In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, ging het om het faillissement van een deurwaarderskantoor. De curator, mr. Coenraad Willem Houtman, had een vordering ingediend met betrekking tot het surplus op de kwaliteitsrekening van het failliete kantoor. De rechtbank oordeelde dat het surplus, dat voortkwam uit de kwaliteitsrekening, toekwam aan de faillissementsboedel. Dit werd onderbouwd met de stelling dat de kwaliteitsrekening een gemeenschap vormde en dat het surplus in de boedel viel. De rechtbank wees de vorderingen van de waarnemend deurwaarder en de tussenkomende partij af, omdat zij geen rechtstreekse aanspraak konden maken op het surplus. De curator had eerder een vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid ingetrokken, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over een regeling. De rechtbank oordeelde dat de waarnemend deurwaarder, die verantwoordelijk was voor de kwaliteitsrekening, het surplus moest overmaken aan de curator. Tevens werd de waarnemend deurwaarder persoonlijk aansprakelijk gesteld voor eventuele tekorten op de kwaliteitsrekening als gevolg van onrechtmatige betalingen na het faillissement. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg, en de tussenkomende partij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 11 september 2024.