ECLI:NL:RBGEL:2024:6535

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
05.158250.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting en poging daartoe via Whatsappfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van oplichting en poging tot oplichting via WhatsApp-fraude. De verdachte, geboren in 1998 en op dat moment gedetineerd, maakte deel uit van een dadergroep die zich voordeed als de dochter van het slachtoffer. De oplichting vond plaats op 10 mei 2024, waarbij het slachtoffer werd benaderd via sms en WhatsApp met de boodschap dat haar dochter in nood verkeerde en geld moest overmaken. De verdachte werd uiteindelijk aangehouden toen hij bij het huis van het slachtoffer arriveerde om het geld op te halen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere leden van de dadergroep, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte als medepleger van de oplichting moest worden aangemerkt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de feiten ernstig waren, gezien de impact van WhatsApp-fraude op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.158250.24
Datum uitspraak : 30 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R. Delgado, advocaat in [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten het overmaken van een geldbedrag (ter grootte van 1481,95 euro), door
- zich voor te doen als een kind van die [slachtoffer] , door die [slachtoffer] een smsbericht te sturen
waarin zij aangesproken wordt als 'mama',
- in dat bericht te zeggen dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- [slachtoffer] te vragen een Whatsappgesprek te starten,
- in het Whatsappgesprek te zeggen dat de andere telefoon schade opgelopen zou hebben,
- te zeggen dat er openstaande rekeningen zouden zijn die per direct betaald zouden moeten
worden,
- te zeggen dat internetbankieren geblokkeerd zou zijn,
- te vragen of [slachtoffer] geld over zou willen maken,
- een IBAN, BIC, referentienummer en geldbedrag te sturen;
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, althans in Nederland
meermalen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere geldbedragen (ter
hoogte van 1871,95 euro en 3800 euro),
- zich voor heeft gedaan als een kind van die [slachtoffer] , door die [slachtoffer] een smsbericht te
sturen waarin zij aangesproken wordt als 'mama',
- in dat bericht heeft gezegd dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- [slachtoffer] heeft gevraagd een Whatsappgesprek te starten,
- in het Whatsappgesprek heeft gezegd dat de andere telefoon schade opgelopen zou hebben,
- heeft gezegd dat er openstaande rekeningen zouden zijn die per direct betaald zouden moeten
worden,
- heeft gezegd dat internetbankieren geblokkeerd zou zijn,
- heeft gevraagd of [slachtoffer] geld over zou willen maken,
- een IBAN, BIC, referentienummer en geldbedrag (1871,95 euro) heeft gestuurd,
- ( vervolgens) heeft gezegd dat [slachtoffer] een geldbedrag (3800 euro) in een envelop moest doen,
- heeft gezegd dat [slachtoffer] haar adres op de envelop moest schrijven,
- heeft gezegd dat [slachtoffer] een foto van die envelop moest maken en die foto moest opsturen,
- heeft gezegd dat een koerier die envelop op zou komen halen,
- naar het huisadres van die [slachtoffer] is gegaan,
- een bericht heeft gestuurd dat de koerier er zou zijn,
- heeft aangebeld bij het huis van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting van aangeefster voor een bedrag van € 3.800. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting ter zake van de andere twee bedragen zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft volledige vrijspraak bepleit. Verdachte is niet degene die de chatberichten aan aangeefster heeft gestuurd. Van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking was geen sprake. Verdachte is tegen een vergoeding op verzoek van een ander naar de woning van aangeefster gegaan om een envelop bij haar op te halen. Hij was zich er niet van bewust dat aangeefster door die ander werd opgelicht. Opzet op de gepleegde oplichting ontbreekt dan ook.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de onderlinge samenhang worden de feiten gezamenlijk besproken.
Bewijsmiddelen
Op 10 mei 2024 ontving aangeefster [slachtoffer] , woonachtig aan de [adres 2] in [plaats 1] , berichten van iemand die zich voordeed als haar dochter. Om
15:46 uurontving zij een sms-bericht met de volgende inhoud: “Hallo mama. Ik heb een nieuw nummer genomen. Stuur mij een bericht op mijn nieuwe WhatsApp” met daarbij een linkje. Nadat aangeefster op het linkje had geklikt, kwam zij terecht in de applicatie WhatsApp. Hierna ontving aangeefster van telefoonnummer [telefoonnummer 1] Whatsapp-berichten uit naam van haar dochter dat haar andere telefoon schade had opgelopen, dat er openstaande rekeningen waren die per direct betaald moesten worden en dat haar internetbankieren geblokkeerd was. Vervolgens werd aangeefster in de berichten gevraagd € 1.481,95 over te maken naar het opgegeven IBAN-, BIC- en referentienummer. Om
16:41 uurwas de verzochte betaling verricht waarna aangeefster desgevraagd een foto van haar scherm heeft gestuurd ter bevestiging dat de betaling was geslaagd.
Direct hierna ontving aangeefster een bericht met het verzoek € 1.871,95 over te maken naar een ander opgegeven IBAN-, BIC- en referentienummer. Nadat aangeefster berichtte dat de bank haar betalingen had geannuleerd, ontving zij een bericht met de vraag of zij contant geld in huis had. Even later ontving zij een bericht dat zij € 3.800,- in een envelop moest doen, haar adres en een opgegeven code hierop moest schrijven, hiervan een foto moest maken en deze foto moest versturen zodat een koerier het geld bij haar kon ophalen. Verbalisanten die vanaf circa
18:00 uurbij aangeefster waren, hebben haar telefoon hierna overgenomen en de gevraagde foto verstuurd. Vervolgens zagen zij een bericht binnenkomen dat de koerier de envelop zal ophalen rond
20:45 uur. Rond
20:50 uurzagen verbalisanten een bericht op het scherm verschijnen dat de koerier er met ongeveer
5 minutenzal zijn. Even later zagen verbalisanten een man de oprit van aangeefster oplopen. Zij hoorden dat er werd geklopt op de voordeur. Op dat moment kwam een bericht op de telefoon van aangeefster binnen met de tekst: “de koerier is gearriveerd”. Aangeefster heeft de deur opengemaakt en gevraagd of de man iets op kwam halen. Op de vraag werd bevestigend geantwoord en aangeefster heeft de man gevraagd binnen te komen. Om 21:10 uur werd verdachte aangehouden in de woning van aangeefster. [2]
Rond 21:10 uur zagen verbalisanten op de kruising [kruising] in [plaats 1] een zwarte Toyota staan. De bestuurster, genaamd [getuige] , vertelde verbalisanten dat zij werkte als taxichauffeuse voor [bedrijf 1] en dat een man met telefoonnummer [telefoonnummer 2] via WhatsApp een rit bij haar had geboekt. Zij heeft de man vervolgens opgehaald op de parkeerplaats bij Burger King in Zevenaar . De man stond daar met een auto (grijze Citroen Cl ), zou daarmee pech hebben en had daarom een taxi gebeld. Er was nog een man bij maar die bleef achter. Zij heeft de man afgezet ter hoogte van voornoemde kruising. De man had haar gevraagd op deze plaats te blijven wachten; hij zou zo terug zijn. Tijdens de rit zat de man veel op zijn telefoon. [3]
Op camerabeelden is te zien dat om 21:05 uur een man uit een zwarte auto stapt op de kruising [kruising] . Hij heeft een telefoon in de hand waar hij de hele tijd op kijkt. [4] Te zien is dat de man om
21:07 uurop de oprit van de [adres 4] loopt in de richting van woningen met aflopende nummering en op zijn telefoon kijkt. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tegen betaling op verzoek van een voor hem onbekende persoon in [woonplaats] vanuit zijn woonplaats in een auto van een ander naar [plaats 1] is vertrokken om daar een enveloppe op te halen. In de enveloppe zou (onder andere) contant geld zitten. Hij had het adres van aangeefster doorgekregen dat hij in zijn mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer 2] had gezet. [6]
Bij zijn aanhouding had verdachte een schoudertasje bij zich met daarin zijn telefoon met nummer [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek naar de telefoon blijkt dat hiermee op 10 mei 2024 rond 20:28 uur is gebeld naar het nummer [telefoonnummer 3] , dat op naam staat van [getuige] . Tijdens dit gesprek werd door de telefoon een zendmast in Zevenaar ( Hunneveldweg 14 ) aangestraald. Verder blijkt uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon dat op 10 mei 2024 vanaf
17.36 uureen verplaatsing plaatsvond van zendmasten in [woonplaats] naar zendmasten in Zevenaar , Zeddam en [plaats 1] . [7] Op de telefoon stonden tevens afbeeldingen van Google Maps van een routebeschrijving naar een ingestelde locatie aan de [adres 2] (de rechtbank begrijpt: in [plaats 1] ), gemaakt op 10 mei 2024 om onder meer 19:17 uur vanaf een locatie op de A15 met een vermelde reisafstand van 86 km en een reistijd van 1 uur en 17 minuten. [8] Ook werd een afbeelding van een actieve routebeschrijving aangetroffen vanaf de E35 ter hoogte van Zevenaar naar de ingestelde locatie met een verwachte reistijd van 14 minuten en een verwachte aankomsttijd van 20:29 uur. [9]
Uit onderzoek van de politie volgt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] waardoor aangeefster is benaderd, een prepaid-nummer betreft dat in de periode vanaf 27 april 2024 alleen in gebruik is geweest op 10 mei 2024 vanaf 15:23 uur en uitsluitend telefoniemasten in [woonplaats] heeft aangestraald. Een van de aangestraalde masten bevond zich ter hoogte van de [adres 5] . Verder blijkt uit informatie die de politie heeft ontvangen dat er op 10 mei 2024 zeer veel sms-berichten zijn uitgegaan vanaf nummer [telefoonnummer 1] en dat de ontvangers woonachtig zijn door het hele land. De sms-berichten werden allemaal kort na elkaar verzonden waardoor het vermoeden bestaat dat een zelfde bericht in één keer werd verzonden naar verschillende nummers, een zogenaamde sms-bom. [10]
Tussenconclusies
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster is opgelicht door middel van zogenaamde WhatsAppfraude, gepleegd met gebruikmaking van (prepaid)-nummer [telefoonnummer 1] . Verder volgt uit onderzoek van de politie dat dit telefoonnummer op 10 mei 2024 is gebruikt voor het in korte tijd versturen van een zeer grote hoeveelheid berichten, vermoedelijk deels met dezelfde inhoud, naar tal van nummers. Uit de beschreven mastgegevens volgt dat alle berichten werden verzonden vanuit [woonplaats] . Een van de daarbij gebruikte zendmasten bevond zich in de straat van verdachte ( [adres 1] ). De door aangeefster ontvangen chatberichten staan dus niet op zichzelf maar maken (hoogstwaarschijnlijk) deel uit van een grotere criminele actie, uitgevoerd vanuit [woonplaats] .
In het dossier is beschreven dat verbalisanten nadat zij in de woning van aangeefster zijn gearriveerd op verzoek van de “dochter” kort na 18:00 uur een foto van de enveloppe met geld, met daarop vermeld het adres van aangeefster, hebben verstuurd naar het nummer [telefoonnummer 1] . Bovengenoemde mastgegevens van de telefoon van verdachte laten rond diezelfde tijd een reisbeweging zien vanaf [woonplaats] in de richting van [plaats 1] . Dat verdachte in die tijd van [woonplaats] richting [plaats 1] is vertrokken, wordt ondersteund door de op zijn telefoon aangetroffen afbeeldingen van Google Maps waaruit volgt dat hij om 19:18 uur nog 126 kilometer verwijderd was van de [adres 2] in [plaats 1] . Daaruit is op te maken dat verdachte tussen 18:00 uur en 19:18 in de auto is gestapt om naar [plaats 1] te rijden.
Verder concludeert de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, dat verdachte de man is die bij [getuige] de taxirit heeft geboekt van Zevenaar naar [plaats 1] en haar heeft gevraagd om op de kruising [kruising] , gelegen op zo’n 2 minuten lopen van de woning van aangeefster, op hem te blijven wachten. Uit de beschreven camerabeelden waarop een man, de rechtbank concludeert verdachte, is te zien en hetgeen [getuige] aan verbalisanten heeft verteld, komt naar voren dat verdachte onderweg naar de woning van aangeefster voortdurend op zijn telefoon bezig was. In diezelfde tijd ontving aangeefster – van het nummer [telefoonnummer 1] uit [woonplaats] - berichten over de aankomsttijden van de koerier, die zoals uit de berichten is op te maken, uiteindelijk ruim 15 minuten later zou aankomen dan aanvankelijk was aangekondigd. Kennelijk heeft verdachte onderweg naar aangeefster in Zevenaar autopech gekregen. Verdachte is daarna in zijn eentje in een taxi gestapt richting [plaats 1] . Precies op het moment dat verdachte bij de woning van aangeefster aanklopte, ontving zij bericht dat de koerier was gearriveerd. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte onderweg naar aangeefster nauw contact heeft onderhouden met de verzender(s) van de chatberichten in [woonplaats] en deze nauwgezet op de hoogte heeft gehouden van zijn aankomsttijd, waarbij de onverwachte vertraging door verdachte is gecommuniceerd en de verzender(s) van de chatberichten deze vertraging vanaf het nummer [telefoonnummer 1] aan aangeefster hebben doorgegeven.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat de hierboven beschreven vorm van oplichting via Whatsapp-fraude voorbereiding, planning en samenwerking tussen meerdere personen vraagt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de drie betaalverzoeken aan aangeefster kort na elkaar zijn verstuurd. Nadat aangeefster had aangegeven dat haar betalingen door de bank waren geannuleerd, veranderde de oplichtingsstrategie direct en werd haar gevraagd om een fors bedrag aan contant geld, dat door een koerier bij haar zou worden opgehaald. De rechtbank is van oordeel dat de tijdspanne tussen de door aangeefster ontvangen chatberichten, verzonden vanuit de woonplaats van verdachte, het moment waarop de politie een foto van de enveloppe met contant geld vanaf de telefoon van aangeefster naar het nummer [telefoonnummer 1] stuurt, en het hierop volgende vertrekmoment van verdachte uit [woonplaats] naar de woning van aangeefster, zodanig kort is dat het niet anders kan dan dat de personen die bij deze handelingen zijn betrokken samen één dadergroep vormden, slagvaardig opererend vanuit [woonplaats] . Daarbij overweegt de rechtbank dat [plaats 1] vanuit [woonplaats] gezien op flinke afstand ligt. Dit leidt de rechtbank toch de conclusie dat al duidelijk was dat verdachte als koerier zou (kunnen) fungeren op het moment dat aangeefster werd bericht dat iemand het geld bij haar zou komen ophalen. Verdachte was van meet af aan betrokken bij de oplichtingshandelingen jegens aangeefster. Daaraan doet niet af dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf berichten naar aangeefster heeft gestuurd. Bij het oordeel dat verdachte deel uitmaakte van de dadergroep hecht de rechtbank tevens grote betekenis aan de omstandigheid dat verdachte onderweg naar aangeefster kennelijk voortdurend in contact stond met de gebruiker(s) van nummer [telefoonnummer 1] . Hierdoor kon(den) deze gebruiker(s) aangeefster immers op de hoogte houden van de verwachte aankomsttijd van de koerier. Bovendien heeft de rechtbank hierbij betrokken dat verdachte vanwege kennelijke autopech in Zevenaar direct een taxibedrijf heeft ingeschakeld zodat hij alsnog zo snel mogelijk het geld kon ophalen bij aangeefster. Dat verdachte zich niet bij de woning van aangeefster maar in een verderop gelegen straat heeft laten afzetten en de taxichauffeuse had gevraagd daar op hem te blijven wachten, draagt bij aan het oordeel dat verdachte opzet had op de oplichting van aangeefster en dat hij hieraan opzettelijk een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd door het geld op te gaan halen. De samenwerking was intensief en de bijdrage van verdachte was van voldoende gewicht. Verdachte maakte naar het oordeel van de rechtbank actief deel uit van een dadergroep die zich bezig hield met oplichting. Door op voornoemde wijze deel uit te maken van bovenstaande dadergroep die gezamenlijk heeft geopereerd bij de oplichting van aangeefster, is sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat verdachte moet worden aangemerkt als medepleger van de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting en de onder 2 ten laste gelegde poging tot oplichting van aangeefster.
Ter zitting heeft verdachte voor het eerst naar voren gebracht dat hij op spontaan verzoek van een onbekende persoon die hij tegenkwam in een café in [woonplaats] tegen betaling naar de woning van aangeefster is gegaan om een envelop met (onder andere) geld voor hem op te halen en dat hij geen verdere kennis van zaken had. Daargelaten dat verdachte zich bij de politie nagenoeg volledig heeft beroepen op zijn zwijgrecht en bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij voor privézaken in [plaats 1] was, kan hij desgevraagd geen enkele contact- of andere identificerende gegevens van voornoemde persoon verstrekken om zijn verhaal te kunnen verifiëren. Onder deze omstandigheden en bezien tegen de achtergrond van bovenstaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank het door verdachte beschreven scenario niet aannemelijk geworden zodat zij hieraan voorbij gaat. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder feit 1 en 2.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks10 mei 2024 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/of(een
)ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en
/of vaneen valse hoedanigheid en
/of door listige
kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten het overmaken van een geldbedrag (ter grootte van 1481,95 euro), door
- zich voor te doen als een kind van die [slachtoffer] , door die [slachtoffer] een sms-bericht te sturen
waarin zij aangesproken wordt als 'mama',
- in dat bericht te zeggen dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- [slachtoffer] te vragen een WhatsAppgesprek te starten,
- in het WhatsAappgesprek te zeggen dat de andere telefoon schade opgelopen zou hebben,
- te zeggen dat er openstaande rekeningen zouden zijn die per direct betaald zouden moeten
worden,
- te zeggen dat internetbankieren geblokkeerd zou zijn,
- te vragen of [slachtoffer] geld over zou willen maken,
- een IBAN, BIC, referentienummer en geldbedrag te sturen;
2.
hij op
of omstreeks10 mei 2024 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
althans in Nederland
meermalen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten meerdere geldbedragen (ter
hoogte van 1871,95 euro en 3800 euro),
- zich voor heeft gedaan als een kind van die [slachtoffer] , door die [slachtoffer] een sms-bericht te
sturen waarin zij aangesproken wordt als 'mama',
- in dat bericht heeft gezegd dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- [slachtoffer] heeft gevraagd een WhatsAppgesprek te starten,
- in het WhatsAppgesprek heeft gezegd dat de andere telefoon schade opgelopen zou hebben,
- heeft gezegd dat er openstaande rekeningen zouden zijn die per direct betaald zouden moeten
worden,
- heeft gezegd dat internetbankieren geblokkeerd zou zijn,
- heeft gevraagd of [slachtoffer] geld over zou willen maken,
- een IBAN, BIC, referentienummer en geldbedrag (1871,95 euro) heeft gestuurd,
-
(vervolgens
)heeft gezegd dat [slachtoffer] een geldbedrag (3800 euro) in een envelop moest doen,
- heeft gezegd dat [slachtoffer] haar adres op de envelop moest schrijven,
- heeft gezegd dat [slachtoffer] een foto van die envelop moest maken en die foto moest opsturen,
- heeft gezegd dat een koerier die envelop op zou komen halen,
- naar het huisadres van die [slachtoffer] is gegaan,
- een bericht heeft gestuurd dat de koerier er zou zijn,
- heeft aangeklopt bij het huis van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van oplichting.
feit 2:
Medeplegen van poging tot oplichting.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie die alleen een deel van feit 2 bewezen acht, heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval, ondanks de bepleite vrijspraak, tot gedeeltelijke bewezenverklaring van feit 2 wordt gekomen, heeft de raadsman gepleit voor een straf gelijk aan het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met ten minste een ander schuldig gemaakt aan oplichting en poging tot oplichting, gepleegd in de vorm van WhatsAppfraude. Het slachtoffer ontving van de dadergroep die opereerde vanuit [woonplaats] , berichten waarin de verzender zich voordeed als haar dochter en haar aansprak met ‘mama’. In de berichten werd er druk op haar uitgeoefend om openstaande rekeningen van haar dochter per direct te betalen omdat haar dochter in nood zat. Toen aangeefster na het tweede betaalverzoek aangaf dat de betalingen door de bank waren geannuleerd, kreeg zij de opdracht € 3.800 in een envelop te doen die een koerier bij haar kwam ophalen. Enkele uren later stond verdachte bij haar voor de deur om het geld in ontvangst te nemen. Door tussenkomst van de bank hebben verdachte en zijn mededader uiteindelijk geen geld van aangeefster buitgemaakt. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van aangeefster in het digitale verkeer. Daarnaast zorgt WhatsApp-fraude voor angstgevoelens bij de slachtoffers en gevoelens van onveiligheid bij anderen in de samenlevering. Het is algemeen bekend dat feiten als deze veel impact hebben op de gedupeerden en hun omgeving. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en had alleen oog voor eigen financieel gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte, zeker gezien zijn leeftijd, een fors strafblad heeft waarop met name zware vermogensfeiten staan. In 2020 is hij onder meer veroordeeld voor betrokkenheid bij een gewapende overval. Kennelijk heeft de tenuitvoerlegging van de hiervoor opgelegde gevangenisstraf van 42 maanden niet kunnen voorkomen dat hij in relatief korte tijd opnieuw in de fout is gegaan.
De reclassering heeft onderzoek gedaan naar verdachte en beschreven dat sprake is van een hardnekkig delictpatroon. Verdachte valt onder de HIT-aanpak in [woonplaats] ; een persoonsgerichte aanpak van plegers van overvallen, straatroven en woninginbraken. Belangrijke risicofactoren zijn de financiële situatie van verdachte, zijn sociaal netwerk en zijn psychosociaal functioneren. Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid en ADHD wat maakt dat hij impulsief gedrag vertoont en de gevolgen van zijn gedrag niet goed kan overzien. Eerdere, deels recent ingezette hulp- en reclasseringstrajecten hebben niet kunnen voorkomen dat verdachte is gerecidiveerd. Gelet hierop ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Hoewel de rechtbank anders dan de officier van justitie tot volledige bewezenverklaring komt, acht zij een gevangenisstraf van 6 maanden niet aan de orde. Reden hiervoor is dat het bewezenverklaarde mede ziet op poging tot oplichting waarvoor vermindering van de op te leggen straf met een derde geldt.
Rekening houdend met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de hoogte van het totale oplichtingsbedrag, het strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 45, 47, 56 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Goossens, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en
mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2024.
Mrs. Van der Mei, Goossens en Fransen zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202406101433, gesloten op 10 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte p. 55-56, fotoblad met afschrijving p. 72, proces-verbaal van bevindingen p. 53, proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever p. 68.
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 98-99.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 120.
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 129, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal p. 74.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 augustus 2024.
7.Proces-verbaal van bevindingen p. 155 en proces-verbaal van bevindingen p. 182.
8.Proces-verbaal van bevindingen p. 178.
9.Proces-verbaal van bevindingen p. 183-184.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 139-140.