ECLI:NL:RBGEL:2024:6539

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
05/068155-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met pepperspray en geweld in vereniging

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die beschuldigd werden van poging tot zware mishandeling. De verdachten hebben op 5 maart 2023 in [plaats] samen met een medeverdachte het slachtoffer, [slachtoffer], meerdere keren in het gezicht en tegen het lichaam geslagen en met pepperspray in de ogen gespoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten, die gezamenlijk geweld hebben gepleegd. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen van respectievelijk 95 en 90 dagen, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdediging verworpen, omdat de verdachten de grenzen van proportionaliteit hebben overschreden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor immateriële schade, maar de vordering voor materiële schade is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de feiten en omstandigheden zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummer: 05/068155-23
Datum uitspraak : 29 augustus 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] (Roemenië),
ingeschreven aan de [adres 1] ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsman: mr. P.J. Verbeek, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer] één of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
- voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen de ogen, althans het gezicht, met pepperspray heeft/hebben gesprayd/gespoten,
- voornoemde [slachtoffer] op/aan het lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] van een trap heeft/hebben gegooid en/of getrokken en/of geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer] één of meerdere malen op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te [plaats] openlijk, te weten, op/aan [adres 2] te [plaats], in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door voornoemde [slachtoffer]
- één of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen,
- in/op/tegen de ogen, althans het gezicht, met pepperspray te sprayen/spuiten,
- op/aan het lichaam vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (vervolgens) van een trap te gooien en/of te trekken en/of te duwen en/of
- één of meerdere malen op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te trappen en/of te schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 maart 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
- één of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen,
- in/op/tegen de ogen, althans het gezicht, met pepperspray te sprayen/spuiten,
- op/aan het lichaam vast te pakken en/of vast te grijpen en/of (vervolgens) van een trap te gooien en/of te trekken en/of te duwen en/of
- één of meerdere malen op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te trappen en/of te schoppen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer ten aanzien van de tenlastegelegde feitelijke gedragingen,
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten
Verdachte is op 5 maart 2023 tezamen met de medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van [slachtoffer] te [plaats] gegaan. Daar hebben zij beiden [slachtoffer] en of meerdere malen in het gezicht en tegen het lichaam geslagen/gestompt, heeft verdachte hem bij zijn lichaam vastgegrepen, hem van de trap getrokken en geduwd en heeft medeverdachte die [slachtoffer] met pepperspray in zijn ogen gespoten en hem tegen het lichaam getrapt. [2]
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor het één of meerdere malen op/tegen het hoofd te trappen en/of schoppen, nu deze geweldshandeling niet op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld.
Medeplegen van een poging tot zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn medeverdachte door hun geweldshandelingen, waaronder in het bijzonder [slachtoffer] van de trap af trekken, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen.
Conclusie
Naar oordeel van de rechtbank is, gelet op het voorgaande, bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, te weten het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks5 maart 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer]
één ofmeerdere malen in/op/tegen het gezicht,
althans het hoofden/of het lichaam, heeft
/hebbengeslagen en/of gestompt,
- voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen de ogen,
althans het gezicht, met pepperspray heeft
/hebbengesprayd/gespoten,
- voornoemde [slachtoffer]
op/aan het lichaam heeft
/hebbenvastgepakt en/of vastgegrepen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] van een trap heeft
/hebben gegooid en/ofgetrokken en/of geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer]
één of meerdere malen op/tegen
het hoofd, althanshet lichaam, heeft
/hebbengetrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsman doet een beroep op noodweer en verzoekt om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van een anders lijf, namelijk van [naam] . Verdachte en zijn medeverdachte hebben gehandeld binnen de grenzen van de noodzakelijke verdediging, omdat zij stopten met de geweldshandelingen toen [naam] was bevrijd. Het kan niet worden uitgesloten dat [slachtoffer] een mes had, of dat verdachte en medeverdachte in de consternatie de telefoon van [slachtoffer] aangezien hebben als een mes.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte strafbaar is en dat een beroep op noodweer niet slaagt. Volgens de officier van justitie is aannemelijk dat sprake was van een noodweersituatie, namelijk de ogenblikkelijke aanranding van [naam] . De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat niet is voldaan aan het vereiste van subsidiariteit omdat verdachte de politie had kunnen bellen of aan aangever had kunnen vragen [naam] vrij te laten. Subsidiair stelt de de officier van justitie zich op het standpunt dat niet is voldaan aan het vereiste van proportionaliteit omdat, ongeacht of verdachte al dan niet een mes vast heeft gehad, de mate en intensiteit van geweld de grenzen van proportionaliteit heeft overschreden. Tot slot komt verdachte ook geen succesvol beroep op noodweerexces toe omdat niet is gebleken dat er bij verdachte sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) eerst de vraag moet worden beantwoord of er sprake was van een noodweersituatie in de zin van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Vervolgens wordt gekeken of verdachte bij de gevoerde verdediging niet de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit heeft overschreden. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of de door verdachte tegen deze aanranding gevoerde verdediging noodzakelijk was en of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was.
De rechtbank acht aannemelijk dat [naam] in de woning van aangever was voor het verrichten van betaalde seksuele diensten, dat er tussen hen onenigheid is geweest over geld, dat [naam] vanuit de woning telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte en dat hij en medeverdachte toen naar de portiek voor de woning zijn gegaan. De rechtbank acht verder aannemelijk dat [naam] op enig moment niet de vrijheid had om de woning te verlaten. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en [naam] hebben hierover verklaard en dit wordt door de camerabeelden ondersteund. Uit (de beschrijving van) de camerabeelden valt op te maken dat [naam] de deur open doet, maar dat aangever de deur weer dichtdoet.
Verdere belemmerende handelingen zijn op de beelden niet te zien. Dat aangever [naam] heeft bedreigd met een mes, of dat anderszins sprake was van een zeer bedreigende situatie is op de beelden niet te zien en is ook verder uit die beelden (bijvoorbeeld uit de waarneembare gezichtsuitdrukking van [naam] ) niet af te leiden. Dat aangever toen een mes vast zou hebben gehad wordt door aangever weersproken.
Op de beelden is te zien dat verdachte en medeverdachte aan de trap van de woning van aangever komen en met hem contact hebben, kort voor de poging zware mishandeling. Anders dan verdachte heeft verklaard is tijdens het geweld, daarvoor of daarna (tot het moment dat aangever zijn woning weer in gaat) op geen moment te zien dat aangever hen toen met een mes heeft bedreigd, aan hen een mes heeft getoond of zelfs maar een mes bij zich had. Dit had, als de verklaringen van verdachte medeverdachte en [naam] dat aangever hen toen met een mes zou bedreigen wel verwacht mogen worden. Enkele korte flitsen die op de beelden te zien zijn, worden verklaard door andere (glimmende of reflecterende) voorwerpen.
Nu desalniettemin aannemelijk is dat [naam] door aangever in haar bewegingsvrijheid werd beperkt en hij haar niet naar buiten liet, terwijl zij zich - in de woning van aangever - in een kwetsbare positie bevond, is volgens de rechtbank aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [naam] en dus van een noodweersituatie.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is echter niet aannemelijk dat sprake was van een dusdanig dreigende situatie dat de door verdachte en medeverdachte uitgeoefende geweldshandelingen door deze noodweersituatie werden gerechtvaardigd. Nog los van de vraag of verdachte en de medeverdachte andere mogelijkheden hadden om [naam] uit de situatie te bevrijden hebben zij hierbij in ieder geval de grenzen van de proportionaliteit overschreden. Het toegepaste geweld stond in geen verhouding tot de ernst van de situatie. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte en medeverdachte aangever onderaan de trap nog hebben geslagen en getrapt terwijl [naam] de woning al verlaten had.
Verder blijkt uit het procesdossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting niet dat er bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging, die heeft geleid tot overschrijding van de grenzen van een noodzakelijke verdediging.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer en noodweerexces. Er is ook geen andere omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluit.
De feiten en verdachte zijn strafbaar.

6.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank houdt bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij rekening wordt gehouden met het strafblad van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Samen met zijn medeverdachte heeft hij het slachtoffer voor zijn woning mishandeld door hem te slaan en van een trap af te trekken en het slachtoffer vervolgens bloedend op de grond achter te laten. Hoewel verdachte naar aangever was gekomen om [naam] te helpen die door aangever werd belemmerd om te vertrekken heeft verdachte de grenzen van de proportionaliteit overschreden door fors geweld toe te passen. Dergelijke eigenrichting is onaanvaardbaar en de rechtbank rekent hem dit aan.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf wel rekening met de bijdrage van de aangever in de aanleiding van dit incident.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft het uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 juli 2024 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank is met de officier van justitie en het subsidiaire verzoek van de verdediging van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf, van een duur zoals geëist, passend is. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient er voor te zorgen dat verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank wijkt in zoverre af van de eis van de officier van justitie dat zij aan de voorwaardelijk straf een proeftijd voor een langere duur zal koppelen dan geëist, teneinde een goede stok achter de deur te hebben voor verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen passend en geboden. Hierbij geldt een proeftijd voor de duur van 3 jaren. Indien de gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd, zal de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht worden afgetrokken van de duur van de gevangenisstraf.

7.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 385,00 aan materiële schade, te weten het eigen risico in verband met de ondergane medische behandelingen, en € 2.500,00 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij die ziet op de materiële schade moet worden afgewezen omdat dit deel onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade dient te worden afgewezen omdat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu deze schadepost is betwist en er daarvoor nadere onderbouwing, bewijslevering en uitwisseling van standpunten geboden is, wat een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengt.
Immateriële schadevergoeding
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onder meer recht op vergoeding van immateriële schadevergoeding in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde
lichamelijk letsel in de vorm van onderhuidse bloeduitstortingen, kneuswonden, schaafwonden en oppervlakkige huidbeschadigingen heeft opgelopen zoals blijkt uit de letselrapportage opgemaakt door de GGD. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen vergoeding, houdt de rechtbank rekening met bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank acht een bedrag van € 800,00 redelijk en billijk.
De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Verdachte is vanaf 5 maart 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
90 dagen;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte in verband met het strafbare feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 800,00aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 wijst de vordering tot immateriële schade voor het overige af;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van materiële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 800,00 aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 16 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat verdachte met de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele toegewezen bedrag;
 bepaalt als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Breed, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer P10600-2023099985, gesloten op 24 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 2 t/m 4, proces-verbaal van verhoor [naam] , p. 190 t/m 192, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 227 t/m 231, proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 254 t/m 256.