ECLI:NL:RBGEL:2024:6530

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
05/063716-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid in een sauna met oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 17 september 2023 in een sauna, waar de verdachte de aangever, een man die aan het douchen was, heeft aangeraakt op een seksuele wijze. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever, die zich kwetsbaar voelde in de sauna, door de verdachte is gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte heeft ontkend dat hij opzettelijk handelde en stelde dat hij was uitgegleden, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt uitgevoerd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan smartengeld aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij werd vastgesteld dat de benadeelde partij geestelijk letsel had opgelopen door de aanranding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/063716-24
Datum uitspraak : 25 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1948 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsman: mr. W. Vahl, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
11 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2023 te [plaats] (gemeente [gemeente]), althans in Nederland, [slachtoffer] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
- in de richting van die [slachtoffer] te lopen en/of
- ( onverhoeds) de (onder)buik en/of penis/schaamstreek van die [slachtoffer] te strelen
en/of betasten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum, omdat de verklaring van aangever geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Volgens de raadsman is er hoogstens voldoende bewijs voor het aanraken van aangever. Dit is echter niet in strijd met de sociaal-ethische norm gebeurd en moet worden gezien in de context. Het aanraken gebeurde per ongeluk, omdat verdachte uitgleed.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 17 september 2023 aan het douchen was in sauna [bedrijf] in [plaats] , gemeente [gemeente] . Terwijl hij aan het douchen was, kwam er een man in de douche tegenover hem staan. Na een aantal minuten kwam deze man hem tegemoet lopen. Toen de man naast aangever stond reikte de man zijn hand uit en plaatste zijn hand op aangevers onderbuik/schaamstreek. Vervolgens liet de man zijn hand naar beneden glijden langs aangevers geslachtsdeel en streelde hij over zijn penis. [2]
Getuige [getuige] , medewerker van sauna [bedrijf] , heeft verklaard dat er op 17 september 2023 een jongeman (de rechtbank begrijpt: aangever) vanuit de douche naar haar toe kwam lopen. Aangever vertelde haar dat hij onder de douche stond, dat een man naar hem toe was gelopen en dat deze man zijn geslachtsdeel had vastgepakt. Zij vond dat aangever geschrokken oogde toen hij het aan haar vertelde. Ook probeerde hij zachtjes te praten. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 17 september 2023 in sauna [bedrijf] in [plaats] onder de douche stond. Tegenover hem stond iemand anders te douchen. Verdachte heeft verklaard dat hij de andere persoon aangeraakt heeft. [4]
Juridisch kader
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenfeit. De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken zich regelmatig de situatie voordoet dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever en de vermeende dader. Dat is ook in deze zaak het geval. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank zal dan ook de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever moeten beoordelen. Indien de rechtbank de verklaring betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Betrouwbaarheid verklaring van aangever
Aangever heeft op 22 september 2023 aangifte gedaan. Hij heeft daarnaast kort na het incident aan getuige [getuige] verklaard wat er was gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat zijn verklaring bij de politie op belangrijke onderdelen overeenkomt met wat hij kort na het incident heeft verteld aan getuige [getuige] . Zijn verklaringen zijn daarnaast gedetailleerd en komen authentiek over. De betrouwbaarheid van de verklaring van aangever wordt naar het oordeel van de rechtbank ook gesterkt door het gegeven dat er voor aangever geen enkele kenbare aanleiding bestond om verdachte (iemand die hij niet kent) vals te beschuldigen van het tenlastegelegde. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaring van aangever voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever steun vindt in de getuigenverklaring van [getuige] . Getuige [getuige] heeft verklaard dat aangever geschrokken oogde toen hij kort na het incident aan haar vertelde wat er was gebeurd. Ook probeerde hij zachtjes te praten. Ook tijdens een gesprek dat medewerkers van de sauna in het bijzijn van aangever met verdachte hebben gevoerd, was aangever stil en zei hij niets. [5] Dit is een eigen waarneming van een getuige van de emotie van aangever. De rechtbank ziet daarnaast ook ondersteuning in de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft immers verklaard dat hij in de sauna onder de douche stond en iemand heeft aangeraakt. Dat verdachte aangever per ongeluk heeft aangeraakt omdat hij uitgleed, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Daarbij is van belang dat verdachte pas tijdens het verhoor bij de politie met dit alternatieve scenario is gekomen. Verdachte heeft kort na het incident een gesprek gevoerd met medewerkers van de sauna. Ook heeft hij een aantal dagen na het incident telefonisch contact gehad met een medewerker van de sauna. Verdachte gaf in deze gesprekken aan dat hij niet wist waar het over ging en hij ontkende. Hij heeft in beide gesprekken niet verteld dat hij zou zijn uitgegleden. Deze reactie past naar het oordeel van de rechtbank niet bij iemand die onopzettelijk een ander heeft aangeraakt en is uitgegleden. De rechtbank vindt daarmee het verhaal van verdachte dat hij is uitgegleden, niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever in voldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Nu er voldoende steunbewijs is voor de aangifte en de rechtbank de verklaring van de aangever betrouwbaar acht, acht zij de handelingen waarover aangever heeft verklaard wettig en overtuigend bewezen.
Ontuchtige karakter handelingen
De rechtbank ziet zich ten slotte voor de vraag geplaatst of de handelingen van verdachte te karakteriseren zijn als ontuchtige handelingen. Voor de beantwoording van de vraag of de handelingen ook kunnen worden aangemerkt als ‘ontuchtige handelingen’ in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (oud), moet het volgens vaste rechtspraak gaan om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Verdachte heeft aangevers penis en schaamstreek gestreeld en betast. Deze handelingen hebben naar hun aard een onmiskenbare seksuele strekking en zijn in strijd met de sociaal-ethische norm. Nu de handelingen onverhoeds hebben plaatsgevonden is sprake van dwang door een andere feitelijkheid.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 september 2023 te [plaats] (gemeente [gemeente]),
althans in Nederland,[slachtoffer] , door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheidheeft gedwongen tot het dulden van
een of meerontuchtige handelingen, door
- in de richting van die [slachtoffer] te lopen en
/of
- ( onverhoeds) de (onder)buik en
/ofpenis/schaamstreek van die [slachtoffer] te strelen
en
/ofbetasten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat niet duidelijk is of er herhalingsgevaar is. Ook acht hij de proeftijd van drie jaar te lang.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in een sauna schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en heeft zijn gevoel van veiligheid verminderd. Aangever was op het moment dat de aanranding plaatsvond kwetsbaar gezien de setting en het feit dat hij naakt was. Een sauna moet een rustgevende en veilige omgeving zijn voor bezoekers en bezoekers moeten ervan uit kunnen gaan dat zij naar een sauna kunnen gaan zonder geconfronteerd te worden met grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van de situatie. Hij heeft met zijn handelen het veiligheidsgevoel van aangever aangetast. Dergelijk handelen tast bovendien het algemene gevoel van veiligheid aan bij bezoekers van een sauna.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 7 augustus 2024. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de retourzending van de reclassering van 22 juli 2024, waaruit volgt dat het de reclassering niet is gelukt om met verdachte in gesprek te gaan.
De straf
Alles afwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren, passend. De rechtbank hoopt dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf verdachte ervan weerhoudt om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, is gelegen in het feit dat de ontkennende houding van verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting de rechtbank zorgen baart. Deze zorgen worden versterkt door het feit dat het de reclassering niet is gelukt met verdachte in contact te komen. De rechtbank ziet geen reden om een kortere proeftijd aan de voorwaardelijke straf te verbinden, zoals verzocht door de raadsman. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 80 uren opleggen, te vervangen door 40 dagen hechtenis als verdachte deze niet of niet goed zou uitvoeren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat er onvoldoende onderbouwing is. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de door de benadeelde partij aangehaalde zaken niet te vergelijken zijn met onderhavige zaak.
Overweging van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij is gebaseerd op artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald dat een benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als geen sprake is van geestelijk letsel kan een aantasting in de persoon op andere wijze worden aangenomen. De benadeelde zal in dat geval in beginsel met concrete gegevens moeten onderbouwen dat de ernstige normschending dermate ingrijpende gevolgen voor hem/haar heeft gehad, dat hij/zij in de persoon is aangetast. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de daaruit voor de benadeelde voortvloeiende nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon kan worden aangenomen, zonder onderbouwing aan de hand van stukken.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Op basis van de ingediende schadevordering kan niet naar objectieve maatstaven worden vastgesteld dat er bij benadeelde sprake is van geestelijk letsel, maar de rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Dat ligt vooral besloten in het feit dat de benadeelde partij in het douchegedeelte van een sauna is geconfronteerd met een aanranding. Dit zou een veilige plek moeten zijn. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. De rechtbank zal dan ook een immateriële schadevergoeding toekennen. De rechtbank begroot de immateriële schade van de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 1.000,00.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Verdachte is vanaf 17 september 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezen verklaarde tot
een taakstraf van 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. S. Jansen en mr. J.F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023431498, gesloten op 2 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 3-7.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 15-17.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2024.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 16.