ECLI:NL:RBGEL:2024:6433

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
439174
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinshuis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 september 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] goed functioneert in het gezinshuis waar zij verblijft en dat zij zich gesteund en gezien voelt. De kinderrechter heeft de wensen van [de minderjarige] in overweging genomen, die duidelijk heeft gecommuniceerd dat zij in het gezinshuis wil blijven. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing niet te beperken, zoals verzocht door de moeder, omdat [de minderjarige] zich moet kunnen focussen op haar verdere ontwikkeling, waaronder haar eindexamenjaar en de start van psychomotorische therapie (PMT).

De kinderrechter heeft ook de procedure en de betrokken partijen in acht genomen. De moeder, die niet tegen de verlenging van de maatregelen is, heeft echter twijfels geuit over de noodzaak van een vrijwillig kader. De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing beoordeeld en geconcludeerd dat deze maatregelen noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 september 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens tot die datum verleend. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/439174 / JE RK 24-804
Datum uitspraak: 9 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Groningen,
hierna te noemen: de GI
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. I.W.A.J. van Pelt,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in IJsselstein.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2024;
  • de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 juli 2024;
  • het verweerschrift van de moeder van 29 augustus 2024,
  • de mail van de advocaat van de moeder van 3 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
9 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. W.H.A. de Koning als waarnemer van
mr. I.W.A.J. van Pelt,
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De vader heeft ook een uitnodiging van de kinderrechter ontvangen, maar hij is niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft op 9 september 2024 met [de minderjarige] gesproken over het verzoek.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 september 2023 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 18 september 2024. Daarnaast is een machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend tot 18 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening (een gezinshuis) voor de duur van een jaar.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Er is de afgelopen periode een hoop gebeurd. [de minderjarige] is in januari in een nieuw gezinshuis geplaatst. Voor die tijd ging het niet goed met haar. Inmiddels wel. [de minderjarige] zit goed op haar plek in het gezinshuis. Nu er duidelijkheid is over haar plek, is gestart met hulpverlening. Er is nu rust en [de minderjarige] is haar leven aan het opbouwen. [de minderjarige] houdt het contact met haar moeder af, omdat haar moeder meerdere keren heeft aangegeven geen contact met [de minderjarige] te willen bijvoorbeeld vanwege haar eigen veiligheid. Het contact met beide ouders blijft onderwerp van gesprek, ook via de gezinshuisouders. Maar de wens van [de minderjarige] is leidend. Dit past bij haar leeftijd.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] is het eens met het verzoek. Ze zegt dat ze niet thuis kan wonen, omdat beide ouders haar geen stabiliteit kunnen bieden. Ze zit op haar plek in het gezinshuis. Ze krijgt daar stabiliteit en rust en de gezinshuisouders helpen haar bij vragen en met haar emoties. Ze heeft een bijbaantje en zit in haar examenjaar. [de minderjarige] heeft nu geen contact met haar moeder en wil dat ook niet, omdat het snel uitdraait op ruzie. Met haar vader is ze het contact aan het opbouwen. [de minderjarige] wil vanuit het gezinshuis toewerken naar zelfstandigheid.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter. Zij is op zich niet tegen een verlenging van de maatregelen, maar twijfelt of een vrijwillig kader niet volstaat. De moeder ziet dat [de minderjarige] praktisch gezien niet thuis kan wonen en dat zij in het gezinshuis op een goede plek ziet. Wel meent de moeder dat de GI [de minderjarige] te weinig stimuleert om het contact met haar te herstellen. De moeder begrijpt dat [de minderjarige] mogelijk gekwetst is doordat de moeder eerst om veiligheidsredenen het contact afhield. De moeder was bang dat haar ex haar via [de minderjarige] op het spoor zou kunnen komen. De GI is van plan om de Raad te vragen onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. De moeder heeft daardoor het idee dat de GI niet in zal zetten op contactherstel. Zij verzoekt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, zodat de GI gemotiveerd wordt om in te zetten op contactherstel.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Ook deze maatregel zal de kinderrechter verlengen voor de duur van één jaar.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . Zij zit nog altijd in een loyaliteitsconflict. [de minderjarige] kent een zeer turbulente voorgeschiedenis en heeft weinig periodes met rust en stabiliteit gekend. Zij heeft hierdoor trauma’s opgelopen. Zij heeft tot aan de plaatsing in het huidige gezinshuis veel onrust gehad. [de minderjarige] had meer last van paniekaanvallen, sliep niet goed en vond het mentaal zwaar om niet te weten waar ze aan toe was. [de minderjarige] is uiteindelijk op 20 januari 2024 naar een gezinshuis in [plaats] verhuisd. [de minderjarige] geeft aan daar goed op haar plek te zitten, ze voelt zich gesteund en gezien en ervaart het gezinshuis als een ‘thuis’. De kinderrechter heeft goed geluisterd naar wat [de minderjarige] wil en nodig heeft. [de minderjarige] kan dit namelijk heel goed verwoorden. [de minderjarige] wil in het gezinshuis blijven en de kinderrechter wil haar de zekerheid geven dat dit ook mag. De kinderrechter zal de duur van de machtiging dus niet beperken zoals verzocht door de moeder. [de minderjarige] gaat starten met PMT en zit in haar eindexamenjaar. Dit is allebei belangrijk voor haar verdere ontwikkeling. Zij moet zich hierop in alle rust kunnen focussen.
5.3.
De kinderrechter begrijpt de wens van de moeder om te werken aan contactherstel, maar begrijpt ook dat [de minderjarige] hierin wat terughoudend is omdat zij de afgelopen jaren wisselende signalen vanuit haar moeder heeft gekregen. De kinderrechter heeft [de minderjarige] verteld dat haar moeder graag contact met haar wil en dat zij de ruimte moet voelen om haar eigen wensen hierin met de GI of in het gezinshuis te bespreken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , tot 18 september 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van Jeniva in een gezinsgerichte voorziening (gezinshuis) tot 18 september 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2024 door mr. M. van der Linde, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier, en op schrift gesteld op 23 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.