In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, een Oekraïense vluchteling, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum. Het college had op 17 september 2024 een eerder besluit van 4 september 2024 gewijzigd, waarbij verzoeker de toegang tot de gemeentelijke opvang voor Oekraïners werd ontzegd van 18.00 uur tot 2.00 uur. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat de schorsing van het eerdere besluit van 4 september 2024 zich ook uitstrekt tot het wijzigingsbesluit van 17 september 2024, op basis van artikel 6:19 van de Awb. Dit betekent dat de eerder uitgesproken schorsing van kracht blijft, waardoor er geen aanleiding is om een nieuwe voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, maar veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 en bepaalt dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187 aan hem vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, in aanwezigheid van griffier mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2024.