In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 maart 2023. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag watersysteemheffing opgelegd voor een object in [plaats]. Het bezwaar van belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet.
De heffingsambtenaar stelde dat de kwestie feitelijk betrekking had op de WOZ-waarde van het object. Belanghebbende bevestigde dat er nog een procedure loopt over de WOZ-beschikking en dat hij geen gronden heeft tegen de aanslag watersysteemheffing, behalve dat deze samenhangt met de WOZ-beschikking. De rechtbank constateerde dat er inderdaad een beroepsprocedure loopt over de WOZ-waarde, en dat de heffingsambtenaar ten onrechte uitspraak op bezwaar heeft gedaan voordat de WOZ-beschikking onherroepelijk was.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar had moeten wachten met het doen van uitspraak op bezwaar totdat de WOZ-beschikking definitief was. Aangezien dit niet is gebeurd, verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en droeg de heffingsambtenaar op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar, rekening houdend met deze uitspraak.