ECLI:NL:RBGEL:2024:6493

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
10987930 \ CV EXPL 24-2267
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens onrechtmatige overlast door huurders in seniorencomplex

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonzorg Nederland en de bewindvoerder van twee onderbewindgestelde huurders. Woonzorg vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning van de onderbewindgestelden, gelegen in een seniorencomplex, vanwege herhaaldelijke en ernstige overlast die door hen werd veroorzaakt. De overlast bestond uit geluidsoverlast, intimidatie en bedreigingen richting medebewoners, en vond plaats over een periode van meerdere jaren. Ondanks herhaalde waarschuwingen en een opgelegde gedragsaanwijzing, hebben de huurders hun gedrag niet verbeterd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders zich niet als goede huurders hebben gedragen, zoals vereist door artikel 7:213 BW, en dat hun gedrag objectief gezien volstrekt onaanvaardbaar was. De rechter heeft de vordering van Woonzorg toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis. Tevens zijn de proceskosten aan Woonzorg toegewezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden ondanks een mogelijk hoger beroep.

De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders in een gemeenschappelijke woonomgeving en de mogelijkheden voor verhuurders om op te treden bij ernstige overlast.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10987930 \ CV EXPL 24-2267
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
STICHTING WOONZORG NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonzorg,
gemachtigde: mr. C.J.P. Schellekens,
tegen
[bewindvoerder] IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER ALLE GOEDEREN DIE TOEBEHOREN OF ZULLEN TOEBEHOREN AAN [onderbewindgestelde 1] EN [onderbewindgestelde 2],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder, de onderbewindgestelden worden hierna (afzonderlijk) [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] genoemd,
gemachtigde: mr. L. Verhaaren (DAS Rechtsbijstand).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2024,
- de aanvullende producties nrs. 41 en 42 aan de zijde van Woonzorg.
1.2.
Op 20 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Woonzorg is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De bewindvoerder is niet verschenen, wel zijn verschenen [onderbewindgestelde 1] , [onderbewindgestelde 2] en hun gemachtigde. De bewindvoerder heeft bij e-mail van 28 maart 2024 de kantonrechter bericht dat zij [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] toestemming heeft gegeven om bij eigen gemachtigde, in haar naam, verweer te voeren. Dit vanwege de omstandigheid dat de grondslag van de vorderingen van Woonzorg is gelegen in overlast. Tijdens de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3.
Bij akte van 6 september 2024 heeft de bewindvoerder een viertal producties in het geding gebracht. Voor zover relevant heeft de kantonrechter die producties bij de beoordeling betrokken. De kantonrechter overweegt dat de betreffende producties, voor zover betrokken bij de beoordeling, hebben te gelden als onderbouwing van stellingen van de bewindvoerder die door Woonzorg niet zijn betwist. Woonzorg is om die reden, alsmede vanwege een voortvarende behandeling van dit geschil, niet meer in de gelegenheid gesteld om te reageren op die producties. Aangezien de hierna te geven beslissing niet ten nadele van Woonzorg is gebaseerd op die producties, bestond geen aanleiding om Woonzorg in de gelegenheid te stellen zich over die producteis uit te laten (artikel 19 Rv).
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woonzorg verhuurt aan [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] sinds 1 februari 2017 op grond van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd de woning staande en gelegen aan de [adres gehuurde] (verder: het gehuurde).
2.2.
Op voornoemde huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van toepassing verklaard. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:

1.2.Huurder zal zich gedragen naar de mondelinge of schriftelijke aanwijzingen door of namens verhuurder gegeven in het belang van een behoorlijk gebruik van het gehuurde en van de ruimten,
installaties en voorzieningen van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt.
(…)
13.4.
Huurder zal omwonenden of huurders van hetzelfde gebouw of complex geen hinder of last bezorgen en er voor zorgdragen dat de bij hem met zijn goedvinden aanwezige derden alsmede zijn of hun bezoekers dit evenmin doen.”
2.3.
Het gehuurde maakt deel uit van een seniorencomplex, genaamd “ [naam seniorencomplex] ” en bestaat uit 23 driekamerappartementen bestemd voor 55- plussers. Het gehuurde is gelegen op de begane grond. [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] zijn beide thans 60 jaar oud.
2.4.
[onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] zijn per 28 mei 2019 onder bewind gesteld.
2.5.
Sinds juni 2020 heeft Woonzorg meerdere meldingen van overlast ontvangen van onder meer de (toenmalige) directe buren van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] betreffende het veroorzaken van (geluids)overlast en intimiderend gedrag van met name [onderbewindgestelde 1] .
2.6.
Op 3 januari 2021, 16 maart 2021 en 23 maart 2021 ontvangt Woonzorg opnieuw overlast klachten van medehuurders van het seniorencomplex over [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] .
2.7.
Op 6 mei 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de (toenmalige) directe buurman ( [naam 1] ), [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] in het bijzijn van Woonzorg en de wijkagent vanwege de gemelde overlast. Woonzorg besluit daarop aan [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] een gedragsaanwijzing op te leggen.
2.8.
Op 6 juni 2021 wordt door [naam 1] opnieuw een lange lijst met overlastklachten en intimidaties door [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] bij Woonzorg gemeld.
2.9.
Bij brief van 8 juni 2021 deelt Woonzorg, voor zover hier van belang, het volgende aan [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] mede:
“Geachte heer [onderbewindgestelde 1] en mevrouw [onderbewindgestelde 2] ,
Eerder hebben wij aan u een gedragsaanwijzing toegestuurd en u uitgenodigd tot ondertekening hiervan over te gaan. Wij hebben helaas vernomen dat u deze afspraak heeft afgezegd en geen bereidheid heeft tot het ondertekenen hiervan.
Wij betreuren het zeer dat u niet overgaat tot het ondertekenen hiervan. Dit getuigt niet van enige inzet om uw gedrag te verbeteren en geeft ons weinig vertrouwen voor de toekomst. Door middel van deze brief leg ik u alsnog de inhoud van de gedragsaanwijzing eenzijdig op.
Wij sommeren u uw gedrag per direct aan te passen en geen overlast -op welke wijze en welk tijdstip dan ook- meer te veroorzaken.
In het bijzonder is het u en namens u aanwezige derden verboden om:
-verbaal intimiderend, bedreigend, provocerend of zelfs agressief gedrag te vertonen;
-onacceptabel gedrag op het terrein van [naam seniorencomplex] te vertonen, zoals openbare dronkenschap.
Indien de overlast blijft aanhouden, dan zullen wij direct een procedure starten tot het beëindigen van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Wij zullen -nu het huurrecht valt onder het onder bewind gestelde vermogen- de bewindvoerder dan in rechte betrekken en ontbinding vragen van de huurovereenkomst zowel jegens de heer [onderbewindgestelde 1] als mevrouw [onderbewindgestelde 2] . De kosten van een dergelijke procedure komen dan voor uw rekening.
(…)”
2.10.
Ook op 30 juni 2021, 6 juli 2021, 8 juli 2021 en 1 november 2021 ontvangt Woonzorg meldingen van overlast door de (directe) buren veroorzaakt door [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] .
2.11.
Op 1 november 2021 verhuist directe buurvrouw [naam 1] . Zij wordt opgevolgd door [naam 2] .
2.12.
Op 4 augustus 2022 meldt [naam 2] bij Woonzorg dat [onderbewindgestelde 1] heeft verklaard een vuurwapen te bezitten en zich te gedragen als de baas van het complex.
2.13.
Op 16 november 2022 meldt [naam 2] bij Woonzorg dat er op zijn raam is gespuugd en dat [onderbewindgestelde 1] wederom intimiderend gedrag bij zijn woning vertoond.
2.14.
Op 8 februari 2023 meldt (bovenbuurman) [naam 3] bij Woonzorg een verkapte doodsbedreiging door [onderbewindgestelde 1] aan zijn adres. Ook meldt hij schade aan zijn bedrijfsauto en zijn particuliere auto.
2.15.
Op 20 april 2023 meldt [naam 2] bij Woonzorg dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] de weg voor hem hadden geblokkeerd en bedreigingen jegens hem hebben geuit.
2.16.
Op 9 mei 2023 komen er bij Woonzorg diverse meldingen van [naam 2] binnen betreffende onder meer intimidatie en spugen op zijn raam door [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] .
2.17.
Op 21 augustus 2023 meldt [naam 2] aan Woonzorg wederom dat er door [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] sprake is van intimiderend gedrag jegens hem.
2.18.
Op 30 december 2023 maakt [naam 3] bij Woonzorg opnieuw melding van een incident met een auto waarbij [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] betrokken zijn.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Woonzorg vordert bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
i. de ontbinding van de tussen Woonzorg en [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning staande en gelegen aan de [adres gehuurde] ,
ii. de bewindvoerder te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn de woning staande en gelegen aan de [adres gehuurde] te ontruimen en te verlaten met alle goederen en al de personen die zijdens [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] in voormelde woning verblijven en deze woning ter beschikking aan Woonzorg te stellen,
iii. de bewindvoerder te veroordelen in de kosten van dit geding waaronder begrepen, het salaris, de nakosten en de verschotten van de gemachtigde van Woonzorg.
3.2.
Woonzorg heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] stelselmatig en over een lange periode overlast veroorzaken bij de medebewoners en meer in het bijzonder bij de directe buren en bovenbuurman. De overlast bestaat volgens Woonzorg uit intimidatie van medebewoners van het huurcomplex, geluidsoverlast en overlast als gevolg van het overmatige drankgebruik door [onderbewindgestelde 1] . [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] schieten daarmee zodanig tekort in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst dat dit de ontbinding en ontruiming van de woning rechtvaardigt. Woonzorg heeft na de (vele) klachten van buurtbewoners [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] meerdere keren zowel mondeling als schriftelijk benaderd met het (dwingende) verzoek om hun gedrag aan te passen. [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] hebben hun gedrag, na alle waarschuwingen en na het opleggen van een gedragsaanwijzing, niet (structureel) verbeterd.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer dat de kantonrechter hierna, en voor zover van belang zal, bespreken.

4.De beoordeling

Er is sprake van een tekortkoming
4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:213 BW is een huurder verplicht zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder zich moet onthouden van gedragingen die overlast veroorzaken. Een vergelijkbare verplichting is opgenomen in de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst tussen partijen. Daarin is namelijk bepaald dat een huurder geen hinder of last zal bezorgen aan omwonenden of huurders van hetzelfde gebouw of complex. De kantonrechter overweegt dat bij overlast sprake is van een zeker ‘grijs gebied’. Bepaald leefgedrag kan door de ene persoon worden opgevat als normaal en gebruikelijk, terwijl een andere persoon datzelfde leefgedrag kwalificeert als volstrekt abnormaal. Mede hierom is vaste rechtspraak dat pas sprake is van een tekortkoming van de huurder indien hij op onrechtmatige wijze overlast veroorzaakt. Met die norm wordt uitgedrukt dat overlast niet in alle gevallen een tekortkoming oplevert.
4.2.
De vraag in deze zaak is of vast komt te staan dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] overlast veroorzaken en of deze overlast zodanig ernstig is dat die overlast op onrechtmatige wijze is veroorzaakt. Woonzorg heeft ter onderbouwing van haar vordering een groot aantal overlastmeldingen van voornamelijk (vier) directe buurtbewoners overgelegd. Het betreffen meldingen van allerhande vormen van overlast. Deze overlastmeldingen zijn gedaan gedurende verschillende jaren.
4.3.
De bewindvoerder betwist de gestelde overlast door erop te wijzen dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] zich niet herkennen in het beeld dat van hen door de (voormalige) buren wordt geschetst. Van intimidatie, dan wel doodsbedreigingen is geen sprake geweest. Integendeel [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] helpen vele (andere) buren met het uitvoeren van praktische zaken en het doen van boodschappen. De contacten met de overige bewoners zijn over het algemeen goed te noemen. Ter onderbouwing wijzen zij op de door hen overgelegde negen verklaringen van medebewoners waaruit blijkt dat deze medebewoners van het complex willen dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] in hun huidige woning blijven wonen.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vanaf 2020 zijn door Woonzorg vele meldingen ontvangen over door [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] veroorzaakte overlast, bestaande uit geluidsoverlast, intimidatie en bedreigingen. De bewindvoerder ontkent de door Woonzorg gestelde feiten niet als zodanig, enkel wordt gewezen op de omstandigheid dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] de overlastmeldingen niet snappen. Volgens [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] ligt het juist aan het gedrag van de (directe) buren dat er (soms) spanningen tussen hen bestaan. Naar het oordeel van de kantonrechter ontbreekt daarvoor echter ieder concreet aanknopingspunt. De kantonrechter wijst erop dat de overlastmeldingen gedurende een lange periode spelen en dat de meldingen afkomstig zijn van verschillende personen. Een constante factor is dat de huurder van de woning die direct naast de woning van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] is gelegen, ernstige overlast van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] ervaart. Dat gold niet alleen voor mevrouw [naam 1] , die haar woning mede vanwege de overlast heeft verlaten, maar ook voor de heer [naam 2] die in de woning van [naam 1] is komen te wonen. Voor zover [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] betogen dat de (directe) buren om wat voor reden dan ook tegen hen zouden samenspannen, overweegt de kantonrechter dat daarvoor ieder concreet aanknopingspunt ontbreekt. Een andere constante factor in de overlastmeldingen betreft het alcoholgebruik van [onderbewindgestelde 1] . Veel overlast vindt, zo blijkt uit de meldingen, plaats nadat [onderbewindgestelde 1] (veel) alcohol heeft genuttigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [onderbewindgestelde 1] verklaard dat hij geen alcoholprobleem heeft. Die verklaring lijkt in tegenspraak te zijn met het medisch dossier dat door de bewindvoerder in het geding is gebracht. In zijn medisch dossier is namelijk, zo begrijpt de kantonrechter die productie, opgenomen dat hij sinds september 2008 is gediagnosticeerd met een alcoholprobleem en dat die diagnose nog steeds relevant is.
4.5.
Verder heeft de bewindvoerder gewezen op de verklaringen van negen buurtbewoners. De kantonrechter overweegt dat de negen door de bewindvoerder overgelegde verklaringen een positief beeld schetsen van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] . Het zijn huurders die klaar staan voor de medemens en die behulpzaam zijn. Uit deze verklaringen volgt echter niet dat de door Woonzorg gestelde overlast niet plaatsvindt. De meeste verklaringen hebben het daar namelijk in het geheel niet over.
4.6.
Op basis van het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat is komen vast te staan dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] overlast veroorzaken binnen het seniorencomplex waarin het gehuurde is gelegen. Het gedrag van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] valt – op basis van die verklaringen – te typeren als het gedrag van zonnekoningen. Zij zijn zeer bepalend ten aanzien van de sfeer binnen het seniorencomplex, stellen eigen regels en handhaven regels naar eigen goeddunken. Dit in combinatie met de veelvuldig door [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] geuite bedreigingen en intimidaties, maakt dat de kantonrechter van oordeel is dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] op onrechtmatige wijze overlast veroorzaken. Dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] door diverse buurtbewoners, zoals hiervoor is overwogen, op handen worden gedragen, maakt het voorgaande niet anders. Het gedrag van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] , kan door deze buurtbewoners niet zijn waargenomen dan wel, vanwege hun vriendschappelijke band, niet als overlastgevend zijn aangemerkt. Objectief gezien is het gedrag van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] volstrekt onaanvaardbaar.
4.7.
Op de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter aan de orde gesteld dat zowel Woonzorg als de bewindvoerder in de processtukken verwijzen naar de wijkagent. Woonzorg wijst erop dat de wijkagent kan verklaren dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] overlast veroorzaken. De bewindvoerder wijst er daarentegen op dat de wijkagent kan verklaren dat van overlast geen sprake kan zijn. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen en omdat partijen hun verklaringen omtrent de kennis van de wijkagent niet hebben geconcretiseerd, gaat de kantonrechter voorbij aan het inwinnen van nadere inlichtingen bij de wijkagent.
Beroep op de tenzij-clausule slaagt niet
4.8.
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. In dit verband overweegt de kantonrechter als volgt.
4.9.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat Woonzorg bij herhaling zowel mondeling als schriftelijk [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] heeft aangesproken op hun overlastgevende en ongewenste gedrag. Woonzorg heeft [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] steeds gewezen op het feit dat zij overlast veroorzaken en dat dat moet stoppen. Een door Woonzorg (eenzijdig) opgelegde gedragsaanwijzing hebben [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] geweigerd te ondertekenen. Gezien de overlastmeldingen en de daaropvolgende (schriftelijke) mededelingen van Woonzorg hadden [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] moeten begrijpen wat er van hen verwacht werd. De overlast is desondanks, blijkens de meldingen, niet gestopt. De kantonrechter overweegt dat Woonzorg veel in het werk heeft gesteld om het gedrag van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] ten goede te doen veranderen. Veel kansen zijn aan [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] geboden. Die kansen hebben zij echter niet gepakt. Aan deze omstandigheid kent de kantonrechter waarde toe bij de beoordeling van het door de bewindvoerder gedane beroep op de tenzij-clausule.
4.10.
De bewindvoerder onderbouwt het beroep op de tenzij-clausule als volgt. Ontbinding van de huurovereenkomst betekent dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] onevenredig zwaar worden getroffen, omdat zij hun huis moeten verlaten en het afwachten is waar zij terecht zouden komen. [onderbewindgestelde 1] is hartpatiënt en heeft COPD, [onderbewindgestelde 2] is hart- en reumapatiënt. Een ontbinding van de huurovereenkomst zal de gezondheidstoestand doen verslechteren. Tot slot is gewezen op de omstandigheid dat ontbinding een negatief gevolg heeft voor het lopende traject van schuldsanering.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op de tenzij-clausule niet slaagt. Groot gewicht kent de kantonrechter toe aan de omstandigheid dat [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] veelvuldig op hun gedrag zijn aangesproken en zij aldus wisten dat zij hun gedrag moesten aanpassen. Dat hebben zij echter niet gedaan. Aangezien sprake is van een tekortkoming die gezien de aard, ernst en duur ervan zodanig ernstig is, is een uitzondering op de hoofdregel niet aan de orde. Dat de ontbinding en de ontruiming ingrijpende gevolgen voor [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] met zich zal brengen staat buiten kijf. Zij staan onder bewind en zitten (aan het einde) van een minnelijk schuldsaneringstraject. Het zal moeilijk worden om aan passende vervangende woonruimte te komen. Ook zal de ontruiming impact hebben op de (mentale) gezondheidstoestand van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] . De door de bewindvoerder na de mondelinge behandeling overgelegde stukken geven ook blijk van een verminderde gezondheidstoestand. De bewindvoerder heeft echter niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat ontbinding van de huurovereenkomst een zodanige medische noodtoestand aan de zijde van [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] tot gevolg heeft dat ontbinding niet aan de orde kan zijn. Tot slot heeft Woonzorg terecht het standpunt ingenomen dat zij ook rekening dient te houden met de overige buurtbewoners en de door hen ervaren structurele overlast. De slotsom is dan ook dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen.
Ontruimingstermijn van vier weken
4.12.
De termijn voor ontruiming zal de kantonrechter bepalen op vier weken na betekening van dit vonnis. Gezien de door de bewindvoerder aangevoerde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat een ontruimingstermijn van vier weken rechtdoet aan de positie van Woonzorg enerzijds en de positie van de bewindvoerder, [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] anderzijds. In zoverre bestaat aanleiding om af te wijken van de door Woonzorg gevorderde ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.13.
Woonzorg heeft haar vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis uitdrukkelijk onderbouwd. Daartegen heeft de bewindvoerder geen specifiek verweer gevoerd. De kantonrechter zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren en motiveert die beslissing als volgt. Aangezien de huurovereenkomst als gevolg van dit vonnis wordt ontbonden vanwege ernstige overlast, is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Woonzorg bij tenuitvoerlegging van dit vonnis niettegenstaande het instellen van hoger beroep dient te prevaleren boven de – verder niet gestelde of onderbouwde – belangen van de bewindvoerder, [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] .
Proceskosten
4.14.
De bewindvoerder is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonzorg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,30
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
779,30

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen Woonzorg en de bewindvoerder bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres gehuurde] waarin woonachtig zijn [onderbewindgestelde 1] en [onderbewindgestelde 2] per de datum waarop dit vonnis is uitgesproken,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder om binnen
vier wekenna betekening van dit vonnis de woning [adres gehuurde] , met alle personen en zaken die zich daar bevinden, te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonzorg te stellen,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 779,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op
18 september 2024
51588 / 466