ECLI:NL:RBGEL:2024:6424

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
263596.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in strafzaak met bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 28 mei 2024 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 19 maanden, die eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was opgelegd. De veroordeelde, die niet ter terechtzitting verscheen, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. De officier van justitie vorderde de volledige tenuitvoerlegging van de niet uitgevoerde gevangenisstraf, terwijl de verdediging vroeg om een verlenging van de proeftijd of om een gedeelte van de straf om te zetten in een taakstraf. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde, door zonder overleg naar Turkije te vertrekken, het hulpverleningstraject had gestaakt en niet meer in contact stond met de reclassering. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen, als signaal dat de veroordeelde zich aan de voorwaarden moet houden. Uiteindelijk gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van 10 maanden gevangenisstraf en wees de vordering voor het overige af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Rechtbank
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/263596-22
beslissing ex artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer naar aanleiding van de op 2 mei 2024 ingekomen vordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [adres] , [postcode] [plaats] .
Raadsvrouw: mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 28 mei 2024 zijn gehoord:
- de raadsvrouw van veroordeelde, mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat te ‘s-Gravenhage,
- namens het Leger des Heils jeugdbescherming en reclassering, mw. [reclasseringsmedewerkster] ,
- de officier van justitie.
De veroordeelde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.

2.De feiten

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 oktober 2023, waarbij veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 19 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 in Lelystad. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en zich, indien dat nodig wordt geacht door de reclassering, laat behandelen door De Waag of een soortgelijke instelling. De behandeling duurt de volledige proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt op de tijden en plaatsen als door of namens de reclassering vast te stellen. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
- een advies tenuitvoerlegging van de Reclassering Nederland, gedateerd 25 april 2024, waarin wordt gerapporteerd dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. Veroordeelde is uit beeld verdwenen bij de reclassering en ook niet meer bereikbaar.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de niet tenuitvoergelegde gevangenisstraf (van 19 maanden) alsnog – volledig – zal worden tenuitvoergelegd.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht om de proeftijd met een jaar te verlengen dan wel om slechts een gedeelte van de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen en dit gedeelte om te zetten in een taakstraf. De raadsvrouw acht het namelijk noodzakelijk dat veroordeelde wordt behandeld voor zijn – thans nog niet gediagnosticeerde – problematiek. Het is daarom van belang dat de bijzondere voorwaarden blijven gelden. Dit is ook in het belang van zijn dochtertje en zijn ex-partner.

5.De motivering van de beslissing

De meervoudige kamer is op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de stukken van oordeel dat de grondslag voor de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie juist is.
Veroordeelde is in oktober 2023 door het gerechtshof veroordeeld vanwege, onder meer, de onttrekking van zijn zeer jonge dochtertje aan het ouderlijk gezag gedurende lange tijd. Veroordeelde had haar meegenomen naar Turkije. Het gerechtshof heeft in het arrest de ernst van de bewezenverklaarde feiten benadrukt en aangegeven dat met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf het opgezette hulpverleningstraject van veroordeelde voortgezet zou kunnen worden.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde zonder aankondiging of overleg naar Turkije is vertrokken en niet meer in contact staat met de reclassering. Het hulpverleningstraject is daarmee - nog voordat diagnostiek heeft kunnen plaatsvinden - door toedoen van veroordeelde alweer gestaakt. Veroordeelde wist dat aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden gekoppeld waren. Hij heeft zich hieraan niet gehouden. De meervoudige kamer acht het van belang om de vordering toe te wijzen als signaal aan de veroordeelde dat hij niet zonder consequenties zijn eigen plan kan trekken.
Tegelijkertijd ziet de meervoudige kamer ook de noodzaak van diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling. Veroordeelde heeft aan de advocaat kenbaar gemaakt dat hij op enig moment van plan is terug te keren naar Nederland. Verder heeft hij met zijn ex-partner een omgangsregeling getroffen met betrekking tot hun dochtertje. Veroordeelde is dus op meerdere levensgebieden gebaat bij begeleiding en een stok achter de deur. Dit is ook in het belang van zijn dochtertje. De reclassering heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat zij nog bereid zijn om die begeleiding te bieden, mocht veroordeelde terugkeren naar Nederland. De meervoudige kamer ziet hierin aanleiding om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen.
De meervoudige kamer zal de vordering deels toewijzen, in die zin dat zij voor een gedeelte, te weten 10 maanden gevangenisstraf, de tenuitvoerlegging zal gelasten. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering ten dele toe;
gelastde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Graat, als voorzitter, mr. M.C. Gerritsen en
mr. L.M. Vogel, als rechters in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2024.