ECLI:NL:RBGEL:2024:6443

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
AWB- 24_6668
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake wijziging van maatregel voor Oekraïense vluchteling in gemeentelijke opvang

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, een Oekraïense vluchteling, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum. Het college had op 17 september 2024 een eerder besluit van 4 september 2024 gewijzigd, waarbij verzoeker de toegang tot de gemeentelijke opvang voor Oekraïners werd ontzegd van 18.00 uur tot 2.00 uur. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter legt uit dat de schorsing van het eerdere besluit van 4 september 2024 zich ook uitstrekt tot het wijzigingsbesluit van 17 september 2024, op basis van artikel 6:19 van de Awb. Dit betekent dat de eerder uitgesproken schorsing van kracht blijft, waardoor er geen aanleiding is om een nieuwe voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, maar veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 en bepaalt dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187 aan hem vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, in aanwezigheid van griffier mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/6668

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van het college van 17 september 2024 waarbij een eerder aan verzoeker opgelegde maatregel is gewijzigd en aan verzoeker kamerarrest is opgelegd. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoeker is afkomstig uit Oekraïne en woont sinds 1 juni 2023 op de gemeentelijke opvang voor Oekraïners (GOO), [locatie] in [plaats]. Met het besluit van 4 september 2024 heeft het college verzoeker de toegang tot de opvangvoorziening ontzegd van 18.00 uur tot 2.00 uur. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 10 september 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 4 september 2024 geschorst tot zes weken na het door het college te nemen besluit op bezwaar.
3. Bij besluit van 17 september 2024 heeft het college het besluit van 4 september 2024 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht gewijzigd en aan verzoeker kamerarrest opgelegd en hem met ingang van 17 september 2024 verplicht op zijn eigen kamer te verblijven gedurende de avond- of nachturen.
4. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
4.1
De voorzieningenrechter heeft het besluit van 4 september 2024 geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Op grond van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft een ingediend bezwaarschrift van rechtswege mede betrekking op een besluit tot wijziging van het bestreden besluit. Artikel 6:19, van de Awb is in artikel 8:81, vierde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de reeds uitgesproken schorsing van het besluit van 4 september 2024 zich ook uitstrekt tot het wijzigingsbesluit van 17 september 2024. Een andere lezing zou ertoe leiden dat een bestuursorgaan door wijziging van een geschorst besluit de schorsing zou kunnen omzeilen. Dat is niet alleen ongewenst, maar bovendien in strijd met het systeem van de Awb.
5. Nu de schorsing zich mede uitstrekt tot het wijzigingsbesluit van 17 september 2024 is voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek daarom af.
6. Wel is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter aanleiding om het college in de proceskosten van verzoeker te veroordelen. In het wijzigingsbesluit heeft het college uitdrukkelijk bepaald dat het besluit direct ingaat. Bij e-mail van de gemachtigde van het college van 20 september 2024 is bovendien bevestigd dat verzoeker tijdens de uren van het kamerarrest verplicht is op de opvanglocatie te verblijven. Het college heeft verzoeker hierdoor in de positie gebracht dat hij zich tot de voorzieningenrechter moest wenden. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er aanleiding is om het college in de proceskosten van verzoeker te veroordelen, uitgaande van 1 proceshandeling (1 punt à € 875). Ook zal de voorzieningenrechter het college opdragen het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
-
veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875;
- bepaalt dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht à € 187 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.