ECLI:NL:RBGEL:2024:6451

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
05.049015.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag van een beginnend bestuurder

Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder die op 23 september 2023 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval te Ellecom, gemeente Rheden. De verdachte, die zijn rijbewijs pas drie weken eerder had behaald, reed met een te hoge snelheid en verloor de controle over zijn voertuig, waardoor hij tegen een verkeerslicht botste. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bijrijder, die zijn nek brak en een operatie onderging. De officier van justitie eiste een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden en niet voldoende voorzichtigheid had betracht. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, gezien de gevolgen voor het slachtoffer en de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/049015-24
Datum uitspraak : 20 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 september 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Ellecom, gemeente Rheden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij beginnend bestuurder was,
- in strijd met artikel 11, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een voertuig rechts in plaats van links heeft ingehaald en/of
- op de A348 en/of de Ellecomsedijk (telkens) met een hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan die voor veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig (rechts) van de weg geraakt/gereden en/of is hij tegen verkeerslicht gebotst en/of is zijn voertuig gaan tollen (om de Z-as geroteerd),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Ellecom, gemeente Rheden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de de A348 en/of de Ellecomsedijk, terwijl hij beginnend bestuurder was,
- in strijd met artikel 11, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een voertuig rechts in plaats van links heeft ingehaald en/of
- op de voornoemde wegen (telkens) met een hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan die voor veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig (rechts) van de weg geraakt/gereden en/of is hij tegen verkeerslicht gebotst en/of is zijn voertuig gaan tollen (om de Z-as geroteerd),
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Ellecom, gemeente Rheden, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A348 en/of de Ellecomsedijk, terwijl hij beginnend bestuurder was,
- in strijd met artikel 11, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een voertuig rechts in plaats van links heeft ingehaald en/of
- op de voornoemde wegen (telkens) met een hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan die voor veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden en/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig (rechts) van de weg geraakt/gereden en/of is hij tegen verkeerslicht gebotst en/of is zijn voertuig gaan tollen (om de Z-as geroteerd),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Verdachte heeft zijn rijbewijs gehaald op 31 augustus 2023 (beginnende bestuurder). [2]
Op 23 september 2023 omstreeks 04.53 uur heeft op de kruising van de N348 (Ellecomsedijk) en de Zutphensestraatweg te Ellecom een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden. [3] Verdachte was de bestuurder van de betreffende personenauto, [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) was de bijrijder. [4] Na de afslag naar links vanaf de A348, reed verdachte de N348 op in de richting van Dieren. [5] De toegestane maximumsnelheid ter plaatse bedroeg 80 kilometer per uur. [6] Vanuit de rijrichting van verdachte gezien, maakt de weg een flauwe bocht naar rechts. Aldaar is verdachte de controle over de auto verloren. Hij is van de weg geraakt en tegen een verkeerslicht aan gebotst. De auto is hierna gaan tollen en heeft een tweede verkeerslicht geraakt. [7]
Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval zijn nek gebroken, waarbij schade is ontstaan aan zijn ruggenmerg. Hij is diezelfde dag naar het ziekenhuis overgebracht, waar zijn gebroken wervels operatief zijn teruggeplaatst en vastgeschroefd. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW), waarbij sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Wel dient verdachte van het onder het eerste gedachtenstreepje vermelde (rechts inhalen) te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primair en het subsidiair tenlastegelegde, heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Verdachte heeft niet rechts ingehaald, zodat het onder het eerste gedachtenstreepje vermelde handelen niet bij kan dragen aan de schuldvaststelling. Belangrijker is, dat er niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de berekening van de snelheid, om redenen die verder besproken worden onder de beoordeling van de rechtbank. Zonder dat vaststaat hoe hard verdachte heeft gereden, is niet duidelijk waarom verdachte de controle over het voertuig is verloren. De raadsman heeft als alternatief scenario naar voren gebracht dat het niet door de te hoge snelheid is gebeurd, maar doordat verdachte in de onverharde berm terecht is gekomen.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval. Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Vrijspraak rechts inhalen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte rechts heeft ingehaald. Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat verdachte bij het stoplicht op de A348 op de rechter rijstrook stond voorgesorteerd om linksaf te slaan en dat getuige [getuige] op de linker rijstrook stond voorgesorteerd. Verdachte is sneller opgetrokken, waardoor hij getuige [getuige] weliswaar voorbij is gereden, maar de rechtbank kwalificeert deze handeling niet als rechts inhalen. Bovendien heeft deze handeling geen invloed gehad op het ontstaan van het ongeval.
Snelheid
De rechtbank merkt vooraf op dat zij de tenlastelegging zo leest dat hetgeen is vermeld onder het tweede gedachtestreepje (dat verdachte met een hoge snelheid, dan wel een hogere snelheid dan ter plaats geboden was, heeft gereden) de gedraging is die verdachte wordt verweten. Onder de daarop volgende gedachtenstreepjes worden de gevolgen van deze verweten handeling omschreven. Dat betekent dat de vraag beantwoord moet worden of bewezen kan worden dat verdachte heeft gereden met een hoge snelheid, dan wel met een hogere snelheid dan ter plaatse geboden was.
Omdat het voertuig van verdachte een ouder model betrof, waren er geen crash data beschikbaar waaruit de snelheid van het voertuig kort voor het ongeval kon worden afgeleid. De politie heeft in het proces-verbaal Omgevingsonderzoek de snelheid van het voertuig van verdachte berekend aan de hand van de registraties door drie detectielussen in het wegdek, bij verkeersregelinstallatie (hierna: VRI) 181, het wegkantsysteem en VRI 303.
Verdachte heeft, voor zover in deze zaak relevant, de volgende route afgelegd. Verdachte reed op de A348 in de richting van Ellecom. Het kruispunt van de A348 en de N348 (Ellecomsedijk) wordt geregeld door VRI 303. Verdachte is op dit kruispunt links afgeslagen, de N348 op. Bij hectometerpaal 13.3 in de richting van Dieren zijn detectielussen in het wegdek aanwezig (wegkantsysteem). Tussen VRI 303 en het wegkantsysteem zit 700 meter. De N348 maakt vervolgens een flauwe bocht naar rechts. De kruising van de N348 en de Zutphensestraatweg, waar het ongeluk heeft plaatsgevonden, wordt geregeld door VRI 181. Tussen het wegkantsysteem en VRI 181 zit 455 meter. [9]
Uit het faselog van VRI 181 blijkt dat er sprake was van een verstoring vanaf 04:51:33 uur. Deze storing wordt verklaard door het feit dat verdachte met zijn voertuig deze VRI omver heeft gereden. [10] Hieruit kan worden afgeleid dat het ongeval heeft plaatsgevonden om 04:51:33 uur.
Uit het faselog van VRI 181 blijkt dat de laatste registratie van de detectielus die zich vlak voor de stopstreep voor het verkeerslicht bevindt, 0,9 seconden voor het ongeval was. Deze registratie moet afkomstig zijn van het voertuig van verdachte, die op de rechter rijstrook reed. Uit het faselog van VRI 181 blijkt verder dat achter het voertuig van verdachte nog een ander voertuig reed, op ongeveer 6 seconden afstand. Dit voertuig reed eerst op de linker rijstrook, waarna het snelheid minderde bij het naderen van het kruispunt en wisselde naar de rechter rijstrook. Dit voertuig is van getuige [getuige] . [11]
De politie heeft de indicatieve gemiddelde snelheden berekend van verschillende delen van het traject dat verdachte heeft afgelegd. Uit deze berekeningen blijkt dat verdachte het kruispunt van de Ellecomsedijk en de Zutphensestraatweg was genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid, gelegen tussen de 104 km/u en 111 km/u over een afstand van tussen de 97,84 meter en 98,84 meter. Vervolgens is de politie terug gaan rekenen. Uitgaande van deze snelheid, het tijdstip van het ongeval en de afstand tussen voornoemde kruising en het wegkantsysteem, zou verdachte ongeveer om 04:51:17 uur ter hoogte van het wegkantsysteem moeten zijn geweest. Het wegkantsysteem registreert onder andere de snelheden en lengte van alle passerende voertuigen. Uit de brondata van het wegkantsysteem blijkt dat er om 04:51:19 een voertuig op de rechterrijstrook reed met een snelheid van tussen de 125 km/u en 139 km/u, kort daarna gevolgd (op 2 seconden afstand) door een voertuig dat op de linker rijstrook reed met een snelheid van ongeveer 99 km/u. [12]
Uit de afstand tussen de detectielussen van VRI 181 en het wegkantsysteem en de tijd die er zat tussen de registraties door beide detectielussen blijkt dat verdachte over een afstand van 455 meter met een gemiddelde snelheid van ongeveer 125 km/u heeft gereden. [13]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de berekening van de snelheid van het voertuig van verdachte door de politie op onjuiste aannames is gestoeld. De door het wegkantsysteem geregistreerde lengte wijkt af van de lengte van de auto van verdachte zoals geregistreerd in de RDW-database. De politie verklaart de afwijking in voertuiglengte uit de omstandigheid dat moderne voertuigen gemaakt zijn met kunststof onderdelen, die niet door het magnetisch veld worden opgepikt. Het voertuig van verdachte betrof echter een oud type. De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat de raadsman stelt dat het niet het voertuig van de verdachte was dat om 04:51:19 uur langs het wegkantsysteem reed met een snelheid van tussen de 125 km/u en 139 km/u. De raadsman heeft dit verweer verder onderbouwd met de constatering dat uit de interpretatie van de gegevens van het wegkantsysteem blijkt dat getuige [getuige] op de linker rijstrook reed, terwijl de getuige zelf heeft verklaard dat hij achter verdachte op de rechter rijstrook reed.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de genoemde snelheid ten onrechte aan de auto van verdachte is gekoppeld. Uit de tabel waarin de data van het wegkantsysteem zijn verwerkt, blijkt dat er rond het moment dat verdachte en getuige [getuige] langs het wegkantsysteem reden, geen ander verkeer op de weg was. De eerste auto vóór verdachte passeerde het wegkantsysteem een minuut eerder en de eerstvolgende auto na getuige [getuige] passeerde het wegkantsysteem 2,5 minuut later, toen het ongeval al had plaatsgevonden. Het kan dus niet anders zijn dan dat de registratie van een snelheid van tussen de 125 km/u en 139 km/u door verdachte is veroorzaakt. Verder heeft de politie gerapporteerd dat het feit dat de voertuiglengte die bij deze registratie hoort niet overeenkomt met de lengte die in de RDW-database staat vermeld,
onder meerkan worden verklaard door het gebruik van kunststofonderdelen in nieuwere modellen, zodat dit niet de enige verklaring is. Het gegeven dat de geregistreerde lengte afwijkt van de lengte van het voertuig van verdachte zoals opgenomen in de RDW-database, doet daarom aan de voorgaande vaststelling niet af.
Ook het feit dat het wegkantsysteem getuige [getuige] plaatst op de linker rijstrook, terwijl de getuige zelf heeft verklaard dat hij rechts reed, maakt dit niet anders. De verklaring van getuige [getuige] is op dit punt onvoldoende concreet om de gegevens van het wegkantsysteem te ontkrachten. Hij heeft immers verklaard dat hij na het links afslaan van de linker rijstrook naar de rechter rijstrook is gegaan, maar hij verklaart niet waar hij dat precies heeft gedaan. Bovendien blijkt niet alleen uit gegevens van het wegkantsysteem, maar ook uit de registraties van VRI 181 dat getuige [getuige] op de linker rijstrook reed en pas bij het naderen van de kruising van de N348 en de Zutphensestraatweg naar de rechter rijstrook is gegaan.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat verdachte met een snelheid tussen de 125 km/u en 139 km/u langs het wegkantsysteem is gereden, dat hij over de laatste 455 meter een gemiddelde snelheid had van 125 km/u en over de laatste ± 100 meter een gemiddelde snelheid van tussen de 104 km/u en 111 km/u. Hiermee heeft verdachte met een hogere snelheid gereden dan die welke voor veilig verkeer ter plaatse geboden was.
Alternatief scenario
De raadsman heeft aangevoerd dat de mogelijkheid bestaat dat verdachte de controle over de auto is kwijtgeraakt doordat hij op de onverharde berm terecht is gekomen. De rechtbank gaat voorbij aan dit door de raadsman geschetste alternatieve scenario. De rechtbank heeft in de overweging hierboven vastgesteld dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatse geboden was. De rechtbank gaat uit van het scenario dat verdachte in de berm is beland door zijn te hoge snelheid en dat hij hierdoor de controle over de auto is verloren, waarna hij tegen de verkeerslichten is gebotst en zijn voertuig is gaan tollen.
Zwaar lichamelijk letsel
De aard van het letsel (gebroken nekwervels) van het slachtoffer, de aard van de medische behandeling (operatie waarbij de nekwervels zijn teruggeplaatst en vastgezet) en de duur van het herstel en de beperkingen zijn zodanig ernstig en ingrijpend, dat het letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Hoewel het slachtoffer geen gordel droeg en hij daarin een eigen verantwoordelijkheid had, staat dat niet in de weg aan het oordeel dat het letsel is veroorzaakt door het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden en aan de schuld van verdachte te wijten was.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat verdachte de bocht is ingereden met een te hoge snelheid en zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie. Hierdoor is verdachte van de weg geraakt en tegen een verkeerslicht gebotst. Verdachte was een beginnend bestuurder nu hij pas drie weken zijn rijbewijs had. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geheel van gedragingen te kwalificeren als
aanmerkelijkonvoorzichtig rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het primaire feit wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 september 2023 te Ellecom, gemeente Rheden, als
verkeersdeelnemer, namelijk alsbestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
roekeloos, althans zeer dan welaanmerkelijk
,onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij beginnend bestuurder was,
- in strijd met artikel 11, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een voertuig rechts in plaats van links heeft ingehaald en/ofop
de A348 en/ofde Ellecomsedijk
(telkens) met een hoge snelheid, althansmet een hogere snelheid dan die voor veilig verkeer ter plaatse geboden was, heeft gereden en
/of
- het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden,
althans niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurden
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van
voormeld reglementhet Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en
/of
- ( vervolgens) is hij met het door hem bestuurde motorrijtuig (rechts) van de weg geraakt
/geredenen
/ofis hij tegen
eenverkeerslicht gebotst en
/ofis zijn voertuig gaan tollen (om de Z-as geroteerd),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis. Tevens heeft zij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de eis van de officier van justitie niet te volgen en te volstaan met een geldboete, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor het primair en subsidiair tenlastegelegde en de referte ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft geen noemenswaardig strafblad. In het geval dat de rechtbank tot een veroordeling komt, zal verdachte een strafpunt krijgen op zijn rijbewijs. Dit is ook een vorm van straf, waar de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening mee moet houden. Verder heeft verdachte zelf ook letsel opgelopen door het ongeval en is hij sindsdien nog voorzichtiger gaan rijden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft aanzienlijk harder gereden dan ter plaatse was geboden, waardoor hij in een bocht de controle over zijn voertuig is verloren. Verdachte is vervolgens tegen een verkeerslicht gebotst. De bijrijder heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte en het slachtoffer hebben beiden veel geluk gehad, nu het letsel niet nog veel erger is geweest. Met zijn handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid, maar ook zijn eigen veiligheid en die van het slachtoffer, ernstig in gevaar gebracht. Het ongeval, en dus ook het zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer, was vermijdbaar en de rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, als beginnend bestuurder, zo riskant heeft gereden.
De persoon van verdachte
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank verder acht geslagen op de justitiële documentatie van 26 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde niet eerder was veroordeeld voor ernstige verkeersfeiten. Verdachte heeft zijn leven op orde en werkt als bijrijder op een vrachtwagen, werk waarvoor hij geen rijbewijs nodig heeft. Hij heeft wel zijn rijbewijs nodig om op tijd, ’s ochtends om 6 uur, op zijn werklocatie te komen. Binnenkort zal verdachte beginnen aan een nieuwe baan, waar hij geen rijbewijs voor nodig heeft. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zich realiseert een flinke fout te hebben begaan en dat hij daar veel spijt van heeft. Ook is gebleken dat verdachte nog altijd worstelt met de gevolgen van het ongeluk, onder meer omdat hij en het slachtoffer uit dezelfde vriendengroep komen en het contact met het slachtoffer nu is verbroken.
De op te leggen straf
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de op te leggen straf de oriëntatiepunten van het LOVS en hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. De LOVS oriëntatiepunten voor straftoemeting vermelden bij een aanmerkelijke mate van schuld bij overtreding van artikel 6 van de WVW een taakstraf voor de duur van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank geen omstandigheid gebleken op grond waarvan ten voordele of ten nadele van verdachte moet worden afgeweken van voornoemd oriëntatiepunt. Het verweer dat de verdachte, kort gezegd, het rijbewijs niet kan missen omdat hij om 6 uur ’s ochtends op zijn werk moet zijn en dat hij bij een veroordeling als beginnend bestuurder een strafpunt zal krijgen, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid weegt, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zwaarder dan het belang van verdachte om zijn rijbevoegdheid niet (tijdelijk) kwijt te zijn. Nu de rechtbank verdachte zal veroordelen voor een zwaarder strafbaar feit dan door de raadsman is bepleit, en de rechtbank voor dit feit een geldboete niet passend acht, zal aan het verzoek tot oplegging van een geldboete voorbij worden gegaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
  • 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht; en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg, voorzitter, mr. M.L. Braaksma en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma en mr. L.A. Lutje Schipholt, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2024.
mr. W. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023492894, gesloten op 2 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf, p. 6-7.
3.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer, p. 32.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 113.
5.PV verhoor getuige [getuige] , d.d. 27 oktober 2023, p. 15.
6.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 5.
7.Proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer, p. 54
8.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , opgemaakt door prof. Dr. M. de Kleuver (orthopedisch chirurg) op 14 november 2023 ondertekend, p. 28.
9.Proces-verbaal Omgevingsonderzoek, Analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een wegkantsystemen, p. 68.
10.Proces-verbaal Omgevingsonderzoek, Analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een wegkantsystemen, p. 64.
11.Proces-verbaal Omgevingsonderzoek, Analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een wegkantsystemen, p. 65.
12.Proces-verbaal Omgevingsonderzoek, Analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een wegkantsystemen, p. 69.
13.Proces-verbaal Omgevingsonderzoek, Analyse van een verkeersdelict op basis van gegevens van een wegkantsystemen, p. 59.