ECLI:NL:RBGEL:2024:6526

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
05/320689-23; 01/038070-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 1 december 2023 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Griftdijk in Nijmegen, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Renault, een gevaarlijke inhaalmanoeuvre uitvoerde. De verdachte had zijn zicht op het tegemoetkomende verkeer beperkt door de auto voor hem, een Porsche, en het verloop van de weg. Tijdens het inhalen botste hij frontaal op een bromfietser, genaamd [slachtoffer], die als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid in het verkeer, wat leidde tot de fatale gevolgen. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, samen met een rijontzegging van 18 maanden en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De verdachte had eerder al verkeersdelicten op zijn naam staan, wat de rechtbank meebracht in haar overwegingen. De rechtbank benadrukte de ernst van de gevolgen van het ongeval en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/320689-23; 01/038070-21 (tul)
Datum uitspraak : 22 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. W. J. Hopmans, advocaat in Groesbeek.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Nijmegen als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Renault ), daarmede
rijdende over de weg, de Griftdijk,
terwijl het donker was en/of
terwijl de straatverlichting in werking was en/of
terwijl hij bekend is met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een bocht naar rechts (vanuit de
rijrichting van verdachte) naderde en/of
terwijl zijn zicht op het tegemoetkomende verkeer (deels) beperkt werd door het
voor hem, verdachte, rijdende personenauto (merk Porsche ) en/of het naar rechts
afbuigende wegverloop,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
- zich niet of onvoldoende heeft vergewist van tegemoetkomend verkeer en/of niet
of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem,
verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Griftdijk) en/of het verloop van
die weg (de Griftdijk) en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig
heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes,
verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- de voor hem rijdende personenauto (merk Porsche ) is gaan inhalen en/of heeft
ingehaald en/of daarbij gebruik heeft gemaakt van de rijstrook bestemd voor het
tegemoetkomende verkeer en/of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde
rijstrook van die weg (de Griftdijk) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is
gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook
rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (bromfietser),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Griftdijk,
terwijl het donker was en/of
terwijl de straatverlichting in werking was en/of
terwijl hij bekend is met de (verkeers)situatie ter plaatse en/of
terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een bocht naar rechts (vanuit de
rijrichting van verdachte) naderde en/of
terwijl zijn zicht op het tegemoetkomende verkeer (deels) beperkt werd door het
voor hem, verdachte, rijdende personenauto (merk Porsche ) en/of het naar rechts
afbuigende wegverloop,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
- zich niet of onvoldoende heeft vergewist van tegemoetkomend verkeer en/of niet
of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem,
verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Griftdijk) en/of het verloop van
die weg (de Griftdijk) en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig
heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes,
verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- de voor hem rijdende personenauto (merk Porsche ) is gaan inhalen en/of heeft
ingehaald en/of daarbij gebruik heeft gemaakt van de rijstrook bestemd voor het
tegemoetkomende verkeer en/of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde
rijstrook van die weg (de Griftdijk) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is
gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook
rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (bromfietser),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Nijmegen als bestuurder van een
personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Griftdijk, niet
zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waardoor een ander (genaamd: [slachtoffer] )
werd gedood.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte kan worden verweten dat hij een inhaalmanoeuvre heeft uitgevoerd en daarbij onvoldoende heeft gelet op tegemoetkomend verkeer om te bepalen of de inhaalmanoeuvre veilig uitgevoerd kon worden. Verder is geen sprake van omstandigheden die extra voorzichtigheid van verdachte verlangden. Dit is onvoldoende voor het aannemen van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Beoordeling door de rechtbank
Op 1 december 2023 heeft omstreeks 19:12 uur een verkeersongeval plaatsgevonden op de Griftdijk in Nijmegen ter hoogte van huisnummer 59 . Het ongeval vond plaats binnen de bebouwde kom, terwijl het donker was en de straatverlichting in werking was. Bij dit ongeval waren verdachte, als bestuurder van een personenauto ( Renault ), en [slachtoffer] , als bestuurder van een bromfiets, betrokken. Verdachte reed over de rijbaan van de Griftdijk, komende uit de richting van de A15 en gaande in de richting van Nijmegen. [slachtoffer] reed over de Griftdijk in de tegengestelde richting als verdachte. Op de Griftdijk, direct na de in de weg geplaatste verkeersgeleider bij afslag CWZ de Waalsprong, haalde verdachte de voor hem rijdende personenauto in. De wegsituatie na die afslag was zo geregeld dat de twee rijstroken onderling werden gescheiden door een dubbele onderbroken markering en de weg gezien vanuit de rijrichting van verdachte een zeer flauwe bocht naar rechts maakte. Tijdens het inhalen reed verdachte op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer en botste frontaal op de bromfietser met daarop [slachtoffer] . Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer] met ernstige verwondingen naar het ziekenhuis gebracht, waar hij enige tijd later aan zijn verwondingen is overleden. [2]
Beoordeeld moet worden of het ongeval in strafrechtelijke zin aan de schuld van verdachte is te wijten.
Om tot het oordeel te komen dat verdachte schuld heeft aan het ongeval zoals bedoeld in artikel 6 WVW, is vereist dat het rijgedrag van de verdachte ten minste aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in bovenstaande zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en tot slot naar de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Bij de beoordeling in hoeverre en in welke mate sprake is van schuld van verdachte aan het ongeval dat op 1 december 2023 op de Griftdijk in Nijmegen heeft plaatsgevonden, vindt de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wat gehaast was, omdat hij aan de late kant was en een stressvolle dag op werk had gehad. Hij kent de Griftdijk goed. Op de Griftdijk reed hij achter een Porsche die voor zijn gevoel te langzaam reed. Toen hij de Porsche inhaalde, zag hij ineens de bromfietser 1 á 2 meter voor hem, die hij niet eerder had gezien. De achterkant van zijn auto was op dat moment ter hoogte van de voorkant van de Porsche . [3]
De politie heeft de camerabeelden bekeken van Bergingsbedrijf Houterman dat is gevestigd aan de Keizer Hendrik Vl-singel 4
.Op de beelden is te zien dat de Renault (om 19:11:38 uur) ter hoogte van de afslag naar het CWZ de Waalsprong kort achter de Porsche reed. [4]
De bestuurder van de Porsche heeft verklaard dat hij ineens heel hoge toeren hoorde nadat hij de afslag naar het CWZ voorbij was. Voor hem zag hij op de andere weghelft een motor of scooter, in ieder geval een enkele verlichting, die ongeveer 10 meter voor hem reed. Links naast hem zag hij dat hij door een auto werd ingehaald. Kort daarna hoorde hij een knal en had er een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto en de tegemoetkomende scooter. [5]
De rechtbank overweegt dat de inhaalmanoeuvre door verdachte heeft plaatsgevonden in het donker, binnen de bebouwde kom en op een plek waar sprake was van een dubbele onderbroken markering. Onder die omstandigheden was extra voorzichtigheid bij een uit te voeren inhaalmanoeuvre geboden.
De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte direct na het passeren van de verkeersgeleider bij de afslag is gaan inhalen, terwijl hij nog kort achter de Porsche reed. Aangezien er na passeren van de verkeersgeleider slechts een korte afstand tot de locatie van het ongeval resteert en de achterkant van de auto van verdachte bij de botsing al ter hoogte van de voorkant van de Porsche was, is onaannemelijk dat verdachte – zoals hij ter zitting heeft verklaard – na de verkeersgeleider eerst afstand heeft genomen van de Porsche om zich ervan te vergewissen dat hij veilig kon inhalen. Verdachte heeft zijn inhaalmanoeuvre ingezet terwijl zijn zicht op de andere weghelft werd beperkt door het voertuig voor hem en het verloop van de weg. Dit maakt dat sprake is geweest van gevaarlijk inhalen. Gelet op het geheel van verdachtes gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft daarom schuld aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primair ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 december 2023 te Nijmegen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Renault ), daarmede rijdende over de weg, de Griftdijk,
terwijl het donker was en
/of
terwijl de straatverlichting in werking was en
/of
terwijl hij bekend is met de (verkeers)situatie ter plaatse en
/of
terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig een bocht naar rechts (vanuit de rijrichting van verdachte) naderde en
/of
terwijl zijn zicht op het tegemoetkomende verkeer (deels) beperkt werd door het voor hem, verdachte, rijdende personenauto (merk Porsche ) en
/ofhet naar rechts afbuigende wegverloop,
zeer,aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- zich niet of onvoldoende heeft vergewist van tegemoetkomend verkeer en
/ofniet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte(n) van die weg (de Griftdijk) en
/ofhet verloop van die weg (de Griftdijk) en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of- in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
- de voor hem rijdende personenauto (merk Porsche ) is gaan inhalen
en/of heeft ingehaalden
/ofdaarbij gebruik heeft gemaakt van de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en
/of
- geheel
of gedeeltelijkrijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Griftdijk) is gebotst tegen,
in elk geval in aanrijding is gekomen meteen op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdend, toen dicht genaderd zijnde ander motorrijtuig (bromfietser),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden met aftrek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 1 december 2023 schuldig gemaakt aan het overtreden van artikel 6 WVW, door als bestuurder van een personenauto aanmerkelijke onvoorzichtig en onoplettend te zijn geweest in het verkeer. Verdachte heeft een gevaarlijke inhaalmanoeuvre uitgehaald, nu zijn zicht op de andere weghelft was beperkt door de auto waar hij kort achter reed en het verloop van de weg. Als gevolg daarvan is hij op de rijbaan voor het tegemoetkomend verkeer frontaal in botsing gekomen met het slachtoffer die op dat moment op een bromfiets reed. Ten gevolge daarvan is het slachtoffer overleden.
Hoewel verdachte dit ongeval niet opzettelijk heeft veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ontstaan ervan. Zijn onvoorzichtige rijgedrag heeft bovendien zeer ernstige gevolgen gehad. Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van de moeder van het overleden slachtoffer blijkt hoe groot de impact is van het plotselinge verlies van haar zoon. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf de tijd terug kan draaien en recht kan doen aan dit verlies.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in 2021 een strafbeschikking heeft gekregen voor overtreding van artikel 19 RVV (bumperkleven). In 2022 is verdachte vanwege overtreding van artikel 5 WVW (gevaarlijk rijgedrag) tot een geldboete en een voorwaardelijke rijontzegging veroordeeld. Naar aanleiding van deze veroordeling heeft het CBR onderzoek gedaan naar de rijvaardigheid van verdachte en verdachte rijongeschikt bevonden. Verdachte is in februari 2023 weer rijgeschikt bevonden. De genoemde straffen hebben verdachte er niet toe gebracht om op een verantwoorde manier deel te nemen aan het verkeer.
Uit hetgeen verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, is gebleken dat het verkeersongeval ook op verdachte een grote impact heeft. Verdachte heeft ter terechtzitting zijn spijt betuigd.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het veroorzaken van een verkeersgeval waar de dood op volgt en waar sprake is van aanmerkelijke schuld van de verdachte, uit van een taakstraf van 240 uur en de ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar. De rechtbank ziet in het strafblad van verdachte echter aanleiding om een straf op te leggen die uitgaat boven de eis van de officier van justitie en de aangehaalde oriëntatiepunten. Op dat strafblad staat een zorgelijke geschiedenis van verkeersfeiten. Om die reden zal de rechtbank een langere ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen en naast de taakstraf nog een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze straffen worden opgelegd om verdachte ervan te doordringen dat zijn rijgedrag moet veranderen.
Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 18 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds is ingenomen opleggen, met daarnaast nog een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 01/038070-21)

De rechtbank heeft verdachte op 11 maart 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van twee maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt daarnaast op een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen; en
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 (achttien) maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
Beslissing op de vordering tenuitvoerlegging
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 11 maart 2022 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 maanden (parketnummer 01/038070-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Nijmegen-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023555482, gesloten op 22 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding, p. 7-13; proces-verbaal FO Verkeer, p. 29-31 en p. 53; akte van overlijden [slachtoffer] , p. 14.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 8 augustus 2024.
4.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 52.
5.Processen-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 65 en p. 67.