die dag rond het middaguur met de scootmobiel heeft opgehaald bij de Jeu de Boules bar in Arnhem. Hij heeft vervolgens dat weekend met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] doorgebracht. Verdachte is met (onder meer) hen gaan quadrijden aan de overkant van de brug, in Arnhem Zuid. Ze bleven daar een paar uurtjes. Het was niet heel laat in de avond toen zij weer terug gingen. [24]
Uit het opgenomen communicatieverkeer van het mobiele telefoonnummer dat gebruikt werd door de afpersers ( [telefoonnummer 1] ), bleek dat op 9 maart 2024 tussen 20:00 uur en 21.15 uur de
volgende reisbeweging (alle locaties in Arnhem) werd waargenomen:
  • 20:06 uur - telefoniemast Batavierenweg 25
  • 20:28 uur - telefoniemast Salvatorplein 10-140
  • 21:09 uur - telefoniemast Eusebiusbuitensingel 51 .
Op beelden van de openbare orde camera van de John Frostbrug is op 9 maart 2024 om 21:12 uur een scootmobiel met 2 personen te zien. Eén persoon zit op de scootmobiel, de andere persoon duwt de scootmobiel vooruit. De personen met de scootmobiel gaan vanuit Arnhem Zuid in de richting van Arnhem Noord. [25]
Uit de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer van verdachte blijkt dat die telefoon vanaf rond 16:00 uur een beweging maakte van zendmast Eusebiusbuitensingel 51 , Arnhem, naar Salvatorplein 10-140 , Arnhem (tussen 18:00 en 20:55 uur). [26]
De rechtbank concludeert dat verdachte samen met [medeverdachte 2] te zien is op de camerabeelden van de John Frostbrug. Verdachte heeft immers verklaard dat hij op 9 maart 2024 in de avond met [medeverdachte 2] in Arnhem Zuid was en dat het niet laat in de avond was toen zij weer terug gingen. Dit past bij de reisbeweging van de ‘afperstelefoon’. Verdachte heeft ook verklaard dat hij en [medeverdachte 2] op zaterdag 9 maart 2024 rond 21.30 uur een ontmoeting hadden met [medeverdachte 3] bij station Arnhem Velperpoort. [27]
Uit het opgenomen communicatieverkeer van het mobiele telefoonnummer dat gebruikt werd door de afpersers ( [telefoonnummer 1] ) bleek dat op 9 maart 2024 tussen 21:09 uur en 22:05 uur de volgende reisbeweging (alle locaties in Arnhem) werd waargenomen:
  • 21:09 uur - telefoniemast Eusebiusbuitensingel 51
  • 21.13 uur - camerabeelden Airborneplein
  • 21:15 uur - camerabeelden Airborneplein
  • 21.22 uur - camerabeelden Steenstraat – Boekhorststraat
  • 21.25 uur - camerabeelden Steenstraat – Westeinde
  • 21:27 uur - telefoniemast Velperweg 22-24
  • 21.28 uur - camerabeelden Sonsbeeksingel – Velperplein
  • 21 48 uur - telefoniemast Kazerneplein 2
  • 22.05 uur - telefoniemast Patersstraat 25 .
Dezelfde reisbeweging werd waargenomen op camerabeelden van de locaties die hiervoor zijn opgesomd. Ook op deze camerabeelden is verdachte samen met [medeverdachte 2] te zien met de scootmobiel. Op camerabeelden van ProRail is te zien dat verdachte en [medeverdachte 2] rond 21:30 uur een ontmoeting hebben met een derde persoon. [28] Dit sluit aan bij de verklaring van verdachte over de ontmoeting met [medeverdachte 3] bij station Arnhem Velperpoort, zoals hiervoor vermeld.
Verdachte heeft verder verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij verdachte in de woning van zijn vader (in de wijk [wijk], Arnhem) zijn blijven slapen. Ook op zondag 10 maart 2024 waren verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] samen. [29]
Zowel uit de verklaring van verdachte, als uit de verklaring van [medeverdachte 2] en de camerabeelden blijkt dat verdachte op zaterdag 9 maart 2024 vanaf het middaguur samen met [medeverdachte 2] was. Uit de taplijnen die werden aangesloten op het mobiele telefoonnummer van de afpersers ( [telefoonnummer 1] ) en het telefoonnummer van [naam] blijkt dat er op die bewuste zaterdag vanaf ongeveer 19:00 uur tot ongeveer 23:00 uur door de afpersers 2 telefoongesprekken zijn gevoerd met [naam] , 9 telefoongesprekken met [slachtoffer 1] en dat er in totaal 15 SMS-berichten over en weer zijn gestuurd tussen de afpersers en [slachtoffer 1] . [30] Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 maart 2024 weliswaar samen met [medeverdachte 2] was, maar dat [medeverdachte 2] ook af en toe wegging. Verdachte wist dan niet wat [medeverdachte 2] ging doen. Gelet op het grote aantal telefoongesprekken met ( [naam] en) [slachtoffer 1] en de duur daarvan, de verklaring van [medeverdachte 2] en het beeld dat ontstaat op basis van de camerabeelden, vindt de rechtbank deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 2] niet als bewijs kan dienen, omdat deze verklaring onbetrouwbaar is. De rechtbank vindt de verklaring van [medeverdachte 2] wel betrouwbaar. [medeverdachte 2] belast zichzelf en bovendien wordt zijn verklaring op essentiële punten ondersteund door objectief bewijs. Zo is het DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen op het briefje dat is gevonden bij [bedrijf 1] en klopt de reisbeweging op 9 maart 2024 waarover hij heeft verklaard met historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte en die van de ‘afperstelefoon’. De verklaring van [medeverdachte 2] dat hij op 7 maart 2024 niet in Arnhem was, klopt ook met de historische gegevens van zijn eigen telefoon. Dit komt vervolgens ook overeen met zijn verklaring dat op die datum de iPhone 12 Pro met het ‘afpersnummer’ niet (meer) in zijn bezit was, want dat toestel straalde toen aan in Arnhem. Bovendien blijkt uit tapgesprekken dat [medeverdachte 2] door anderen werd aangestuurd toen hij op weg was om de tas met geld op te halen op de met [slachtoffer 1] afgesproken locatie. Op dat moment gebruikte [medeverdachte 2] zijn eigen telefoonnummer ( [telefoonnummer 3] ) en kreeg hij instructies via het telefoonnummer dat werd gebruikt door de afpersers ( [telefoonnummer 1] ). Uit die afgeluisterde gesprekken blijkt de afpersers een aantal keer spreken in de ‘wij’-vorm en [medeverdachte 2] hen aanspreekt met ‘jullie’. [31] Ook dit sluit dus aan bij de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij door twee jongens is aangestuurd.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de onder 2 ten laste gelegde afpersing.
FEIT 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit te komen. Hij heeft de rechtbank daarom gevraagd om verdachte vrij te spreken.
De beoordeling door de rechtbank
In tegenstelling tot de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt als volgt.
In het voorgaande is uiteengezet dat de rechtbank verdachte medeverantwoordelijk houdt voor de afpersing van [slachtoffer 1] . Bij het eerste contact met [naam] dat plaatsvond op zaterdag 9 maart 2024 werd door de afperser meerdere malen gezegd: ‘wij zijn de jongens van tussen 4 a 5’. [32] Hiermee werd naar het oordeel van de rechtbank door de afpersers zelf de link gelegd met de explosie die had plaatsgevonden op donderdag 7 maart 2024 rond 4:20 uur.
Daarnaast is bij de doorzoeking van de woning van de vader van verdachte ( [adres 9] in [plaats 8] ) een leeg blikje Power Up energydrank in beslag genomen. Uit forensisch onderzoek naar de aluminium resten van het drankblikje die na de explosie zijn veiliggesteld op de plaats delict blijkt dat dit de resten zijn van hetzelfde merk en type blikje Power Up energydrank als het blikje dat werd inbeslaggenomen ten tijde van de doorzoeking van de woning van de vader van verdachte. Verdachte verklaarde bij de politie dat hij de blikjes Power Up energydrank ‘vast’ ergens had gekocht in de supermarkt. Uit onderzoek bleek echter dat deze blikjes energydrank alleen verkrijgbaar zijn bij de Makro en online in diverse webshops, maar niet bij de grote supermarktketens die zijn gevestigd in [plaats 8] . [33]
Tot slot hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] verklaart dat hij voordat hij op 9 maart 2024 naar Arnhem ging van de jongens die ook bij de afpersing betrokken waren, hoorde dat er een ontploffing was geweest en dat zij dat hadden gedaan. [34] Zoals hiervoor al uiteengezet bij de bespreking van feit 2, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 2] betrouwbaar is en dat verdachte één van de twee jongens is waar [medeverdachte 2] over spreekt. Al met al brengt dit de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing (vuurwerkbom).
In de zaak met parketnummer 05/249471-23 [35]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde feit.
De beoordeling door de rechtbank
De inbraak
Op 28 januari 2023 rond 00:15 uur werd ingebroken in het bedrijfspand van [bedrijf 2] aan de [adres 2] in Arnhem. Op de beelden van de beveiligingscamera’s van het bedrijf zijn twee verdachten te zien. Om toegang te krijgen tot het bedrijfspand is het slot van de loodsdeur eruit geboord. Ook de bedrijfsbus van [bedrijf 2] was weggenomen. [36]
Op beelden van de beveiligingscamera’s van onderwijsinstelling [onderwijsinstelling] in [plaats 9] van 28 januari 2023 om ongeveer 01:26 uur is de bedrijfsbus van [bedrijf 2] te zien. Ongeveer 13 minuten later is een witte bus te zien van het merk Mercedes Benz met kenteken [kenteken] . Te zien is dat er 2 personen in de bus zitten. Uit de beelden valt af te leiden dat de bedrijfsbus van [slachtoffer 2] met de achterzijde dicht bij de achterzijde van de Mercedes bus wordt geparkeerd. Te zien is dat deuren open en dicht gaan en na een tijd lopen 2 personen met versnelde pas weg van de bussen. [37]
Op 28 januari 2023 in de ochtend werd de bedrijfsbus van [slachtoffer 2] aangetroffen aan de [straat 2] in [plaats 9] . De laadruimte van de bus was leeg. [38]
Bij de inbraak zijn de volgende goederen weggenomen:
  • 3 elektrische fietsen van het merk Giant;
  • 1 (elektrische) fiets van het merk Gazelle;
  • 1 (kinder)fiets van het merk Cannondale;
  • 16 (kinder)fietsen/steppen van het merk Huffy;
  • een (pallet met daarop) een doos met inhoud van [bedrijf 3] ;
  • een (bouw)radio.
Bij [bedrijf 2] is geen sprake van opslag van goederen van derden, maar van overslag. Dit houdt in dat de goederen slechts korte tijd in de loods van [slachtoffer 2] staan. [40]
In een telefoongesprek van aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) erkent [medeverdachte 1] dat het niet slim is wat hij heeft gedaan. Hij geeft vervolgens aan dat hij de spullen aan [slachtoffer 2] wil teruggeven, maar dat hij tijd nodig heeft om de spullen terug te halen. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer dat bij [medeverdachte 1] in gebruik is, blijkt bovendien dat zijn telefoon op 28 januari 2023 om 01:11 uur aanstraalt op een zendmast in de buurt van [bedrijf 2] Op 28 januari 2023 om 01:36 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 1] aan op een zendmast in de buurt van onderwijsinstelling [onderwijsinstelling] in [plaats 9] . Dit is de plek waar de gestolen goederen vermoedelijk zijn overgeheveld van de bedrijfsbus van [slachtoffer 2] naar een gehuurd busje. [41]
De rol van verdachte
Op 27 januari 2023 heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) en nog een andere persoon een bus van het merk Mercedes Benz, met kenteken [kenteken] , opgehaald bij [bedrijf 4] in [plaats 10] . Het huurcontract stond op naam van [medeverdachte 4] . Verdachte heeft gebeld met het verhuurbedrijf om een afspraak te maken. Bij het ophalen van de bus heeft hij de borg betaald met zijn pinpas. [42]
Verdachte heeft verklaard dat hij iemand die hij via via kent heeft geholpen met het huren van de bus voor een verhuizing. Hij betwist dat hij opzet had op het behulpzaam zijn bij de inbraak. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte niet geloofwaardig om de volgende redenen.
Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij op 24 januari 2023 berichten uitwisselt met medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) over ‘het nakken van fietsen’. In die chat zegt [medeverdachte 5] tegen verdachte: ‘verwijder berichten beste’ en ‘is heet toch’. Vervolgens bevestigt verdachte dat hij de berichten weer zal verwijderen. [43]
Op 27 januari 2023 worden in de middag meerdere berichten gewisseld tussen verdachte en [medeverdachte 5] . Verdachte stelt voor dat hij en [medeverdachte 5] met die ‘djalla’ naar [plaats 10] rijden en dat zij dan met de bus terugrijden. Verdachte zal de djalla ‘bankoe’ en ‘een zak’ geven. [medeverdachte 5] stuurt verdachte het telefoonnummer van [bedrijf 4] in [plaats 10] . Vervolgens worden er meerdere berichten gestuurd over het reserveren van de bus en welke bus het moet zijn. Daarna wordt door [medeverdachte 5] nog aangegeven dat het een grotere bus moet zijn, die gereserveerd kan worden. Vervolgens stuurt verdachte om 15:18 uur een audiobestand aan [medeverdachte 5] waarin hij zegt dat hij naar hem toe komt, dat ze daarna naar de djalla gaan en dat ze dan gelijk de bus kunnen ophalen. [44]
Op 29 januari 2023 om 12:26 uur stuurt verdachte het volgende bericht aan [medeverdachte 5] : ‘Jo kan je die boys zeggen dat als die borg binnenkomt dat ik die hou. Geven se minder voor mij.’
Later die dag volgt nog een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 5] :
22:20 [medeverdachte 5] : Jo. Had je al gevraagd of die wilde
22:20 verdachte: Zlef niet maar mis kan hij kwijt.
22:20 [medeverdachte 5] : Nee hoeft niet bro. Komt goed. Laat maar.
22:20 verdachte: Hij vroeg welk model en maten. Ai.
22:20-22:24 [medeverdachte 5] : Ai. Als hij iemand weet die die gwn kent fzo die kind heeft kunne
we chekken maar niet dat die 10 man gaat vragen fzo : p. Chek maar. Is gwn voor
leefdtijd 4 tot 6 denk k fzo of niet
22:25 verdachte: Jatoch hij vroeg wel model enzo toch want hij weet niet
22:25 [medeverdachte 5] : Ja zeg gwn roze dames fietsje zws. Klein. En rest moeten we ff chekken.
Moeten ff met hem bellen dan als nodig is chekken wel.
22:26 Verdachte: Jatoch ja zeg ze ff dat ze checken dat ik precies weet welke. [45]
Uit de berichten van 27 januari 2023 (de dag voor de inbraak) leidt de rechtbank af dat verdachte contact heeft met [medeverdachte 5] over het stelen (‘nakken’) van fietsen en dat verdachte een persoon heeft geregeld die de bus voor hem wil huren. Vervolgens krijgt verdachte de gegevens van het autoverhuurbedrijf uit [plaats 10] van [medeverdachte 5] , waarna hij contact opneemt met het bedrijf om een bus te reserveren.
Uit de berichten van 29 januari 2023 (een dag na de inbraak) leidt de rechtbank af dat verdachte aan [medeverdachte 5] laat weten dat hij minder buit hoeft (‘geven die boys minder aan mij’) als hij de borg van de gehuurde bus mag houden. In de avond sturen verdachte en [medeverdachte 5] berichten over en weer die gaan over een contact dat ‘wil weten welk model en maten’. Verdachte geeft daarbij aan dat hij precies wil weten welke fietsen er zijn. Uit deze berichten en de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt wat de rechtbank betreft voldoende dat verdachte zowel opzet had op de inbraak als op de medeplichtigheid daaraan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk aan de totstandkoming van de inbraak heeft bijgedragen door vooraf (de huur van) een bus te regelen en deze bus ter beschikking te stellen voor de inbraak. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
In de zaak met parketnummer 05/220185-24 [46]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 9 t/m 12;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 13 t/m 15;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 16 t/m 18;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , p. 19 t/m 21;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 40;
- de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 augustus 2024.

3.De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
In de zaak met parketnummer 05/120641-24
1.
hij op
of omstreeks7 maart 2024 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een geprepareerde vuurwerkbom,
althans een brandbaar en/of explosief materiaal, voor de toegangsdeur van [bedrijf 1] , gelegen aan de [straat 1] te Arnhem, te plaatsen en deze geprepareerde vuurwerkbom,
althans een brandbaar
en/of explosief materiaal,aan te steken,
terwijl daarvan - gemeen gevaar voor goederen, te weten de (boven)woningen gelegen aan de [straat 1] te Arnhem en
/of- levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten bewoners en/of bezoekers van de (boven)woningen gelegen aan de [straat 1] te Arnhem, te duchten was;
2.
hij
op een of meerdere momentenin
of omstreeksde periode van 9 maart 2024 tot en met 10 maart 2024 te Arnhem,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 1] ,
althansde eigenaar van [bedrijf 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, althans een hoeveelheid echte en nagemaakte bankbiljetten,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel often dele aan die [slachtoffer 1] en
/ofeen derde toebehoorde
(n
)door
  • een briefje bij [bedrijf 1] te bezorgen met daarop de tekst “GAAN WE DIT SAMENOPLOSSEN OF MOETEN WIJ HET ZELF DOEN [telefoonnummer 1] WIJ VERWACHTEN BERICHT VOOR 24:00”,
  • (vervolgens) telefonisch tegen een medewerkster van [bedrijf 1] onder andere te zeggen “Wij zijn de jongens van tussen 4 a 5” en
  • (vervolgens) een SMS-bericht te sturen naar voornoemde [slachtoffer 1] , met daarin de tekst "Voor morgen middernacht moet er 30000 euro op deze BITCOIN adders staan anders brengt het feestje morgen avond nog meer overlast"
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer 1] onder andere te zeggen “Ja, dan ga je het uitzoeken. Is het begrepen, voor morgen 12 uur 30.000 euro op het Bitcoins adres. Ik zie het dan wel, anders komen de gevolgen. Duidelijk?”
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer 1] onder andere te zeggen “Ga me geen kanker scotoe ga er geen kanker politie bij halen dan hebben we een kanker probleem. Ga ik er een heel kankerfestival van bouwen”
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer 1] onder andere te zeggen "Ik heb u net gezegd dat ik niet dat er politie bij wordt betrokken. Er is een mogelijkheid om het op deze manier te regelen. Ma ik zou iemand anders sturen. Als deze persoon niet terug komt of ik rare andere dingen hoor dan komt er een kanker groot probleem. En deze probleem is al helemaal niet te overzien. Dus weet wel wat u hiermee euh.. weet wel dat u dit heel goed moet doen, want anders zijn de problemen niet te overzien. Ik vergeet het adres van je kankercafe nooit meer” en
  • (vervolgens) telefonisch tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij 15.000 euro wil hebben vandaag en dat hij, die [slachtoffer 1] , dat moet regelen en als dat niet lukt, er grote problemen komen,
  • (vervolgens) telefonisch afspraken te maken over de overdracht van het afgesproken geldbedrag,
  • (vervolgens) per SMS coördinaten naar die [slachtoffer 1] te sturen en aan die [slachtoffer 1] te vragen om een SMS te sturen met de locatie van het afgesproken geldbedrag, en
  • (vervolgens) zich naar de betreffende locatie te begeven en de tas waarin het geld zich bevond, te pakken.
In de zaak met parketnummer 05/249471-23
[medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] en
/ofeen
of meerander
(en)op
of omstreeks28 januari 2023 te Arnhem,
tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen,
- 3
, althans een of meer(elektrische) fietsen van het merk Giant en
/of
- 1
, althans een of meer(elektrische) fiets
envan het merk Gazelle en
/of
- 1
, althans een of meer (kinder
)fiets
envan het merk Cannondale en
/of
- 16
, althans een of meer (kinder
)fietsen/steppen van het merk Huffy en
/of
-
(een pallet met daarop
)een doos met inhoud van [bedrijf 3] en
/of
- een (bouw)radio
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan (klanten/afnemers van) [bedrijf 2] (gevestigd aan de [adres 2] ) en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking, inklimmingen
/ofeen valse sleutel,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op
of omstreeks27 januari 2023
te Arnhem en
/ofApeldoorn
en/of elders in Nederland,
/ofopzettelijk
gelegenheid,middelen
en/of
inlichtingenheeft verschaft, door
(tegen betaling
)een voertuig (te weten een
Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] ) ten behoeve van die [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] en
/of
anderen te huren
en/of het huurcontract van voornoemd voertuig op zijn naam op
te (laten) makenen
/ofdit voertuig ter beschikking te stellen.
In de zaak met parketnummer 05/220185-24
een onbekend gebleven dader in of omstreeks de periode van 14 juli 2023 tot en met
17 juli 2023 te Rotterdam, Sprang-Capelle, Harlingen en/of Leidschendam, althans in Nederland,
(telkens) een of meerdere geldbedragen (in totaal ongeveer € 221,15) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl die onbekend gebleven dader wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door in, op of omstreeks de periode van 1 juni 2023 tot en met 17 juli 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
zijn bankpas en/of bijbehorende pincode, althans zijn bankrekening ( [bankrekeningnummer] ) ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven dader.
De rechtbank heeft taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 05/120641-24
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de zaak met parketnummer 05/249471-23
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
in de zaak met parketnummer 05/220185-24
medeplichtigheid aan witwassen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De motivering van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet daarvan worden afgetrokken. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen. Hij eist daarbij een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten tijde van de feiten 19/20 jaar was en nog erg jong. Voor het geval de rechtbank besluit een gevangenisstraf op te leggen, heeft de raadsman gevraagd om deze gevangenisstraf niet de duur van de voorlopige hechtenis te laten overstijgen. De verdediging kan zich vinden in het opleggen van een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf als het komt tot oplegging van een straf en heeft zich voor wat betreft de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman is van mening dat het niet wenselijk is om naast een eventuele gevangenisstraf ook nog een werkstraf op te leggen, omdat daarmee mogelijk een risico op overvraging ontstaat.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 29 juli 2024 (het strafblad),
  • het rapport van Reclassering Nederland van 16 augustus 2024.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
De rechtbank constateert dat verdachte al eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Verdachte is ook na het plegen van de strafbare feiten die zijn tenlastegelegd onder de parketnummers 05/249471-23 en 05/220185-24 nog veroordeeld door de politierechter. De rechtbank laat dit meewegen in de strafafdoening (artikel 63 Sr).
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een explosie en het medeplegen van een afpersing. Hij heeft met een geïmproviseerde vuurwerkbom een aanslag gepleegd op een café in Arnhem. Enkele dagen later is door een mededader een briefje bezorgd bij dit café, waarna de eigenaar van het café telefonisch onder druk werd gezet om een groot geldbedrag te betalen. Verdachte en zijn mededaders hebben zich daarbij zeer dreigend en intimiderend opgesteld. De rechtbank overweegt dat de gevolgen van de aanslag en de afpersing groot zijn. De eigenaar van het café heeft door wat er is gebeurd te kampen met ernstige angstklachten en slaapproblemen. Ook heeft het gebeuren angst bij de medewerkers van het café teweeg gebracht. Het café heeft een tijdje moeten sluiten. Voorstelbaar is dat dit heeft geleid tot flinke financiële schade voor de eigenaar van het café en zijn medewerkers, net als zorgen over de vraag of zij in de toekomst nog wel hun werk en/of het bedrijf onbevangen zullen kunnen voortzetten. Het gebeuren treft mensen dus direct in hun bestaanszekerheid. Ook leiden dit soort willekeurige ontploffingen en afpersingen tot angstgevoelens in de maatschappij in het algemeen en bij (horeca)ondernemers in het bijzonder, die zich bijvoorbeeld zorgen maken of zij ook slachtoffer kunnen worden van dergelijke ernstige delicten.
Daarnaast is verdachte medeplichtig aan een inbraak en aan witwassen. De rechtbank overweegt dat ook dit nare feiten zijn, waarmee verdachte niet alleen schade, maar ook veel ongemak voor de slachtoffers heeft veroorzaakt.
Het advies van de reclassering
De reclassering vindt toepassing van het volwassenstrafrecht het meest toereikend, omdat bij verdachte geen sprake meer is van pedagogische beïnvloeding. De reclassering is van mening dat betrokkene op dit moment het beste zal passen in een begeleide woonvorm. Het is nog onduidelijk in hoeverre er sprake is van LVB problematiek, een onderzoek hierop zal worden uitgevoerd zodra betrokkene volledig abstinent is van middelen. De reclassering ziet in gesprekken met betrokkene niet terug dat hij functioneert op een kinderlijker niveau dan gelet op zijn leeftijd verwacht mag worden.
De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan schuldhulpverlening, zinvolle dagbesteding, een contactverbod met de medeverdachten en een locatiegebod met elektronisch toezicht. De reclassering heeft negatief geadviseerd over oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat deze strafmodaliteit een beschikbaar traject van behandeling en plaatsing in een RIBW zal doorkruisen.
De straf
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorgaande advies. Zij overweegt dat in vergelijkbare gevallen waarbij sprake is van het plegen van een aanslag met een vuurwerkbom, door andere rechters gevangenisstraffen van een aanzienlijke duur zijn opgelegd. In dit geval was sprake van een aanslag op een willekeurig uitgekozen café, gevolgd door de afpersing. De medeplichtigheid van verdachte aan de inbraak en het witwassen laat de rechtbank meewegen in strafverzwarende zin.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn nog jonge leeftijd en met het vermoeden van LVB-problematiek. De rechtbank ziet het belang van een goede begeleiding van verdachte na zijn detentie.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daaraan verbindt de rechtbank een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Door de ernst van de feiten komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van een aanzienlijk langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd en door de verdediging is bepleit. Dit houdt mede verband met de omstandigheid dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de verdediging, tot een bewezenverklaring komt voor het medeplegen van het tot ontploffing brengen van een vuurwerkbom.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Mede gelet op de gevangenisstraf van aanzienlijke duur die de rechtbank aan verdachte oplegt en het feit dat verdachte zich nog in voorlopige hechtenis bevindt, ziet de rechtbank geen aanleiding om de dadelijk uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (05/120641-24)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 7.458,59 aan materiële schade en € 7.500,00 aan smartengeld, allebei te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ten aanzien van een eventuele hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van de schade heeft de benadeelde partij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor wat betreft het gevorderde bedrag aan smartengeld en de materiële schade die ziet op de kosten van therapie. Dit is een bedrag van € 8.597,07. De officier van justitie vordert ook toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van smartengeld op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag te hoog is. De jurisprudentie die is aangehaald door de advocaat van de benadeelde partij ziet op aanslagen op woningen, waarbij de bewoners in sommige gevallen in de woning aanwezig waren. De raadsman is van mening dat een andere maatstaf dient te gelden bij het bepalen van de hoogte van de schade, omdat het in casu om een bedrijfspand gaat waar niemand aanwezig was tijdens de explosie. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat hij van mening is dat een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de schade die het gevolg is van de explosie en de schade als gevolg van de afpersing. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring dient het bedrag aan smartengeld aanzienlijk lager te worden vastgesteld dan door de benadeelde partij is gevorderd.
Over de materiële schade heeft de raadsman opgemerkt dat niet duidelijk is welk deel van de kosten van therapie verband houden met de ontploffing en/of de afpersing. Indien de rechtbank komt tot een toewijzing, is de raadsman van mening dat er een lager bedrag aan schadevergoeding dient te worden vastgesteld.
De raadsman is van mening dat de gevorderde bedragen voor het beschadigde vat bier en de flatscreen tv verband houden met de ontploffing en niet met de afpersing. Gelet op de bepleite vrijspraak, komen deze schadeposten niet voor vergoeding in aanmerking.
Over de schadeposten die zien op de gederfde omzet heeft de raadsman opgemerkt dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De raadsman is van mening dat dit deel van de vordering te ingewikkeld is en dat een verdere behandeling daarvan zorgt voor een onevenredige belasting van de strafzaak. Hij heeft de rechtbank daarom gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in dit deel van de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
De materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 146,- en € 95,70 voor de vliegtickets en het parkeergeld voldoende zijn onderbouwd en rechtstreeks verband houden met de bewezenverklaarde feiten. Dit geldt ook voor de gevorderde schadebedragen die zien op het beschadigde vat bier (€ 103,89) en de flatscreen tv (€ 400,-). De rechtbank zal deze bedragen toewijzen.
Omdat de rechtbank niet duidelijk is welk deel van de kosten van de therapiesessies rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank deze kostenpost deels toewijzen, tot een bedrag van € 550,-.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van het dossier en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Deze benadeelde partij is gelet op de aard en ernst van de normschending (de aanslag en de afpersing) op andere wijze in zijn persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 4.000,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 26 augustus 2024 (datum indiening vordering) wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding verschuldigd en vanaf 9 maart 2024 (datum bewezenverklaarde feit) over het smartengeld.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel alleen ziet op het toegewezen bedrag.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] (05/249471-23)
De benadeelde partij [bedrijf 2] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 20.208,54 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om het uitspreken van de hoofdelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Voor het geval de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering te ingewikkeld is, omdat het de vraag is of verdachte volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade nu het transportbedrijf ervoor heeft gekozen om zich niet te verzekeren tegen diefstal van alle in het bedrijfspand aanwezige goederen. Dat leidt tot een onevenredige belasting voor het strafgeding. De verdediging heeft de rechtbank daarom ook subsidiair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het, gelet op de geringe rol van verdachte, niet proportioneel is om hem hoofdelijk aansprakelijk te houden voor de volledige schade die is ontstaan door de inbraak. Verdachte heeft geen contact meer met de jongens die verantwoordelijk waren voor de inbraak en het is van belang dat dit zo blijft. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht verdachte te veroordelen tot betaling van een deel van de schade en niet voor het totaalbedrag.
De beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade. Of de benadeelde partij wel of niet hiervoor verzekerd is, doet aan deze aansprakelijkheid niet af. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, met uitzondering van het bedrag van € 447,50 voor de fiets van het merk Victoria omdat de diefstal van deze fiets niet ten laste is gelegd. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Verdachte is wettelijke rente verschuldigd vanaf 1 maart 2024.
De rechtbank overweegt dat verdachte als medeplichtige aan de bewezenverklaarde diefstal op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die hierdoor is ontstaan. Dat verdachte geen contact meer heeft en wil hebben met de jongens die de diefstal hebben gepleegd maakt dit niet anders. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte niet meer tot vergoeding gehouden is, indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel alleen ziet op het toegewezen bedrag.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2] (05/220185-24)
De benadeelde partij [aangever 2] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 100,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 6 augustus 2024 wettelijke rente verschuldigd.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel alleen ziet op het toegewezen bedrag.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/018318-23)

De politierechter heeft verdachte op 11 mei 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie echter aangegeven achter een schorsing van de voorlopige hechtenis te staan. Hierdoor heeft de officier van justitie de rechtbank gevraagd om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De raadsman heeft verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van maandag 2 september 2024 te schorsen, zodat verdachte kan starten met begeleid wonen bij de RIBW. Hij heeft daarom verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De beoordeling door de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis bij eerdere beslissing afgewezen en is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer moet worden gelegd.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 48, 49, 63, 157, 311, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van die gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaar onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
verblijft in een RIBW of andere instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nader te bepalen moment en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
meewerkt aan schuldhulpverlening;
meewerkt aan middelencontrole en verslavingsbehandeling;
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met medeverdachten in onderhavige zaken, te weten [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2008), [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum 3] 2004), [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] (geboren [geboortedatum 4] 1994), L. [medeverdachte 3] J. [medeverdachte 4] (geboren [geboortedatum 5] 1974) en [medeverdachte 5] (geboren [geboortedatum 6] 1994), zolang de reclassering dit nodig vindt;
op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] of [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
geeft Reclassering Nederland, locatie Arnhem, de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden
stelt als overige voorwaarden dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen;
beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
 gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 11 mei 2023, te weten een gevangenisstraf van 2 (twee) weken.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (05/120641-24)
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 1.295,59 (duizend tweehonderdvijfennegentig euro en negenenvijftig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 4.000,- (vierduizend euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 1.295,59 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en een bedrag van € 4.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 61 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen, dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] (05/249471-23)
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bedrijf 2] van een bedrag van € 19.761,04 (negentienduizend zevenhonderdéénenzestig euro en vier cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bedrijf 2] een bedrag te betalen van € 19.761,04 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 133 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen, dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] (05/220185-24)
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 2] van een bedrag van € 100,- (honderd euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 2] een bedrag te betalen van € 100,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 2 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Stoet (voorzitter), mr. M. Rietveld en mr. C.L. Pas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2024.
mr. C.L. Pas, mr. M.W. Stoet en de griffier
zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummers PL0600-2024105997 en PL0600-2024110328, gesloten op 18 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 60 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 65.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straat 1] , Arnhem), p. 68, 69 en 70.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 118.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 155.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 156.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 158.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 176.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 158 en 159.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 159 en 160.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 161.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 163.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 392.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 165.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 169 en 170.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 186.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 412.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 392.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 395-396.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 197.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 151.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 218 t/m 222.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 407.
24.De verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 27 augustus 2024.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 266.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 220.
27.De verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 27 augustus 2024.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 267 t/m 273.
29.De verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 27 augustus 2024.
30.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 155 en 156 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 157 t/m 174.
31.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 172 t/m 174.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 155.
33.Het proces-verbaal van doorzoeking van 8 april 2024, p. 306, het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 70, het proces-verbaal forensisch onderzoek aluminium resten drankblikje, p. 93, het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] d.d. 9 april 2024, p. 452 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 106.
34.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 399.
35.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, regio Gelderland Midden, team VVC Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023042835, gesloten op 28 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
36.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 56, het proces-verbaal van bevindingen, p. 74 en het proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf [adres 2] Arnhem, p. 333.
37.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 119 en 120.
38.Het proces-verbaal van aangifte, p. 57.
39.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 59 en het schade-onderbouwingsformulier van SHN, p. 3 en bijlage 15.
40.Het schade-onderbouwingsformulier van SHN, p. 2.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 156, het proces-verbaal van bevindingen, p. 192 en 193 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 245.
42.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 136 en 143, het proces-verbaal van bevindingen, p. 237 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 1] , p. 274.
43.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 204.
44.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 204 t/m 206.
45.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 206 en 207.
46.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, regio Gelderland Midden, team VVC Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023369720, gesloten op 25 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.