ECLI:NL:RBGEL:2024:6427

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
C/05/440207 / FA RK 24-2791
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisioneel verzoek om omgangsregeling en voorlopige voorziening in familiezaken met betrekking tot minderjarige met autisme

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een provisioneel verzoek van de vader met betrekking tot de omgang met zijn 14-jarige dochter, die autisme heeft. De vader verzocht om een regeling voor omgang, waarbij hij meer en regelmatig contact met zijn dochter wilde. Hij stelde dat de negatieve houding van de moeder invloed had op de wens van de dochter om bij hem te zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank oordeelde dat de vader onvoldoende heeft onderbouwd dat het noodzakelijk was om een beslissing in de bodemprocedure niet af te wachten. De rechtbank weegt mee dat de dochter inmiddels 14 jaar oud is en dat er al enige omgang tussen vader en dochter plaatsvindt, zij het niet in de frequentie die de vader wenst. De rechtbank benadrukt dat er een zorgvuldige afweging nodig is in deze situatie, vooral gezien de omstandigheden van de minderjarige. De mondelinge behandeling voor de bodemprocedure zal nog worden gepland, en partijen zullen hiervoor een uitnodiging ontvangen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/440207 / FA RK 24-2791
Datum uitspraak: 24 september 2024
beschikking provisionele voorziening
in de zaak van
[naam vader], hierna de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A. van Oosten te Elst
tegen
[naam moeder], hierna de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. B. Willemsen te Lent.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de vader, ingekomen op 15 augustus 2024.
1.2.
De moeder heeft een verweertermijn gekregen van twee weken. Zij heeft verzocht
om uitstel van de verweertermijn. De rechtbank heeft één week uitstel verleend. De
verlengde verweertermijn is op 12 september 2024 verlopen zonder dat de moeder een verweerschrift heeft ingediend.
1.3.
De rechtbank neemt op basis van de stukken, dus zonder mondelinge behandeling, een beslissing op het provisionele verzoek.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en zijn sinds de zomer 2023 uit elkaar.
2.2.
Zij hebben samen een dochter:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] . Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
2.3.
Volgens de vader hebben partijen vervolgens in een (concept) ouderschapsplan onder andere de volgende afspraken vastgelegd over [de minderjarige] :
  • [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij haar moeder,
  • [de minderjarige] gaat om de week (in de oneven weken) van woensdagmiddag na school naar de vader tot en met zondag 19.00 uur. De maandag daarop volgend, haalt de vader [de minderjarige] op van school om naar paardrijden te gaan, inclusief het avondeten,
  • vakanties worden gelijk verdeeld,
  • Moederdag is [de minderjarige] bij de moeder en op Vaderdag bij de vader,
  • de verjaardag van ouders is [de minderjarige] bij de betreffende ouder,
  • de verjaardag van [de minderjarige] is om en om bij de ouders en/of in goed overleg.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
In de bodemprocedure
Primair:
- [de minderjarige] tweewekelijks een weekend, van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, naar de vader gaat, waarbij heeft te gelden dat de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en hij haar na afloop van de tweewekenperiode terugbrengt naar de moeder. Verder is [de minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader. Op Vaderdag is [de minderjarige] bij de vader en op Moederdag bij de moeder, tenzij partijen vanwege de lopende zorgregeling anders afspreken. De verjaardagen van de vader en de moeder en [de minderjarige] worden bij helfte verdeeld tussen partijen, op zo’n manier dat zowel de vader als de moeder in de gelegenheid worden gesteld om [de minderjarige] op korte termijn te betrekken in zijn of haar of [de minderjarige] ’s verjaardag,
Subsidiair:
- de moeder gebonden is aan de zorgregeling uit het ouderschapsplan van partijen en deze dient na te komen,
Meer subsidiair:
- de vader omgang met [de minderjarige] zal hebben op een wijze en met een frequentie die naar het oordeel van de rechtbank in haar belang wordt geacht,
In alle gevallen:
  • de moeder gehouden is het ouderschapsplan van partijen ook overigens na te komen,
  • de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 50 per dag of dagdeel dat zij een beslissing van de rechtbank niet nakomt.
Als voorlopige voorziening
  • te bepalen dat de vader (primair) om het weekend van zaterdag om 10.00 uur tot en met zondag 19.00 uur omgang met [de minderjarige] heeft, dan wel (subsidiair) om het weekend op hetzij de zaterdag, hetzij de zondag, telkens van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij het ophalen en terugbrengen tussen partijen bij helfte gedeeld wordt,
  • de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 50 per dag of dagdeel dat zij deze regeling niet nakomt.

4.De beoordeling

Provisionele voorziening
4.1.
De rechtbank zal de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek om een provisionele voorziening te treffen. De rechtbank zal uitleggen waarom.
4.2.
De vader vraagt om een spoedmaatregel voor de duur van de procedure, ook wel een ‘voorlopige voorziening’ of een ‘provisionele voorziening’ genoemd (artikel 223 Rv). De rechtbank kan alleen een provisionele voorziening treffen als is voldaan aan een aantal wettelijke vereisten. Een van die vereisten is dat van de vader niet kan worden verlangd om een beslissing in de bodemprocedure af te wachten.
4.3.
De vader wil meer en regelmatig omgang met [de minderjarige] . Hij stelt dat, als gevolg van de negatieve en wispelturige houding van de moeder, [de minderjarige] niet meer zo graag bij hem wil zijn. Hij heeft alleen omgang gehad met [de minderjarige] op 3 mei 2024, op 15 juni 2024 en op 17 juli 2024. Volgens hem is eventuele weerstand bij [de minderjarige] terug te voeren op de negatieve invloed die de moeder op [de minderjarige] heeft. De vader ontkent dat hij aan sexting heeft gedaan met de andere dochter van de moeder, zoals de moeder heeft gesteld. De vader acht het belangrijk dat er duidelijke afspraken zijn over de omgang, omdat [de minderjarige] autisme heeft.
4.4.
De rechtbank zal de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek. Hij heeft onvoldoende onderbouwd dat een beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Er is nog omgang tussen vader en dochter, hetzij niet zoveel en regelmatig als de vader wenselijk acht. Daarnaast weegt de rechtbank ook mee dat [de minderjarige] inmiddels 14 jaar oud is, volgens de vader autisme heeft en mogelijk van haar moeder heeft gehoord dat de vader aan sexting heeft gedaan met haar halfzus. In deze situatie acht de rechtbank het noodzakelijk dat een zorgvuldige afweging gemaakt wordt over het vormgeven van de regeling. Voor zo’n afweging is in een spoedprocedure onvoldoende ruimte.
De bodemprocedure
4.5.
De mondelinge behandeling voor de bodemprocedure wordt nog gepland. Partijen zullen nog een uitnodiging voor de mondelinge behandeling ontvangen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn provisionele verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr D.S.M. Bak, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.