ECLI:NL:RBGEL:2024:6449

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
AWB - 24_220
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van brede ondersteuning door gemeente aan gedupeerden van de toeslagenaffaire

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om brede ondersteuning als gedupeerden van de toeslagenaffaire. Eiseres had verzocht om vergoeding van kosten met betrekking tot het realiseren van een tuinhuisje, het dichtmaken van een trapgat en het plaatsen van een deur op de zolder, evenals de vergoeding van inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen had deze verzoeken afgewezen, stellende dat de kosten niet met terugwerkende kracht konden worden vergoed en dat de aangevraagde voorzieningen niet noodzakelijk waren.

De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte heeft besloten dat de kosten niet met terugwerkende kracht konden worden vergoed. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de verzoeken van eiseres voor het tuinhuisje en de aanpassingen in de woning niet terecht was, omdat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom deze voorzieningen niet noodzakelijk waren voor een nieuwe start. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft de vergoeding van de inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht. Het college wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het de mogelijkheid moet bieden aan eiseres om aan te tonen dat de gemaakte kosten noodzakelijk waren voor haar nieuwe start.

De rechtbank benadrukt dat de brede ondersteuning door gemeenten gericht is op het maken van een nieuwe start voor gedupeerden van de toeslagenaffaire, en dat het college hierbij een beoordelings- en beleidsruimte heeft. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die de rechten van gedupeerden raken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/220

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H.M.A. van den Boogaard),
en

het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van onderdelen van haar verzoek om brede ondersteuning als gedupeerde van de toeslagenaffaire die zien op het tuinhuisje, het dichtmaken van het trapgat en het daarbij plaatsen van een deur op de zolder en het vergoeden van de gemaakte inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht.
1.1.
Het college heeft de onder 1 genoemde onderdelen van de aanvraag met het besluit van 6 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 december 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij deze afwijzing gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college bijgestaan door [persoon A] en [persoon B]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de onder 1 genoemde onderdelen van het verzoek van eiseres om brede ondersteuning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Eiseres krijgt gedeeltelijk gelijk, omdat het college in deze zaak ten onrechte heeft besloten dat kosten niet met terugwerkende kracht kunnen worden vergoed. Het college moet op dat punt een nieuw besluit nemen. Het college heeft wel terecht geoordeeld dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit het realiseren van het tuinhuisje, het dichtmaken van het trapgat en het daarbij plaatsen van een deur op de zolder redelijkerwijs niet nodig was. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Daarbij bespreekt zij eerst de achtergrond van de brede ondersteuning door gemeenten (onder 4), het toetsingskader (onder 5) en de totstandkoming van het bestreden besluit (onder 6). Daarna bespreekt zij het hanteren van het noodzaakcriterium (onder 7), de afwijzing van het realiseren van het tuinhuisje (onder 8), van het dichtmaken van het trapgat en het daarbij plaatsen van een deur op de zolder (onder 9) en het vergoeden van de gemaakte inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht (onder 10).
Hersteloperatie: brede ondersteuning door gemeenten
4. Tussen 2004 en 2019 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet en is eerder verleende kinderopvangtoeslag van hen teruggevorderd. De ouders zijn door de aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen in die tijd langdurig in een onmogelijke positie, in grote financiële problemen en in grote onzekerheid gebracht. Zij hebben financiële schade en zijn aangetast in hun rechtsgevoel, omdat zij zijn bestempeld als fraudeur. Het kabinet heeft hiervoor excuses aangeboden en wil de problemen van gedupeerde ouders oplossen.
4.1.
Onderdeel van de hersteloperatie toeslagen is de brede ondersteuning door gemeenten voor de gedupeerde aanvrager van de kinderopvangtoeslag of voor een ex-partner van de gedupeerde aanvrager van de kinderopvangtoeslag, hun gezin en het thuiswonende kind. De brede ondersteuning is bedoeld voor het maken van een nieuwe start na de problemen die zijn ervaren door de toeslagenaffaire.
Het toetsingskader
5. Op grond van artikel 2.21 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) kan het college brede ondersteuning bieden op vijf leefgebieden: financiën, gezin, werk, wonen en zorg. Nadere regels zijn opgenomen in de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021 (Spuk). De Spuk regelt waarvoor gemeenten middelen krijgen en hoe deze verantwoord moeten worden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft uitgangspunten voor het bieden van brede ondersteuning en het opstellen van een plan van aanpak geformuleerd.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat het college bij het toekennen van brede ondersteuning beoordelings- en beleidsruimte toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. Verder geldt dat de rechtbank het bestreden besluit beoordeelt aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die zich op het moment van het bestreden besluit – 15 december 2023 – voordeden. De rechtbank stelt vast dat het college geen beleidsregels heeft vastgesteld voor de uitvoering van artikel 2.21 van de Wht.
Totstandkoming van het bestreden besluit
6. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire en komt in aanmerking voor brede ondersteuning. Zij heeft op 18 mei 2023 een verzoek ingediend met hulpvragen met betrekking tot haar gezin. Met het besluit van 6 juli 2023 heeft het college aan eiseres brede ondersteuning aangeboden. Eiseres ontvangt een (volledige) vergoeding voor de kosten van het rijbewijs, een opleiding/cursus en tandartskosten. Ook wordt eiseres ondersteund bij het vinden van vrijwilligerswerk bij een gemeente om ervaring op te doen. Het gevraagde tuinhuisje voor privacy en toekomstdoelen voor de dochter van eiseres wijst het college af, omdat het volgens het college een wens is en geen noodzaak en het niet bijdraagt aan een veilige en betaalbare woning. De deuren worden eenmalig vergoed, maar de kosten van het dichtmaken van het trapgat en het plaatsen van een deur vergoedt het college niet omdat deze kosten volgens het college een wens betreffen en geen noodzaak. Tot slot vergoedt het college de gemaakte kosten voor de inboedel- en vervangingskosten niet, omdat het hier volgens het college om kosten gaat die in het verleden zijn gemaakt en deze kosten niet vallen onder de brede ondersteuning die de gemeente kan bieden. Daar komt volgens het college bij dat de kosten niet verbonden zijn aan een doelstelling op een of meerdere leefgebieden en er altijd een motivatie voor de verstrekking (en doelstelling) moet zijn. Het college ging ook niet over tot vergoeding van de kosten voor tuinherstel, omdat het een wens is en geen noodzaak. Het tuinherstel draagt volgens het college niet bij aan een veilige en betaalbare woning.
6.1
Met het bestreden besluit van 15 december 2023 heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De afwijzing van de verzoeken van eiseres voor wat betreft het tuinhuisje, het plaatsen van de deur en het dichtmaken van het trapgat en de vergoeding van inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht blijft in stand. Eiseres krijgt in de bezwaarfase wel een bedrag van € 4.265,25 voor het herstel van de tuin.
Mocht het college het noodzaakcriterium hanteren?
7. Eiseres betoogt dat de gehanteerde maatstaf, het noodzaakcriterium, onjuist is. Volgens artikel 2.21 van de Wht moet het college voorzieningen treffen met het oog op herstel. Hierbij is volgens eiseres geen sprake van een noodzaakcriterium.
7.1.
De beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Uit artikel 2.21, vierde lid van de Wht, waarin staat dat brede ondersteuning wordt verleend op basis van een plan van aanpak dat ziet op het kunnen maken van een nieuwe start, leidt de rechtbank af dat sprake is van een noodzaakcriterium. Het gaat immers om het kunnen maken van een nieuwe start. Het college heeft dit ingevuld door te toetsen of het verzochte redelijkerwijs nodig is. Hierbij is sprake van een maatwerkbeoordeling. Het college mocht daarom het noodzaakcriterium hanteren.
Mocht het college het tuinhuisje afwijzen?
8. Eiseres betoogt dat de motivering van het college onvoldoende daadkrachtig is. Volgens eiseres is het met het oog op herstel volstrekt redelijk dat het tuinhuis wordt gerealiseerd. De dochter van eiseres heeft rust, veiligheid en een plek nodig om zich terug te trekken. De financiële situatie en de ernst van de problematiek van de zoon maakte dat de positie van de dochter in het gezin ondersneeuwde. Vanwege de gevolgen van de toeslagenaffaire is te weinig aandacht geweest voor haar positie. Dit kan volgens eiseres alleen worden hersteld als er een plek wordt gerealiseerd waar de dochter zich kan terugtrekken.
8.1.
Het college voert aan dat het verzoek met betrekking tot het tuinhuisje voor de dochter van eiseres in het bijzonder is ingegeven door de omstandigheid dat de zoon van eiseres voor veel onrust in huis zorgt. Het tuinhuisje zou een plek voor de dochter kunnen zijn waar zij meer rust en privacy heeft. Tijdens de hoorzitting in de bezwaarprocedure heeft eiseres verteld dat haar zoon voor vijf dagen en nachten per week in een instelling verblijft en het tuinhuisje is daarmee meer een wens dan een noodzaak. Het college is dan ook van mening dat onvoldoende is gebleken dat met het oog op het samenleven en opgroeien in een veilige omgeving in het kader van de ontwikkeling van de dochter op dit moment voor een nieuwe start een tuinhuisje redelijkerwijs nodig is. Daar komt volgens het college nog bij dat als de zoon wel thuis is, hij ook toegang heeft tot de tuin. Daarnaast is niet gebleken dat het tuinhuisje in het kader van een veilige en betaalbare (en daarmee in de basis passende) woning redelijkerwijs nodig is. Het college blijft dan ook van mening dat het verzoek tot brede ondersteuning met betrekking tot het tuinhuisje terecht is afgewezen. Op de zitting is door het college nog toegelicht dat er sprake is van een maatwerkbeoordeling. Per zaak wordt gekeken wat nodig is voor een nieuwe start.
8.2.
De beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Zoals hiervoor onder 7.1 is overwogen, mag het college beoordelen of het verzochte redelijkerwijs nodig is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het bestreden besluit in redelijkheid kunnen nemen. Op het moment dat het college het bestreden besluit nam verbleef de zoon voor vijf dagen en nachten per week in een instelling. Hier mocht het college ook van uit gaan omdat eiseres dit op de hoorzitting in de bezwaarprocedure heeft verteld. Het college heeft daarom deugdelijk gemotiveerd waarom zij dit onderdeel van de aanvraag afwijst.
Geldt dit ook voor het dichtmaken van het trapgat en het daarbij plaatsen van een deur op de zolder?
9. Eiseres betoogt ook hier dat de voorziening wel degelijk redelijkerwijs toe is te kennen in het kader van herstel. Eiseres heeft de woning aangepast en de zolder voor zichzelf ingericht. Eiseres, maar ook de kinderen, hebben behoefte aan privacy. Dit is een behoefte voor de kinderen, maar ook voor de ouder om zichzelf te ontwikkelen op een gezonde manier.
9.1.
Volgens het college is het verzoek ingegeven door de omstandigheid dat eiseres elk geluid hoort en daardoor slecht slaapt, wat niet bevorderlijk is voor haar geestelijke gesteldheid. Uit de stukken volgt dat de problematiek van de zoon van eiseres voor veel onrust in huis heeft gezorgd. De zoon verbleef echter vijf dagen per week in een instelling. Het college is dan ook niet gebleken van een woningaanpassing die met het oog op een veilige en betaalbare (en daarmee in de basis passende) woning dan wel met het oog op het gezin – gericht op het samenleven en opgroeien in een veilige omgeving waarbinnen kinderen zich kunnen ontwikkelen – redelijkerwijs nodig is met het oog op een nieuwe start. Daar komt volgens het college nog bij dat zowel de zoon als eiseres aan de problematiek en daarmee aan de lichamelijke en geestelijke gezondheid (en het welzijn) werken.
9.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt eiseres, met een verwijzing naar onder 7.1, niet in haar betoog. Ook hier geldt immers dat het college redelijkerwijs mocht oordelen dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit het dichtmaken van het trapgat en het daarbij plaatsen van een deur op de zolder niet nodig was en dus niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Mocht het college het vergoeden van de gemaakte inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht afwijzen?
10. Eiseres betoogt dat geen sprake is van een toekenning met terugwerkende kracht. Het is volgens eiseres een tegemoetkoming die wordt aangevraagd voor uitgaven die zijn gedaan in het kader van herstel. Dat deze uitgaven in eerste instantie door eiseres zelf zijn gedaan, maakt dit volgens haar niet anders. Daarnaast blijkt volgens eiseres uit de richtlijn van de VNG niet dat voorzieningen met terugwerkende kracht niet mogelijk zijn. Tot slot voert eiseres aan dat het strijdig is met het gelijkheidsbeginsel om gedupeerden die, wegens een vroege toekenning van een compensatie, anders te behandelen dan ouders die moesten wachten op een compensatie. Omdat de brede ondersteuning traag op gang is gekomen, was het voor gedupeerden volgens eiseres niet bekend dat brede ondersteuning mogelijk kon worden aangewend om bijvoorbeeld dit soort goederen aan te schaffen. Gedupeerden die hiervoor hun compensatie hebben gebruikt, komen dan in een slechtere positie dan gedupeerden die later een compensatie kregen. Dit is volgens eiseres in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
10.1.
Het college voert aan dat het hier gaat om vergoeding van kosten die reeds in het verleden zijn gemaakt gaat en daarmee om een vergoeding achteraf. De vergoeding van dergelijke schade dan wel de compensatie hiervan wordt behandeld door de Commissie Werkelijke Schade en niet door het college. Brede ondersteuning richt zich volgens het college op de toekomst. [1] Volgens het college gaat het om maatwerk (binnen de genoemde doelstellingen van de verschillende leefgebieden) gericht op het faciliteren van een nieuwe start. Dit betekent volgens het college dat geen voorzieningen met terugwerkende kracht worden toegekend. Als het college achteraf een lijst met kosten zou vergoeden dan is dit volgens het college een vorm van inkomensondersteuning. Dit past niet bij de ratio waarvoor brede ondersteuning in het leven is geroepen.
10.1.1.
Het college merkt verder op dat bij een verzoek tot vergoeding van kosten met terugwerkende kracht de voormalige situatie met daaropvolgend de vraag of de specifieke uitgave redelijkerwijs nog was met het oog op een veilige en betaalbare (en in de basis passende) woning in het kader van een nieuwe start niet meer kan worden beoordeeld. Daarbij wordt voor wat betreft de keuken in het bijzonder opgemerkt dat in de huurwoning een in de basis geschikte keuken aanwezig was. Tot slot betoogt het college dat omdat nu brede ondersteuning bij uitstek maatwerk betreft en telkens een individuele beoordeling met het oog op een nieuwe start dient plaats te vinden, van gelijke gevallen en van een schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake is.
10.2.
Deze beroepsgrond slaagt. Ook de gemaakte inboedel- en vervangingskosten kunnen zien op het kunnen maken van een nieuwe start. Uit artikel 2.21 van de Wht volgt niet dat deze vergoeding van kosten niet met terugwerkende kracht mogelijk is. De motivering van het college dat deze vergoeding van kosten niet met terugwerkende kracht mogelijk is, omdat dit gezien kan worden als een vorm van inkomensondersteuning volgt de rechtbank niet. De wel toegewezen onderdelen van de aanvraag kunnen namelijk ook gezien worden als een vorm van inkomensondersteuning. Van de hersteloperatie maakt ook deel uit de Catshuisregeling, waardoor een gedupeerde een bedrag van € 30.000 heeft gekregen als tegemoetkoming in de geleden schade. Het is niet vreemd dat gedupeerden dit bedrag al gebruiken of al hebben gebruikt om een nieuwe start te maken, ook al is het bedrag daar niet voor bedoeld. Als terugwerkende kracht niet mogelijk zou zijn, zouden die gedupeerden geen tegemoetkoming kunnen krijgen. Gedupeerden die dit niet doen en wachten tot het moment dat zij een verzoek om brede ondersteuning daarin kunnen doen, krijgen indien deze kosten nodig zijn om een nieuwe start te kunnen maken, deze wel vergoed. Die consequentie lijkt door de wetgever niet beoogd. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat vergoeding met terugwerkende kracht wel mogelijk is. De afwijzing van dit onderdeel berust dus op een ondeugdelijke motivering.
10.2.1.
Het is daarbij aan eiseres om aannemelijk te maken dat de gemaakte inboedel- en vervangingskosten redelijkerwijs nodig waren om een nieuwe start te kunnen maken. Dit kan bijvoorbeeld door overlegging van foto’s van de eerdere situatie. Het college dient eiseres deze mogelijkheid te bieden. Eiseres loopt hier wel het risico dat zij niet meer aannemelijk kan maken dat de kosten redelijkerwijs nodig waren. Als eiseres hier niet in slaagt, is het voor het college niet mogelijk om maatwerk te leveren en mag het dit verzoek afwijzen.
10.2.2.
Op dit punt oordeelt de rechtbank op voorhand dat als het gaat om de keuken er geen reden is om te twijfelen aan wat het college heeft betoogd. Dit betekent dat als een in de basis geschikte keuken aanwezig was in de woning, in het kader van de brede ondersteuning, het redelijkerwijs niet nodig was deze te renoveren.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft het vergoeden van de gemaakte inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht wegens strijd met het motiveringsbeginsel. De rechtbank acht zich, gelet op de vrijheid die voor het college bestaat, niet in staat zelf in de zaak te voorzien. Het college dient het nieuw te nemen besluit op bezwaar te voorzien van een inhoudelijke beoordeling. Hiervoor dient zij eiseres in de gelegenheid te stellen om aannemelijk te maken dat de gemaakte inboedel- en vervangingskosten redelijkerwijs nodig waren.
11.1.
De rechtbank bepaalt dat het college binnen zes weken opnieuw moet beslissen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
11.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht van € 187 aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Dat zijn twee punten met een gemiddeld gewicht (€ 875 x 2 = € 1.750).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat besluit ziet op het vergoeden van de gemaakte inboedel- en vervangingskosten met terugwerkende kracht;
  • draagt het college op om binnen zes weken na heden een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, voorzitter, mr. W.P.C.G. Derksen en mr. J.A.M. van Heijningen, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.J.C. Rooding, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het college verwijst hiervoor naar de uitgangspunten van de VNG en de toelichting van de Regeling tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek.