ECLI:NL:RBGEL:2024:652

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
05/058652-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging zware mishandeling, bedreiging met vuurwapen en rijden onder invloed

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De man werd veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, bedreiging met een vuurwapen, en het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Daarnaast was hij schuldig aan rijden onder invloed van alcohol en het overtreden van de maximumsnelheid met 66 kilometer per uur. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 361 dagen, terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, en een rijontzegging van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de man op 26 februari 2023 in Arnhem opzettelijk met zijn auto op een slachtoffer is ingereden, wat leidde tot een verwonding. Tevens bedreigde hij het slachtoffer met een vuurwapen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de man dat hij geen opzet had om letsel toe te brengen. De rechtbank nam ook de psychologische rapportages in overweging, waaruit bleek dat de man leed aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van de samenleving een tbs-maatregel met voorwaarden vereiste.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/058652-23 en 96/212406-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 8 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. J.T. Brassé, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/058652-23
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een auto op hem ingereden/ingestuurd heeft/is en/of tegen die [slachtoffer] is aangereden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Arnhem, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een auto op die [slachtoffer] in te rijden en/of tegen die [slachtoffer] aan te rijden;
2.
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Arnhem, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richten;
3.
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Arnhem, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een getransformeerd gaspistool, merk: Ekol, type: Firat Magnum, kaliber: 7.65 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Arnhem, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: zeven, althans één of meer kogelpatronen, van het kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te Arnhem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant] , inspecteur bij de politie, Eenheid Oost-Nederland, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht zoals bedoeld in artikel 55d Wetboek van Strafvordering, hieraan geen gevolg te geven.
parketnummer 96/212406-22
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 575 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Arnhem buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Amsterdamseweg, niet zijnde een autoweg of autosnelweg, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 146 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummers 05/058652-23 en 96/212406-22 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 05/058652-23 feiten 1 en 5 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen (al dan niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel bij aangever [slachtoffer] . Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verbalisant verdachte enkel heeft gevraagd om medewerking te verlenen aan het voorlopig onderzoek uitgeademde lucht. Het is verdachte niet duidelijk gemaakt dat het ging om een bevel.
Voor de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd met betrekking tot het bewijs.
Parketnummer 05/058652-22 [1]
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De heer [slachtoffer] deed op 26 februari 2023 aangifte van bedreiging gepleegd op diezelfde dag in Arnhem. [slachtoffer] verklaarde onder andere dat hij boos was geweest en telefonisch contact had gehad met verdachte. [slachtoffer] had tegen verdachte gezegd dat hij eraan kwam. Hij liep vervolgens de straat in tussen de Coop en de kapperszaak. Verdachte woont daar op nummer 19. [slachtoffer] zag dat verdachte in een grijze Ford Transit op hem af kwam rijden. [slachtoffer] moest opzij springen en werd geraakt tegen zijn linker been. Door deze aanrijding had [slachtoffer] een wondje aan zijn been. [2]
Het incident is te zien op beelden die zijn opgenomen door een publieke camera (camera nummer 093). De beelden zijn vrij toegankelijk en zijn aan het dossier toegevoegd. [3] De rechtbank heeft op de terechtzitting van 25 januari 2024 het multimediabestand “ [bestand] ” afgespeeld en met de officier van justitie en de verdediging besproken.
De rechtbank heeft waargenomen dat een persoon die zij identificeert als [slachtoffer] rechtsonder op het beeld verschijnt en van de stoep de rechterzijde van de straat oploopt. Bovenin beeld rijdt een auto weg van de plek waar deze geparkeerd stond. De auto rijdt naar de onderkant van het beeld. De auto rijdt midden op de weg in de richting van [slachtoffer] . De auto beweegt – kort voordat deze zich ter hoogte van [slachtoffer] is – naar links, in de richting van [slachtoffer] . Op het moment dat de auto de beweging naar links maakt, wordt [slachtoffer] door de auto geraakt ter hoogte van de bestuurdersdeur. Op het moment dat de auto [slachtoffer] raakt, hangen de armen van [slachtoffer] naast zijn lichaam, naar beneden. De auto vermindert vaart, maar komt niet tot stilstand. Na het contact met [slachtoffer] rijdt de auto in versnelde vaart het beeld uit. [4]
De rechtbank stelt, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, vast dat verdachte met een auto in de richting van [slachtoffer] is gereden en vervolgens de auto op [slachtoffer] heeft ingestuurd en tegen [slachtoffer] is aangereden.
Opzet
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de auto wilde parkeren naast [slachtoffer] om zo met hem te kunnen spreken. Verdachte heeft geen opzet gehad om op [slachtoffer] in te rijden en hem zwaar letsel toe te brengen. De rechtbank gaat niet mee in dat verweer. Het gericht insturen met een personenauto van fors gewicht en grote omvang op een persoon brengt naar algemene ervaringsregels de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid met zich mee dat de persoon, die door de auto geraakt wordt, zwaar lichamelijk letsel oploopt, bijvoorbeeld door daarmee frontaal in aanraking te komen of doordat deze persoon als gevolg van het contact met de auto omvalt en onder de auto terecht komt. Daarbij speelde in deze situatie nog mee dat verdachte reed door een smalle straat, waarbij er voor [slachtoffer] geen (althans nauwelijks) tijd en mogelijkheden waren om de auto die op hem af kwam rijden te ontwijken. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Deze geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan, dan dat verdachte - door het op een dergelijke wijze met de auto in te sturen op [slachtoffer] - de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Voor zover verdachte heeft willen aanvoeren dat hij is uitgeweken als gevolg van een klap van [slachtoffer] tegen de spiegel van de auto, volgt de rechtbank hem niet in dat verweer. De rechtbank heeft op de beelden waargenomen dat de auto al naar links/in de richting van [slachtoffer] beweegt voordat [slachtoffer] de spiegel kan raken. Bovendien heeft de rechtbank niet waargenomen dat [slachtoffer] (op enig moment) tegen de spiegel van de auto heeft geslagen. Het uitwijken van de auto in de richting van [slachtoffer] kan daardoor dus niet verklaard worden. De rechtbank acht gelet op het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn gedragingen (op zijn minst) voorwaardelijk opzet heeft gehad op de zware mishandeling van [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 17-18;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2024.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van Onderzoek wapen, p. 77-78;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2024.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van Onderzoek wapen, p. 90;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2024.
Feit 5
Op zondag 26 februari 2023 om 02:30 uur werd een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van middelen ingevolge artikel 55d lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verbalisant [verbalisant] heeft verdachte om 02:32 uur bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht. Verdachte weigerde, na mededeling van de gevolgen daarvan, om mee te werken aan het onderzoek. De weigering bleek uit de verklaring van verdachte, te weten: “waarom zou ik meewerken? (…) Nee ik werk niet mee.” [5]
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal. De rechtbank heeft ook geen aanknopingspunten om aan te nemen dat (twee) verbalisanten hetgeen zij met verdachte besproken hebben verkeerd hebben opgeschreven. De rechtbank acht het proces-verbaal dan ook betrouwbaar en stelt vast dat verbalisant [verbalisant] verdachte heeft bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht als bedoeld in artikel 55d lid 1 Sv en dat verdachte heeft geweigerd hieraan mee te werken.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Parketnummer 96/212406-22 [6]
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal verkeersovertredingen, p. 3-5;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2024.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 10-11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/058652-23 onder de feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 en het onder parketnummer 96/212406-22 feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/058652-23
1.
hij op
of omstreeks26 februari 2023 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een auto op hem
ingereden/ingestuurd heeft
/isen
/oftegen die [slachtoffer] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks26 februari 2023 te Arnhem, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door meermalen
, althans eenmaalmet een vuurwapen
, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpop die [slachtoffer] te richten;
3.
hij op
of omstreeks26 februari 2023 te Arnhem, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een getransformeerd gaspistool, merk: Ekol, type: Firat Magnum, kaliber: 7.65 zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks26 februari 2023 te Arnhem, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten: zeven
, althans één of meerkogelpatronen, van het kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks26 februari 2023 te Arnhem opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel
of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d Wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant] , inspecteur bij de politie, Eenheid Oost-Nederland, belast met
de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tothet opsporen en
/ofonderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen
of van hem had gevorderdmedewerking te verlenen aan een onderzoek uitgeademde lucht zoals bedoeld in artikel 55d Wetboek van Strafvordering, hieraan geen gevolg te geven.
parketnummer 96/212406-22
1.
hij op
of omstreeks20 augustus 2022 te Arnhem als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 575 microgram
, in elk geval hoger dan 88 microgramalcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven
, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
2.
hij op
of omstreeks20 augustus 2022 te Arnhem buiten de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig
(personenauto
)op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Amsterdamseweg, niet zijnde een autoweg of autosnelweg, heeft gereden met een snelheid van
ongeveer146 kilometer per uur
, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/058652-23
feit 1:
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 5:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten;
parketnummer 96-212406-22
feit 1:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a, onder 2, van de Wegenverkeerswet 1994 (575 microgram);
feit 2:
overtreding van artikel 21, onderdeel a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 361 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard, en dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal worden opgelegd. Ten aanzien van de poging zware mishandeling (parketnummer 05/058652-23 feit 1) vordert de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Ten aanzien van de overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (parketnummer 96-212406-22 feit 1) vordert de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid van 146 dagen met aftrek. Ten aanzien van de snelheidsovertreding (parketnummer 96-212406-22 feit 2) vordert de officier van justitie om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest bepleit. De raadsvrouw heeft verzocht om geen tbs met voorwaarden op te leggen. De raadsvrouw heeft oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit met daaraan eventueel gekoppeld als voorwaarden klinische opname en ambulante behandeling. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de behandeling van de strafzaak aan te houden en de voorlopige hechtenis van verdachte onder voornoemde (bijzondere) voorwaarden te schorsen, zodat verdachte kan laten zien dat hij de behandeling en begeleiding ook in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf met goed gevolg kan volgen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 26 februari 2023 vijf strafbare feiten gepleegd. Hij heeft met een auto op aangever [slachtoffer] ingestuurd en is tegen [slachtoffer] aangereden. De rechtbank acht dit een zeer ernstig strafbaar feit, waarbij verdachte, mogelijk onder invloed van alcohol, het risico heeft genomen dat hij [slachtoffer] ernstig zou verwonden. Vervolgens heeft verdachte een rondje gereden, is hij uit de auto gestapt, is hij naar [slachtoffer] gelopen en heeft hij daarbij een doorgeladen wapen op [slachtoffer] gericht. Terwijl hij dat wapen in zijn hand had en op [slachtoffer] richtte, waren er bovendien meerdere personen op straat aanwezig. Daarnaast heeft verdachte ook bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen en het gebruik daarvan in de openbare ruimte levert een ernstige aantasting van de maatschappelijke veiligheid op. Daarnaast brengt het een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Op het politiebureau heeft verdachte toen hem werd bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht geweigerd mee te werken.
Op 20 augustus 2022 heeft verdachte als beginnend bestuurder op een weg waar de maximum snelheid 80 kilometer per uur was 146 kilometer per uur gereden. Daarbij was de verdachte onder invloed van alcohol. Het is bekend dat deelnemen aan het verkeer onder invloed van alcohol veel risico’s met zich meebrengt, niet alleen voor de bestuurder zelf, maar ook voor andere verkeersdeelnemers. Dit geldt zeker in combinatie met een zeer forse overschrijding van de maximum snelheid. Verdachte heeft daarmee de verkeersveiligheid zeer ernstig in gevaar gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de pro Justitia rapportages van de deskundigen [gz-psycholoog] (GZ-psycholoog) van 12 juli 2023 en van [psychiater] (psychiater) van 3 oktober 2023. Zij hebben in hun rapportages geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is bij verdachte sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol. Van voornoemde stoornissen was ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten op 26 augustus 2023. Aangever zou verdachte geïntimideerd hebben, iets dat verdachte uit zijn persoonlijkheidsproblematiek niet los kan laten. Verdachte voelde zich volgens [psychiater]
miskend, machteloos en gekrenkt. Dit leidde bij verdachte, zeker onder invloed van middelen, tot impulscontroleverlies en excessief agressief gedrag. Het gedrag dat van verdachte gezien wordt, behoort volgens [gz-psycholoog] tot een patroon. Verdachte kan niet verdragen dat hij kwetsbaar is en dat hij de mindere is. Hij moet zich dan laten gelden. Hij kan niet omgaan met zijn emoties, kan zijn agressieve gevoelens niet beheersen en wordt overgenomen door zijn impulsen. Zijn impulscontrole is al verminderd, maar onder invloed van middelen wordt dit nog minder. Volgens [psychiater] was de wilscontrole verminderd en bestond er onredelijke boosheid met een verminderde controle over woede en agressieve impulsen, die zich deels aan de bewuste beïnvloeding onttrokken. Machteloosheid bij verdachte versterkte dit. Volgens beide deskundigen lijkt de recidivekans zonder behandeling hoog. Behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel wordt niet passend geacht. Binnen dit kader heeft betrokkene de kans zich te onttrekken van de behandeling door zijn straf uit te zitten. De verwachting is dat betrokkene dit ook zal doen omdat behandeling hem zwaar zal vallen. Gelet op voorgaande wordt door beide deskundigen behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden geadviseerd. Een klinische behandeling binnen een FVK of FPK met aandacht voor de persoonlijkheidsproblematiek wordt door de deskundigen passend geacht.
Ook GGZ Iriszorg TBS unit Arnhem-Nijmegen adviseert in het maatregelenrapport van 30 oktober 2023 oplegging van een maatregel tbs met voorwaarden. In dit rapport worden tevens de voorwaarden geformuleerd die zij noodzakelijk acht. Daarnaast wordt oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel geadviseerd.
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen en de reclassering verenigen. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rechtbank stelt verder vast dat het onder parketnummer 05/058652-23 feiten 1 en 2 bewezenverklaarde een misdrijf oplevert als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Een klinische behandeling is nodig (mede) gelet op de persoonlijkheidsstoornis en het middelengebruik. Bovendien hebben zowel de psycholoog, psychiater als GGZ Iriszorg serieuze vraagtekens bij de behandelmotivatie van verdachte. Een ambulant kader acht de rechtbank dan ook onvoldoende passend, te meer nu verdachte in juli 2023 (in zijn reactie op het psychologisch rapport) nog aangaf geen behandeling te willen. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding de behandeling van de strafzaak aan te houden, zoals door de raadsvrouw verzocht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen met de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport. In dit geval betreffen het onder parketnummer 05/058652-23 feiten 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De duur van de terbeschikkingstelling is derhalve niet gemaximeerd tot vier jaar.
Omdat de kans op herhaling van een misdrijf met schade voor personen groot is, ziet de rechtbank aanleiding te bevelen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De reclassering heeft in haar rapportage geadviseerd om aan verdachte een maatregel op te leggen zoals bedoeld in artikel 38z Sr. De psychiater en GZ-psycholoog hebben zich hierover niet uitgelaten. De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbenemende maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de tbs-maatregel met voorwaarden in dit geval voldoende mogelijkheden om de behandeling en begeleiding van verdachte vorm te geven. Er is onvoldoende gebleken dat daarnaast oplegging van een dergelijke maatregel nodig zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat naast de tbs-maatregel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De ernst van de feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt evenwel rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de mogelijkheid om op korte termijn te beginnen met de behandeling. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 361 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. Gelet op het getoonde rijgedrag van verdachte, zowel het al dan niet bewust en mogelijk onder invloed tegen iemand aan rijden als het (op een ander moment) onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol rijden, legt de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van 15 maanden, met aftrek, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank geen onderscheid maken in het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid inzake parketnummer 05/058652-23 feit 1 en parketnummer 96/212406-22 feit 1. Gelet op het feit dat de zaken gevoegd zijn en beide feiten misdrijven betreffen, ziet de rechtbank hiertoe geen aanleiding.
Ten aanzien van de overtreding (parketnummer 96/212406-22 feit 2) is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat gezien de persoonlijke omstandigheden, de oplegging van bovengenoemde gevangenisstaf, tbs met voorwaarden en ontzegging van de rijbevoegdheid, een geldboete of taakstraf geen redelijk doel dient. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de overtreding schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een mes (omschrijving: PL0600-2023088185-G2928524) in beslag genomen.
De rechtbank stelt vast dat het mes aan verdachte toebehoort. De rechtbank is van oordeel dat dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met de wet of het algemeen belang moet worden geacht. Het mes kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, te weten zware mishandeling en/of bedreiging, zodat de rechtbank aanleiding ziet te bepalen dat dit voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9 a, 36b, 36d, 38, 38a, 45, 57, 62, 184, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 8, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994;
- 21 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
361 (driehonderdéénenzestig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
Verdachte werkt mee met het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
b. Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig legitimatiebewijs zien;
c. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
d. Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
e. Verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
f. Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
g. Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
h. Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte als dat van belang is voor het toezicht;
3. Verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte hiermee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de verdachte deze beëindigt, maar maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;
5. Verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering IrisZorg, op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, telefoonnummer 088-6061311. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
6. Verdachte laat zich opnemen in FPK Fivoor te Rotterdam of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start indien er plek is in de kliniek. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
7. Verdachte verblijft in een RIBW of een andere soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering het nodig acht. Het verblijf start, indien het nodig wordt geacht, na de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. Verdachte laat zich behandelen door forensisch psychiatrische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de klinisch opname is afgerond. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
9. Verdachte laat zich behandelen door IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de klinische behandeling is afgerond. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien bij een terugval in middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrisch toestandsbeeld een grote kans op risicovolle situaties ontstaat, dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling of detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
10. Verdachte gebruikt zolang de reclassering dit noodzakelijk acht geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
11. Verdachte gebruikt zolang de reclassering dit noodzakelijk acht geen alcohol en werkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
12. Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze -direct of indirect- contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op het contactverbod;
13. Indien de reclassering het nodig acht, geeft verdachte inzicht in zijn financiën en schulden. Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
 geeft GGZ IrisZorg TBS unit Arnhem-Nijmegen opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 05/058652-23 feit 1 en onder parketnummer 96/212406-22 feit 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
 bepaalt dat ter zake van de bewezenverklaarde overtreding onder parketnummer 96/212406-22 feit 2 geen straf of maatregel wordt opgelegd;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het mes (omschrijving: PL0600-2023088185-G2928524).
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. T.C. Henniphof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] , gesloten op 28 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 17.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
4.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 25 januari 2024.
5.Het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, p. 139.
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [Verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] , gesloten op 21 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.