ECLI:NL:RBGEL:2024:6478

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
080708-24, 135122-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen met gevangenisstraf

Op 27 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1988 in Roemenië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere diefstallen, gepleegd tussen februari 2023 en april 2024, tot een gevangenisstraf van acht maanden. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van een pashouder en het onbevoegd gebruik van pinpassen van verschillende slachtoffers, alsook de diefstal van winkelproducten bij de Albert Heijn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, mede op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de pashouder van een ander had gekregen en dat hij niet de intentie had om te stelen. De rechtbank verwierp deze verklaring, omdat de camerabeelden duidelijk aantonen dat de verdachte de pashouder heeft gestolen en vervolgens met de pinpas betalingen heeft verricht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De opgelegde straf is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan een van de benadeelde partijen, die als gevolg van de diefstal schade heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/080708-24; 05/135122-24
Datum uitspraak : 27 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] aan [adres] , [postcode] in [plaats] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, onder parketnummer 05/080708-24 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2023 te Ede, een pashouder en/of met inhoud, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 februari 2023
tot en met en 6 maart 2024 te Ede, atlhans in Nederland, (telkens) geldbedragen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan:
- [slachtoffer 1] (25 februari 2023, totaalbedrag 97,27 euro) en/of
- [slachtoffer 2] (26 januari 2024, totaalbedrag 92,63 euro) en/of
- [slachtoffer 3] (7 februari 2024, totaalbedrag 182 euro) en/of
- [slachtoffer 4] (6 maart 2024, totaalbedrag 44,60 euro)
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder
zijn bereik heeft gebracht door (telkens) middel van een valse sleutel, door
onbevoegd gebruik van de pinpas van voornoemde personen;
3.
hij op of omstreeks 26 januari 2024 te Ede, een tas en/of met inhoud, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 7 februari 2024 te Ede, een tas en/of met inhoud, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 6 maart 2024 te Ede, een tas en/of met inhoud, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/135122-24 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2024 te Ede
één of meerdere winkelproducten, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of
ten dele aan de Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Verdachte heeft meerdere dagvaardingen ontvangen. De rechtbank behandelt alle feiten op deze dagvaardingen gevoegd.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/080708-24: [1]
Feit 1 en feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken. Op de camerabeelden is weliswaar te zien dat verdachte zijn hand in de jaszak van aangeefster [slachtoffer 1] steekt, maar niet gezien wordt dat hij daadwerkelijk de pashouder eruit haalt. Dit past bij de verklaring van verdachte dat niet hij maar een ander de pashouder heeft gestolen. Verdachte kreeg de pashouder van een ander en pinde vervolgens met het pasje dat daarin zat. Hij had geen reden om argwaan te hebben. Bij hem ontbreekt het opzet op het wederrechtelijk wegnemen van de gepinde gelden. Voor het wegnemen van het geldbedrag van aangeefster [slachtoffer 1] , tenlastegelegd onder feit 2, dient verdachte dus ook te worden vrijgesproken. Voor de overige onder feit 2 tenlastegelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Over feit 1 en feit 2, voor zover dit betrekking heeft op de aangifte van [slachtoffer 1] , overweegt de rechtbank het volgende. Aangeefster [slachtoffer 1] was op 25 februari 2023 bij de Albert Heijn in Ede. Toen zij bij de kassa kwam, miste zij haar pashouder met inhoud, waaronder haar pinpas van de Rabobank. Er bleken tussen 13:22:58 uur en 13:25:43 uur drie betalingen met de pinpas te zijn gedaan bij de betreffende Albert Heijn en daarop volgend twee betalingen bij de Aldi en de NS van in totaal € 97,27. [2] Op camerabeelden van de Albert Heijn is te zien dat op 25 februari 2023 om 13:20:35 uur een man achter aangeefster aanliep. Hij stak zijn linkerhand in haar linker jaszak. Op de beelden is te zien dat de man, terwijl zijn hand nog in de jaszak van aangeefster zat, meeliep met aangeefster. Vervolgens haalde hij zijn hand uit de jaszak en liep hij verder. Om 13:21:05 uur is te zien dat dezelfde man in het gangpad stilstaat met een pashouder in zijn hand. Hij haalde pasjes uit de pashouder en bekeek ze. Daarna liep hij verder richting de kassa’s. Om 13:21:59 uur pakte de man twee blikjes, legde deze op de band bij de kassa, haalde een pasje uit de pashouder en rekende met een pinpas af. Om 13:25:12 uur rekende de man bij de infobalie zes pakjes sigaretten af met een pinpas. Om 13:27:00 uur rekende de man nog eens zes pakjes sigaretten af met een pinpas. Daarna liep de man de winkel uit. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij de man op de beelden in de Albert Heijn is en dat hij met de pinpas diverse betalingen heeft gedaan. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij door een vriend de winkel is ingestuurd om, met een pinpas die hij van hem kreeg, sigaretten te halen. Deze vriend zou de pashouder uit de jaszak van aangeefster [slachtoffer 1] hebben gepakt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte degene is die met zijn hand in de jaszak van aangeefster [slachtoffer 1] gaat en dat hij minder dan één minuut later met de pashouder in zijn hand de inhoud van de pashouder onderzoekt. De beelden laten in een min of meer aaneengesloten reeks van momenten de handelingen van verdachte zien, waaronder de diefstal van de pashouder, het bekijken van de pashouder alsmede het verrichten van verschillende pinbetalingen in de winkel. Er is geen andere man in beeld, dat wil zeggen: alle bovenomschreven handelingen worden door één en dezelfde man, verdachte dus, verricht. De verklaring van verdachte dat hij de pashouder niet heeft gestolen strookt dus niet met de camerabeelden. De rechtbank volgt de verklaring van verdachte op dit punt dan ook niet. Vastgesteld wordt dat verdachte de pasjeshouder met inhoud heeft ontvreemd. Vervolgens heeft verdachte, hetgeen hij ook niet ontkent, diverse betalingen met de pinpas uit de pashouder gedaan. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met het oogmerk om geld van de rekening van aangeefster te halen, de bedragen heeft gepind. Hij deed dit door onbevoegd gebruik te maken van haar pinpas. De rechtbank komt derhalve tot wettig en overtuigend bewijs van feit 1 en feit 2 (voor zover dat feit ziet op aangeefster [slachtoffer 1] ).
Het onder 2 voor het overige tenlastegelegde heeft verdachte bekend. De rechtbank zal daarom daarvoor volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 45 – 46;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 69 – 70;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 26;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 augustus 2024.
Feit 3 en feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft deze feiten bekend. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 45 – 46;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 69 – 70;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 augustus 2024.
Feit 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard dat de tas uit de fietstas viel. Hij liep achter aangeefster Wijnen om haar de tas terug te geven maar dit lukte niet. De bewijsmiddelen sluiten deze verklaring van verdachte niet uit. Het oogmerk op de diefstal van de tas kan daarom niet worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer 6] fietste op 6 maart 2024 in Ede. Bij thuiskomt om 15:45 uur kwam zij er achter dat een grijze schoudertas met inhoud uit haar fietstas miste. Daarin zat onder andere haar portemonnee met bankpas. Aangeefster heeft niet gemerkt wanneer de tas is verdwenen. Om 16:45 uur stond de politie voor haar deur om de vermiste tas terug te geven. [5]
Getuige [getuige 1] was rond 15:30 uur aan het werk op het Museumplein in Ede. Hij zag een vrouw langsfietsen. Zij had fietstassen aan haar fiets waar een tas uitstak. De vrouw fietste een man voorbij. Deze man snelde vervolgens achter de vrouw op de fiets aan. De man pakte de tas, die uit de fietstas stak, eruit. De vrouw had niets door en fietste verder. De man werd daarna tegengehouden door een jongen. Deze gaf aan dat de man de tas terug moest geven. De man bleef de tas vasthouden. [getuige 1] liep naar de man toe en pakte de tas van hem af. De man ging er vervolgens vandoor. [6]
Getuige [getuige 2] zag de confrontatie tussen [getuige 1] en de man met de tas. Getuige [getuige 2] belde de politie en besloot de man te volgen. [getuige 2] heeft de man constant in het zicht gehad totdat de politie bij de man aankwam. De man liep tijdens de achtervolging een paar keer agressief in de richting van [getuige 2] . [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die de tas uit de fietstas van aangeefster Wijnen heeft gepakt. [8]
Verdachte zou dat hebben gedaan omdat een ander al eerder iets uit de tas had gehaald en verdachte aangeefster daarop wilde attenderen. Ook heeft verdachte verklaard dat de tas bijna uit de fietstas viel en hij aangeefster daarop wilde attenderen. De rechtbank gaat niet met deze twee (overigens van elkaar verschillende) verklaringen mee. Uit de getuigenverklaringen blijkt namelijk dat verdachte de tas uit de fietstas pakte en de tas helemaal niet wilde afgeven toen hij werd aangesproken. Sterker nog, getuige [getuige 1] moest de tas van hem afpakken en daarna ging verdachte ervan door. Ook vindt de verklaring van verdachte dat een andere man eerder iets uit de tas zou hebben gepakt, geen enkele steun in het dossier. De rechtbank oordeelt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die, met het oogmerk om de tas te stelen, de tas uit de fietstas heeft gehaald en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit feit.
Parketnummer 05/135122-24: [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 5 en 6;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 augustus 2024.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/080708-24:
1.
hij op
of omstreeks25 februari 2023 te Ede, een pashouder
en/ofmet inhoud
, in elk
geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een
andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 25 februari 2023
tot en met en 6 maart 2024 te Ede
, althans in Nederland, (telkens) geldbedragen,
in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan:
- [slachtoffer 1] (25 februari 2023, totaalbedrag 97,27 euro) en/of
- [slachtoffer 2] (26 januari 2024, totaalbedrag 92,63 euro) en/of
- [slachtoffer 3] (7 februari 2024, totaalbedrag 182 euro) en/of
- [slachtoffer 4] (6 maart 2024, totaalbedrag 44,60 euro)
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdie weg te nemen geldbedragen onder
zijn bereik heeft gebracht telkens door middel van een valse sleutel, door
onbevoegd gebruik van de pinpas van voornoemde personen;
3.
hij op
of omstreeks26 januari 2024 te Ede, een tas
en/ofmet inhoud
, in elk geval
enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan
een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op
of omstreeks7 februari 2024 te Ede, een tas
en/ofmet inhoud
, in elk geval
enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen;
5.
hij op
of omstreeks6 maart 2024 te Ede, een tas
en/ofmet inhoud
, in elk geval enig
goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander
toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen.
Parketnummer 05/135122-24:
hij op of omstreeks 18 april 2024 te Ede
één ofmeerdere winkelproducten,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel
of
ten deleaan de Albert Heijn
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/080708-24:
feit 1:
diefstal
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
feit 3:
diefstal
feit 4:
diefstal
feit 5:
diefstal
Parketnummer 05/135122-24
diefstal

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenis voor de duur van één jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het volgende. Verdachte zat ten tijde van de feiten in een negatieve periode. Hij was verslaafd en zag geen andere uitweg. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en ervan geleerd. Ook is verdachte recent veroordeeld waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de helft van de geëiste gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie van 8 augustus 2024 (het strafblad).
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van een jaar schuldig gemaakt aan diverse diefstallen. Zo heeft verdachte vier slachtoffers beroofd van hun tas of pashouder met inhoud en (vervolgens) met de daardoor verkregen pinpassen (soms hoge) bedragen van rekeningen gepind. De slachtoffers zijn hierdoor spullen verloren en hebben financiële schade geleden. Dit soort feiten zijn niet alleen vervelend maar tasten ook het veiligheidsgevoel van mensen op straat aan. Daarnaast heeft verdachte goederen uit een supermarkt gestolen. Diefstallen zorgen voor financiële schade en overlast voor de supermarkten. Dit alles neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Strafblad
De rechtbank houdt daarnaast rekening met dat verdachte al meerdere keren (op 2 mei 2023 en 24 februari 2023) is veroordeeld voor diefstallen. Er is dus sprake van recidive. Ook is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten vindt de rechtbank gelet op dit alles een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden passend en zal deze straf dan ook opleggen aan verdachte. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, zal van deze gevangenisstraf worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van de civiele vordering

Parketnummer 05/080708-24:
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 2 en feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 776,70 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij deels kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het deel van de vordering dat ziet op het maken van pasfoto’s (€ 15,-) moet verminderd worden met € 11,25 nu slechts één pasfoto nodig was en de kosten zien op vier afdrukken van de pasfoto.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met uitzondering van de € 11,25 euro ten aanzien van de pasfoto’s.
De beoordeling door de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte onder feit 2 en feit 4 rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de kosten van de gemaakte pasfoto’s overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij het maken van pasfoto’s meerdere exemplaren worden afgedrukt en het over het algemeen niet mogelijk is om slechts één pasfoto af te nemen. Van ongerechtvaardigde verrijking (in de vorm van de ‘extra’ drie pasfoto’s) en verrekening met de schadevordering kan ook geen sprake zijn. De rechtbank vindt de gevorderde kosten dan ook begrijpelijk en toewijsbaar. Verdachte is tot vergoeding van alle gevorderde schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Verdachte is wettelijke rente verschuldigd vanaf 7 februari 2024, de datum van de bewezenverklaarde feiten. Indien verdachte het bedrag niet betaalt, kunnen vijftien dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Parketnummer 05/080708-24 [slachtoffer 3] :
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 en feit 4 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van
€ 776,70 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 776,70 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Stoet (voorzitter), mr. M. Rietveld en mr D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Duis – van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 augustus 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024106169, gesloten op 22 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 11 en 12.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22 en 23.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 159; verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2024.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 89.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 96.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 93.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2024.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024179646, gesloten op 21 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.