ECLI:NL:RBGEL:2024:6432

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
05/126614.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag met mes in Apeldoorn

Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 mei 2023 in Apeldoorn twee personen met een mes heeft gestoken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor twee pogingen tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer van de verdachte niet kon worden gehonoreerd, omdat hij zelf naar de slachtoffers was toegelopen en er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de slachtoffers van het leven te beroven, wat wettig en overtuigend bewezen kon worden. De slachtoffers hebben ernstige verwondingen opgelopen, waaronder klaplongen en andere levensbedreigende letsels. De rechtbank heeft ook de civiele vorderingen van de slachtoffers beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was, gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/126614.23
Datum uitspraak : 29 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] (Syrië), wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
raadsman mr. H. de Boer, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend
voorwerp, in de rug (onder het linkerschouderblad) heeft gestoken/gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Apeldoorn
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een (diepe) ernstige sneekwond,
waardoor de linker long werd geperforeerd/geraakt en/of een slagaderlijke bloeding
ontstond (, omdat er een slagader tussen de ribben werd geraakt, waardoor er bloed
tussen longvlies en borstvlies kwam), waardoor die [slachtoffer 1] een klaplong kreeg
(waarvoor een (spoed)operatie en verblijf op de intensive care in het ziekenhuis
vereist was) en/of een of meer ontsierend(e)litteken(s), immers heeft hij -verdachte-
die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans een
daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de rug (vlak
onder het linkerschouderblad) gestoken/gesneden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans een
daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de rug (onder het
linkerschouderblad) heeft gestoken/gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (met kracht)
met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend
voorwerp, in de rug heeft gestoken/gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Apeldoorn
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) ernstige sneekwond, waardoor de
linker long werd geperforeerd/geraakt en/of ontstond, waardoor er bloed tussen
longvlies en borstvlies kwam), waardoor die [slachtoffer 2] een klaplong kreeg (waarvoor
een (spoed)operatie en verblijf (op de intensive care) in het ziekenhuis vereist was)
en/of een of meer ontsierend(e)litteken(s), immers heeft hij -verdachte- die
[slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans een
daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, links op de rug,
circa 25 centimeter onder de nek en circa 4 centimeter links (vlak onder het
linkerschouderblad) gestoken/gesneden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 mei 2023 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans een
daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in de rug heeft
gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 mei 2023 heeft verdachte te Apeldoorn de aangevers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) met een mes in de rug gestoken. [2] [slachtoffer 1] heeft links in de rug, een paar centimeter onder het schouderblad, een steekwond opgelopen, met als gevolg een klaplong (pneumothorax) met bloed in de bortskasholte met ruim bloedverlies (massieve hematothorax). [3] [slachtoffer 2] heeft links in de rug, circa 25 cm onder de nek en circa 4 cm van de middenlijn, een steekwond opgelopen, met als gevolg een klaplong (pneumothorax) met bloeding. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, nu bij verdachte het opzet ontbrak om aangevers in een kwetsbaar gebied te steken. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Voor een bewezenverklaring moet dan op zijn minst genomen vast komen te staan dat verdachte het voorwaardelijk opzet had om hen van het leven te beroven.
Voorwaardelijk opzet
Volgens vaste jurisprudentie is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de kans op de dood van de slachtoffers aanmerkelijk was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Verdachte heeft een stekende beweging met een scherp mes in de richting van het (boven)lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gemaakt. Beiden zijn hierdoor links op de rug onder het schouderblad geraakt en hebben als gevolg daarvan levensbedreigend letsel opgelopen. Uit de letselrapportages blijkt dat [slachtoffer 1] een klaplong, letsel aan de linker onderkwab van de long en een slagaderlijke bloeding heeft opgelopen. Daarnaast heeft hij vijf liter bloed verloren, terwijl een lichaam vijf tot zes liter bloed bevat. Bij niet tijdig ingrijpen had dit dodelijk kunnen zijn. [5] [slachtoffer 2] heeft eveneens een klaplong en een bloeding opgelopen. [6]
Het bovenlichaam is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam, waarin zich, ook dicht onder de huidoppervlakte, vitale organen bevinden, zoals de longen. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het steken met een mes in het (kwetsbare) bovenlichaam een aanmerkelijke kans op het overlijden ontstaat. Ook verdachte heeft dit dus geweten.
De tweede vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van beide slachtoffers ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend. Uit de camerabeelden volgt onder meer dat verdachte op [slachtoffer 1] af komt rennen, een slag met een riem ontwijkt en vervolgens met een snelle stap richting [slachtoffer 1] loopt, waarbij hij zijn rechterarm uitstrekt in de richting van [slachtoffer 1] en hem, met een mes in zijn hand, op zijn rug raakt. [7] Daarnaast volgt uit die beelden dat verdachte kort daarvoor naar [slachtoffer 2] toe rent en hem met een zwaaibeweging met een mes in zijn hand op zijn rug raakt. [8] Verdachte heeft door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden kunnen komen te overlijden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarmee kan het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks20 mei 2023 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1]
opzettelijk
van het leven te beroven, die [slachtoffer 1]
meermalen, althanseenmaal
(met kracht
)
met een mes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend
voorwerp, in de rug
(onder het linkerschouderblad
)heeft gestoken
/gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op
of omstreeks20 mei 2023 te Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
opzettelijk
van het leven te beroven, die [slachtoffer 2]
meermalen, althanseenmaal
(met kracht
)
met een mes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend
voorwerp, in de rug heeft gestoken
/gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag;
feit 2 primair:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van noodweer, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte moest zich tot tweemaal toe verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Hij is ongewild in een vechtpartij betrokken geraakt en kon niet vluchten. Het handelen van verdachte voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een noodweersituatie, omdat verdachte zelf naar de slachtoffers toe is gelopen en er voldoende gelegenheid was om zich te onttrekken aan de situatie.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de noodzakelijke verdediging is geboden. De rechtbank vindt dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is en overweegt hiertoe als volgt. Het door de verdediging aangevoerde scenario dat verdachte zich tot tweemaal toe moest verdedigen vindt geen enkele steun in de overige bewijsmiddelen. Op grond van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat het verdachte zelf is die naar de slachtoffers toeloopt. Dit handelen moet naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet als verdedigend, maar als aanvallend worden aangemerkt. Zij is dan ook van oordeel dat op grond van het onderliggende dossier niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, eerbaarheid of goed of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Er was derhalve geen sprake van een noodweersituatie.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit met uitzondering van het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf passend en geboden is, omdat de slachtoffers zelf ook schuld hebben en verdachte ongewild in de situatie terecht is gekomen. Verder dient bij de strafmaat rekening te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan een poging iemand van het leven te beroven. Door zijn handelen heeft verdachte de slachtoffers ernstige verwondingen toegebracht. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dit zijn zeer ernstige feiten met grote gevolgen voor de slachtoffers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 juni 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit het Pro-Justitia rapport d.d. 21 augustus 2023, opgesteld door GZ-psycholoog drs. L. Aa, volgt dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis. Verdachte lijkt ten gevolge van zijn stoornis problemen in zijn emotieregulatie te hebben ontwikkeld. Als verdachte zich in een situatie bevindt waar zijn dierbaren iets ‘wordt aangedaan’ dan neemt zijn emotiegerichte coping de overhand en is hij niet meer in staat goed na te denken over gedragsalternatieven. Ten gevolge van zijn stoornis kan hij stress moeilijker verdragen en kunnen emoties hem overspoelen. Omdat er voorafgaand aan het plegen van het ten laste gelegde sprake was van verschillende stressoren, lijkt er een verband te bestaan tussen de diagnose en het delict. Om deze redenen adviseert de deskundige de feiten verdachte verminderd toe te rekenen.
Aangezien de conclusies en het advies van de psycholoog gedragen worden door diens bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies en dat advies over.
De reclassering adviseert in haar rapport d.d. 19 juni 2024 een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met de ernst van de feiten, acht de rechtbank – ongeacht het advies van de reclassering – alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, maar in lijn met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder 1 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 245,- aan materiële schade en € 15.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder 2 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.841,05 aan materiële schade en € 12.500,- ​​aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. Het toegewezen deel dient te worden opgelegd met toekenning van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] kan worden toegewezen, met uitzondering van de posten ‘ziekenhuiskosten’, ‘ambulancekosten’ en ‘kleding’. De posten ‘ziekenhuiskosten’ en ‘ambulancekosten’ dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat onvoldoende is onderbouwd waarom de ziektekostenverzekering van de benadeelde partij dit niet heeft vergoed. Voor de hoogte van de materiële schade van de post ‘kleding’ onderbreekt de onderbouwing. Het gevorderde bedrag dient te worden gematigd en de officier van justitie verzoekt de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Ten aanzien van de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. Het toegewezen deel dient te worden opgelegd met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen aanzienlijk dienen te worden gematigd. Tevens beroept de verdediging zich erop dat bij de benadeelde partijen sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW.
Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die valt binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
Door de poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een steekwond, een klaplong, een slagaderlijke bloeding van een tussen de ribben gelegen slagader en een bloeding in de long-/borstholte opgelopen. Tevens heeft de benadeelde door het handelen van betrokkene geestelijk letsel opgelopen, onder andere in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 15.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 20 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Ofschoon weliswaar is gebleken dat de benadeelde partij zelf ook een aandeel heeft gehad in het openlijk geweld, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat sprake is van eigen schuld die tot matiging van de vergoeding voor de immateriële schade dient te leiden.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de posten ‘ziekenhuiskosten’ en ‘ambulancekosten’ onvoldoende zijn onderbouwd, omdat uit de onderbouwing niet blijkt dat de ziektekostenverzekering de kosten niet heeft vergoed. Deze posten worden niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen schade aan zijn kleding heeft opgelopen. De hoogte van de vordering ten aanzien de kleding is echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid om de hoogte van het bedrag vast te stellen. De rechtbank stelt het bedrag vast op € 250,- en zal dit bedrag toewijzen. Deze post wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Ook de vordering ten aanzien van de IPhone wordt niet-ontvankelijk verklaard nu het causaal verband tussen schade aan de telefoon en het bewezenverklaarde handelen niet is onderbouwd.
De schadepost ‘medicatie’ is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft het gehele gevorderde bedrag ten aanzien van de post ‘medicatie’, een bedrag van € 339,92, moet worden toegewezen
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een steekwond, een klaplong en een bloeding ondervonden. Tevens heeft de benadeelde door het handelen van betrokkene geestelijk letsel opgelopen, onder andere in de vorm van psychische problemen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 12.500,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 20 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Ofschoon weliswaar is gebleken dat de benadeelde partij zelf ook aandeel heeft gehad in het openlijk geweld kan naar oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat sprake is van eigen schuld die tot matiging van de immateriële schade dient te leiden.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf gegrond op de artikelen 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder 1 primair tenlastegelegde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 245,- aan materiële schade en € 15.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 15.245 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 111 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder 2 primair tenlastegelegde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 589,92,- aan materiële schade en € 12.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 13.089,92 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 97 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. M.L. Braaksma en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2024.
mrs. F.E. Venema en M.L. Braaksma zijn
buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202309111015.DOS, gesloten op 15 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting, d.d. 15 juli 2024.
3.Forensisch Geneeskundig Letselverslag, d.d. 13 november 2023.
4.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, 23 mei 2023.
5.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, d.d. 22 mei 2023, p. 263-267 en Forensisch Geneeskundig Letselverslag, d.d. 13 november 2023.
6.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, d.d. 23 mei 2023.
7.Proces-verbaal camerabeelden dynamische afsluiting gemeente Apeldoorn, p. 222 t/m 224.
8.Proces-verbaal camerabeelden dynamische afsluiting gemeente Apeldoorn, p. 213.