ECLI:NL:RBGEL:2024:6452

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
05.079783.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en mishandeling na vechtpartij in Ede

Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en mishandeling van het slachtoffer, geboren in 1997. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 30 oktober 2021 in een café in Ede, waar de verdachte het slachtoffer zou hebben geslagen en gebeten, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel. Tijdens de rechtszittingen op 19 september 2023 en 6 september 2024 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging gepleit voor vrijspraak van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk te houden voor de verwondingen van het slachtoffer. De getuigenverklaringen waren niet eenduidig en de rechtbank concludeerde dat de identificatie van de verdachte door een getuige niet betrouwbaar was. Bovendien was er geen bevestiging dat de persoon die het slachtoffer had geslagen ook degene was die hem had gebeten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/079783-22
Datum uitspraak : 20 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. D.A.W. Dekker, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen
van 19 september 2023 en 6 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Ede aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere littekens in het gezicht en/of een besmetting met de streptokokken bacterie, heeft toegebracht door die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of in zijn wang te bijten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Ede [slachtoffer] heeft mishandeld door hem te slaan en/of te stompen en/of in zijn wang te bijten, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere littekens in het gezicht en/of een besmetting met de streptokokken bacterie ten gevolge heeft gehad.

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Uit het dossier blijken de volgende feiten en omstandigheden. Op 30 oktober 2021 heeft er in café “ [café] ” in Ede een vechtpartij plaatsgevonden. Op enig moment heeft een persoon slachtoffer [slachtoffer] in zijn wang gebeten. Hoewel er op dat moment veel mensen in het café aanwezig waren, is er niemand die heeft gezien wie het slachtoffer heeft gebeten.
De bijtwond is besmet geraakt met de streptokokken bacterie. Het slachtoffer raakte door de infectie in septische shock en is een aantal dagen in kunstmatige coma gehouden. Het geïnfecteerde weefsel moest operatief worden verwijderd, met een operatieve wond van 20 centimeter lang, lopend van zijn hals tot zijn borstkas, tot gevolg.
Er bestaat geen twijfel dat het slachtoffer die avond is gebeten met zeer ernstige gevolgen. De vraag is echter of het verdachte is die hiervoor strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Het slachtoffer kan zich weinig herinneren van die bewuste avond. Een vriend van het slachtoffer, getuige [getuige 1] , heeft gezien dat een persoon op het slachtoffer zat en hem met zijn vuisten heeft gestompt, maar de getuige heeft niet gezien of deze persoon het slachtoffer ook heeft gebeten. Hoewel de getuige verdachte aanwijst als degene die op het slachtoffer heeft gezeten, is het de vraag of deze herkenning voldoende betrouwbaar is. Ook vindt de rechtbank in het dossier geen bevestiging voor de stelling dat ervan uit moet worden gegaan dat degene die op het slachtoffer zat en hem heeft geslagen ook degene moet zijn geweest die het slachtoffer heeft gebeten.
Verdachte heeft altijd ontkend dat hij het slachtoffer heeft geslagen en gebeten. Getuige [getuige 2] , die die avond ook aanwezig was en die op een later moment door de rechter-commissaris is gehoord, heeft eveneens verklaard dat het niet verdachte was die het slachtoffer heeft gebeten. In het feit dat [getuige 2] inmiddels naar aanleiding van het verhoor bij de rechter-commissaris zelf als verdachte is aangemerkt in het onderzoek, ziet de rechtbank bovendien een contra-indicatie voor de schuld van verdachte aan het tenlastegelegde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte degene is geweest die slachtoffer [slachtoffer] heeft geslagen en gebeten. De rechtbank zal verdachte dan ook van het tenlastegelegde vrijspreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 36.947,83 aan materiële schade en € 15.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling in de proceskosten.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
 veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma, voorzitter, mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2024.
mr. W. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.