ECLI:NL:RBGEL:2024:6422

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
05.083011-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag leidt tot dodelijk verkeersongeval met vrijspraak voor doodslag

Op 19 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 maart 2024 in Nijmegen betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met een snelheid van 78 km/uur door een rood verkeerslicht en botste tegen een overstekende fietser, de 37-jarige [slachtoffer], die ter plaatse overleed. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van doodslag. Echter, de rechtbank achtte het roekeloze rijgedrag van de verdachte bewezen, wat leidde tot een veroordeling voor overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder artikel 6 (roekeloosheid) en artikel 5a (ernstige verkeersgedragingen). De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer, en nam daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.083011-24
Datum uitspraak : 19 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 op [geboorteland] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. D. C. Vlielander, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te Nijmegen [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een door hem bestuurde personenauto met ongeveer (minimaal) 95 km/uur, althans met te hoge snelheid, door rood te rijden, terwijl hij verkeerde onder invloed zoals
bedoeld in artikel 8 WVW94, en die [slachtoffer] aan te rijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg de Rosa de Limastraat en/of de Paul Krugerstraat, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het donker was en/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en/of terwijl op de kruising van de Rosa de Limastraat, de Dennenstraat en de Paul Krugerstraat de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 12,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
en/of terwijl hij dit rode licht al had waargenomen, niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of dit kruispunt is genaderd met een snelheid van ongeveer (tenminste) 102 km/uur en/of in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor dat
driekleurig verkeerslicht maar is hij doorgereden, en/of aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 95 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij
nadering van een overstekende fietser en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets
ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
2
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de snelweg A73 heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 200 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 130 km/uur en/of op de Neerbosscheweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 160 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur en/of
op de kruising van de Neerbosscheweg met de IJpenbroekweg dit kruispunt is op- en/of overgereden met een snelheid van ongeveer (minimaal) 110 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur en/of op de Neerbosscheweg een ander voertuig rechts heeft ingehaald en/of op de Neerbosscheweg (tussen Gaziantepplein en de kruising van die Neerbosscheweg met de Rosa de Limastraat) heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 90 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur en/of in elk geval heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of op de Rosa de Limastraat in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of met dat door hem bestuurde motorrijtuig naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg (de Rosa de Limastraat) heeft gevolgd en/of
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod inhield, immers heeft hij een middengeleider met daarop bord D2 van de bijlage 1 van voornoemd reglement, met een naar rechts wijzende pijl, niet rechts, maar links voorbij gereden, en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg is terechtgekomen, en/of terwijl daar een voetgangersoversteekplek was en/of terwijl op de kruising van de Rosa de Limastraat, de Dennenstraat en de Paul Krugerstraat de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 12,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor dat driekleurig verkeerslicht maar is hij doorgereden, en/of aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 95 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij
nadering van een overstekende fietser en/of terwijl het donker was en/of (vanaf de kruising van de Rosa de Limastraat met de Paul Krugerstraat) de voorruit van zijn voertuig gebarsten was en zijn zicht (zeer) beperkt, belemmerd en/of gehinderd werd, op de Danielsweg en/of de Oude Graafseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 60 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur en/of op de Graafseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur en/of op de Nieuwe Dukenburgseweg heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 120 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 50 km/uur en/of op het Zwanenveld heeft gereden met een snelheid van ongeveer (tenminste) 65 km/uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur en/of in elk geval heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of terwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op/aan de Dennenstraat/de Rosa de Limastraat/de Paul Krugerstraat, op of omstreeks 9 maart 2024 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) is gedood, althans, letsel was toegebracht, en deze in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
4
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te Nijmegen als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, tussen de 0,88 milligram en 1,26 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Wel kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, evenals aan de onder 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde ‘roekeloos rijden’ dient verdachte partieel te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde ‘zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijden’, alsmede met betrekking tot de feiten 3 en 4 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Op zaterdag 9 maart 2024, omstreeks 01:47 uur, heeft verdachte als bestuurder van een personenauto, merk Hyundai Tucson met kenteken [kenteken] , in Nijmegen een overstekende fietser, de 37-jarige [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) aangereden. De aanrijding vond plaats op het kruispunt van de Rosa de Limastraat/Paul Krugerstraat met de Dennenstraat, waarbij verdachte op de Rosa de Limastraat in de richting van de Paul Krugerstraat reed en [slachtoffer] de Dennenstraat overstak in de richting van de Doctor de Blécourtstraat. [2]
[slachtoffer] is ter plaatse overleden. Verbalisant heeft de door forensisch arts D. J. Rijken diezelfde dag uitgevoerde schouw bijgewoond. In het schouwrapport dat hij daarop ontving, staat dat [slachtoffer] ter plaatse is komen te overlijden als gevolg van ernstig schedelhersenletsel. Bij de ernst van het letsel was een instantaan overlijden te verwachten. Het letselbeeld duidt op een hevige krachtinwerking op de achter- en linkerzijde van het hoofd (waarbij het aspect en het schadebeeld suggestief is voor bij een impact ter hoogte van de dakrand boven de voorruit); alsook een krachtinwerking op de buitenzijde van het linkeronderbeen. Het schaafletsel aan de rechterflank kan goed passen bij een secundaire impact op straat. Het gehele letselbeeld past derhalve bij de verhaalde toedracht. Er is een direct causaal verband tussen het verkeersongeval en het overlijden. [3]
Het ongeval vond bij nacht plaats. Het was droog en helder weer. De wegsituatie was voorzien van straatverlichting. Het wegdek van de betreffende wegen was droog ten tijde van het onderzoek ter plaatse. [4]
Technisch onderzoek heeft uitgewezen dat er geen technische mankementen aan de personenauto aanwezig waren die van invloed konden zijn geweest bij het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
Ten tijde van het verkeersongeval was de verkeersregelinstallatie op de kruising waarop het ongeval plaatsvond aan het regelen geweest. Er bleken geen storingen te zijn geweest die bijgedragen konden hebben aan het ontstaan van het verkeersongeval.
Uit de analyse van het faselog (de (detector)registratie van de verkeerslichten) is de volgende informatie gehaald:
De bestuurder van de Hyundai was op zaterdag 9 maart 2024 omstreeks 01:46:36.3 uur de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 12,4 seconden rood licht uitstraalden.
De bestuurder van de fiets was op zaterdag 9 maart 2024 omstreeks 01:46:35.5 uur de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten minimaal 5,1 seconden groen licht uitstraalden.
De bestuurder van de Hyundai was voorafgaande aan het verkeersongeval het kruispunt genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 91 km/uur en 105 km/uur, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur. [5]
De personenauto van verdachte was voorzien van een Event Data Recorder (EDR). Uit een analyse van de EDR-data zijn de volgende conclusies getrokken: Te zien is dat op 134,7 meter voor het moment van triggering (de botsing met de fietser) de Hyundai een snelheid had van 99 km/uur. Op dat moment bediende de bestuurder van de Hyundai het gaspedaal. De snelheid liep vervolgens langzaam op naar 102 km/uur bij -4 en -3,5 seconde. De bestuurder liet vervolgens het gaspedaal los. Het motortoerental daalde en de auto vertraagde langzaam naar 90 km/uur op 0,5 seconde voor de triggering. De plaats van triggering was toen genaderd tot 11,7 meter. Op het moment van triggering bediende de bestuurder het rempedaal. De snelheid op het moment van triggering was geregistreerd op 78 km/uur. [6]
Onderzoek van de data van 9 maart 2024 tussen 00:00 en 02:00 uur afkomstig van de onder verdachte in beslaggenomen Apple iPhone door verbalisanten levert de volgende conclusies op.
De smartphone bewoog via knooppunt Malden de A73 op richting Nijmegen en volgde de A73 tot knooppunt Neerbosch. Op dit traject registreerde de smartphone snelheden boven de 200 km/uur.
Bij knooppunt Neerbosch ging de smartphone rechtsaf de Neerbosscheweg op. Op dit punt daalde de maximum toegestane snelheid naar 90 km/uur. Waar de snelweg eindigde, daalde de maximumsnelheid verder naar 70 km/uur. Op de Neerbosscheweg registreerde de smartphone snelheden boven de 160 km/uur op het gedeelte waar 70 km/uur de maximum toegestane snelheid bedroeg. De gemiddelde snelheid vanaf het moment van het passeren van het bord van 70 km/uur tot kort voor het verkeersplein van de Neerbosscheweg met de Energieweg, ook wel Gaziantepplein genoemd, was 137 km/uur.
Kort voor het Gaziantepplein daalde de maximum toegestane snelheid naar 50 km/uur. Vanaf de Neerbosscheweg sloeg de smartphone linksaf de Rosa de Limastraat op en ging in de richting van de plaats van het ongeval. Over het hiervoor omschreven gedeelte van de Neerbosscheweg registreerde de smartphone snelheden van rond de 90 km/uur.
Het voertuig passeerde de verhoogde midden geleider op de Rosa de Limastraat langs de linkerzijde. De snelheden op dit traject direct voorafgaand aan de aanrijding liepen op tot ongeveer 100 km/uur.
Op de kruising waarop het ongeval plaatsvond, was te zien dat de snelheid sterk daalde. Dit was rond telefoontijdstip 01:47:00. Het was goed mogelijk dat het voertuig hierna voor korte tijd stil had gestaan; er zat kort na dit tijdstip een opvallend lange tijdsduur van 40 seconden tussen twee meetpunten. Deze beide meetpunten hadden daarnaast ook een lage snelheidsregistratie.
Hierna bewoog de smartphone zich verder over de Paul Krugerstraat en bewoog zich rechtsaf de Daniëlsweg en vervolgens linksaf de Oude Graafseweg op. Een gedeelte van de Danielsweg en de Oude Graafseweg bevonden zich in een 30 km/uur zone. Op beide wegen werden door de smartphone snelheden geregistreerd van rond de 60 km/uur.
Het voertuig verliet de 30 km/uur zone en ging via de kruising van de Oude Graafseweg met de Floraweg en de Wolfskuilseweg, rechtsaf de Wolfskuilseweg op in de richting van de Graafseweg. De maximum toegestane snelheid is hier 50 km/uur. Het voertuig sloeg rechtsaf de Graafseweg op. De smartphone volgde de Graafseweg en registreerde hier gemiddelde snelheden boven de 80 km/uur met een maximumsnelheid van boven de 100 km/uur.
Op de kruising van de Graafseweg met de Neerbosscheweg ging het voertuig linksaf de Neerbosscheweg op. Ook hier werd over een gedeelte van het traject een gemiddelde snelheid van boven de 80 km/uur geregistreerd
Op het Jonkerbosplein ging de smartphone rechtsaf de Nieuwe Dukenburgseweg op. Op de Nieuwe Dukenburgseweg registreerde de smartphone over een opvallend lang traject van circa 45 seconden een gemiddelde snelheid van circa 105 km/uur met een maximum van boven de 120 km/uur. De maximum toegestane snelheid is hier 50 km/uur. De smartphone volgde deze weg en ging op enig moment rechtsaf het Zwanenveld op en daarna rechtsaf
de Oude Dukenburgseweg op. Op dat moment ging de smartphone een 30 km/uur zone in. Deze weg liep weer over in het Zwanenveld. De rit eindigde daar rond 01:54. Binnen de 30 km/uur zone registreerde de smartphone wederom snelheden die aanzienlijk boven de maximum toegestane snelheid lagen. De trajecten hadden een gemiddelde snelheid van boven de 65 km/uur. [7]
Op de door Sportqube, gelegen aan de Rosa de Limastraat 23 te Nijmegen, ter beschikking gestelde camerabeelden is onder meer te zien dat om 1:46:50 uur een zwart voertuig links het beeld van de camera in komt rijden en dat dit voertuig op de weghelft rijdt voor het tegemoetkomende verkeer en niet de verplichte rijrichting volgt die het bord D2 aangeeft. Te zien is verder dat het bord D2 en de paal voor de bebording van de oversteekplaats, beide geplaatst op de verhoogde rijbaanscheiding, niet verdwijnen, terwijl het zwarte voertuig deze passeert en achter het bord D2 en de paal voor de oversteekplaats rijdt. [8]
Er is onderzoek gedaan naar de VRI-data van drie VRI-kruispunten op de Neerbosscheweg, die de bestuurder van de Hyundai is gepasseerd voorafgaande aan het verkeersongeval. Het gaat om de volgende kruispunten:
- het kruispunt Neerbosscheweg / IJpenbroekweg en de Hogelandseweg. Dit kruispunt is bij de wegbeheerder, de gemeente Nijmegen, bekend als K316,
- het kruispunt Neerbosscheweg / Energieweg (Gaziantepplein). Dit kruispunt is bij de wegbeheerder, de gemeente Nijmegen, bekend als K212,
- het kruispunt Neerbosscheweg / O.C. Huismanstraat / Rosa de Limastraat. Dit kruispunt is bij de wegbeheerder, de gemeente Nijmegen, bekend als K206.
Gebleken is dat de (bestuurder van de) Hyundai :
- het kruispunt met de IJpenbroekweg was genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 110 km/uur en 123 km/uur, althans een veel hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur,
- het kruispunt met de Energieweg (Gaziantepplein) was genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 45 km/uur en 48 km/uur, althans een lagere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur,
- op K206 is gestopt terwijl het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde.
Ter controle is de gemiddelde snelheid van de Hyundai berekend over de volgende
twee lange trajecten.
In Politie Atlas is de afstand opgemeten van koplus 8.1 van K316 (IJpenbroekweg) en koplus 8.1 van het kruispunt K212 (Energieweg (Gaziantepplein)). Deze afstand bedraagt ongeveer 830 meter. De Hyundai activeerde koplus 8.1 op K316 om 01:45:12,0 uur en activeerde koplus 8.1 op K212 om 01:45:46,5 uur. Het tijdsverschil tussen beide activaties bedroeg 34,5 seconden. Dat leidt tot een gemiddelde snelheid op dat traject van 87 km/uur. Deze snelheid past bij de snelheden van de Hyundai op beide kruispunten (met een (zeer) hoge snelheid op K316 en met een lage snelheid op K212.)
De afstand van koplus 8.1 van K212 (Energieweg (Gaziantepplein)) tot lus 9.3 van richting 9 van K206 (O.C. Huismanstraat-Rosa de Limastraat) bedraagt ongeveer 610 meter. De Hyundai activeerde koplus 8.1 op K212 om 01:45:46,5 uur activeerde lus 9.3 op K212 om 01:45:28,5 uur. Het tijdsverschil tussen beide activaties bedroeg 42 seconden. Dat leidt tot een gemiddelde snelheid op dat traject van 53 km/uur. Deze snelheid past bij de snelheden van de Hyundai op beide kruispunten (met een lage snelheid op K212 en stoppen op de K206.) [9]
Op 9 maart 2024 om 01.43.34 uur (UTC+1) is naar de Apple iPhone van verdachte een video-opname verzonden via snapchat. Dit filmpje was afkomstig van snapchat account “ [accountnaam 1] ” en was verzonden naar snapchat account “ [accountnaam 2] ”. Het betrof een video-opname van zeven seconden en had als bestandsnaam “ a4836a44a8d7dddc2f591dc5bbfafad9_z0893f0b46857685389492da5fd2a9f68 ”. Te zien was een deel van het stuur, middenconsole, het dashboard en de rijbaan. Er werd ingezoomd op de digitale boordsnelheidsmeter. Op die digitale boordsnelheidsmeter stond een snelheid van 228 km/uur en enkele seconden later de snelheid 229 km/uur. De digitale klok op de autoradio in het dashboard gaf een tijd aan van 01:38 uur. Uit onderzoek bleek dat de tijdsweergave in de auto ten tijde van de video-opname 1:38 uur + 4 minuten tijdsverschil was = 01.42 uur. Verbalisant herkende de omgeving en de snelweg op de video-opname als de A73 ter hoogte van afslag Nijmegen-Dukenburg. [10]
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op 9 maart 2024 om 01:47. Verdachte is om 03:20 aangehouden en om 04:21 is bloed afgenomen bij verdachte. [11] Het bloedalcoholgehalte was 0,63 milligram alcohol per milliliter bloed, terwijl 0,50 milligram alcohol per milliliter bloed de maximaal toegestane hoeveelheid is. [12]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij voor het verkeerslicht stond te wachten op de Dennenstraat. Aan de overkant van de straat zag hij een fietser aankomen fietsen. Zij hadden groen en toen zag hij een voertuig aankomen rijden vanaf de rechterkant. Hij zag dat de auto ongeveer 80 km/u reed en de fietser schepte. De fietser vloog door de lucht. [getuige 1] zag dat het voertuig stopte en vervolgens weer door reed. [13]
[getuige 1] zag het voertuig een stukje doorrijden. Zij reden de Paul Krugerstraat op en reden achter het voertuig aan. Deze was telkens aan het rijden en aan het remmen. [getuige 1] stapte vervolgens bij het slachtoffer uit en zijn vriend reed door achter het voertuig aan. Die ging verderop op een parkeerplaats staan. [getuige 1] had alleen nog maar oog voor het slachtoffer en belde 112. Ondertussen kwam er een omstander met de kentekenplaat van het voertuig aan en dat kenteken gaf [getuige 1] door aan de meldkamer. Vanuit een gebouw waar een zorginstelling zit of appartementen voor ouderen, kwam een vrouw in een wit uniform aanlopen. Zij voelde de pols van de fietser. Eerst had hij nog wel een pols, maar toen ze een tweede keer voelde, was er geen pols meer. Van de meldkamer kreeg [getuige 1] te horen dat ze moesten beginnen met reanimeren. Na een tijd kwam de politie en zij namen de reanimatie van de fietser over. Daarna kwamen ook de brandweer en de ambulance. Toen ze terugliepen naar de auto hoorde [getuige 1] zijn vriend zeggen dat ze de bestuurder van het voertuig kenden. In de auto hoorde hij zijn vriend zeggen dat de bestuurder [verdachte] was. [14]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij met haar vriend reed op de Paul Krugerstraat in de richting van de Dennenstraat. Ze hoorde haar vriend iets zeggen in de trant van: "Wat doet die auto". Die betreffende auto reed aan de andere kant van de weg. [getuige 2] heeft de auto die de aanrijding heeft veroorzaakt alleen rijdend gezien, ze heeft de auto niet zien stilstaan. Daarna zagen zij een persoon op de weg liggen. Haar vriend blokkeerde de weg met zijn auto zodat er niemand meer langs kon rijden. [getuige 2] is de auto uit gegaan, op dat moment waren er drie of vier andere mensen bij het slachtoffer. Die mensen belden met 112. Ze voelde dat het slachtoffer geen pols meer had. Ze liet de persoon die met 112 aan het bellen was bij haar komen zitten met de telefoon op speaker. Er werd toen gezegd door 112 dat zij moesten gaan reanimeren. Dat deed ze samen met iemand anders. [15]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het een hele harde klap was. Zij zat met haar collega achter op de patio. Het klonk alsof er een auto tegen een boom was gereden. Ze zijn vervolgens gelijk naar buiten gerend. Toen ze daar kwamen zag [getuige 3] iemand op de grond liggen. Ze stapte daarvoor eerst nog op een kentekenplaat. Die heeft ze aan een andere getuige gegeven die met de alarmcentrale aan het bellen was, zodat hij het kenteken door kon geven. Ze is vervolgens gelijk met haar collega naar het slachtoffer gegaan. Ze heeft de pols gevoeld, maar die voelde ze niet. Van de alarmcentrale kregen ze door om te starten met reanimatie. [getuige 3] kan zich herinneren dat er kort een auto stond, maar ook weer wegreed. Dat was een donkere auto. Toen ze daar aankwam, zag ze een auto op het fietspad, dit was de donkere auto die ook is weggereden. De auto stond met de neus in de richting van de Molenweg. Ze heeft de bestuurder van die auto niet gezien, hij is niet uitgestapt. Er was op dat moment ook niemand anders ter plaatse. [16]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij het ongeluk heeft zien gebeuren. Dat was op de Paul Krugerstraat met de kruising Dennenstraat. Hij reed met een vriend, [naam] , achter die auto. De fietser kwam van rechts en het leek alsof er een kartonnen doos de lucht in ging. Hij reed ongeveer 30 à 40 meter achter de auto. Ze waren in [plaats 1] bij voetbalclub [voetbalclub] geweest, net als verdachte. Verdachte is een vriend. Ze zijn daar met vier of vijf auto’s weggereden. Verdachte heeft zijn auto na het ongeval aan de kant gezet. Hij stopte toen die klap gebeurde. Volgens [getuige 4] is verdachte niet uitgestapt. Hij reed eerder weg dan [getuige 4] en [naam] . Toen het ongeluk gebeurde, hebben zij de auto neergezet. Daarna hebben zij de auto verplaatst, op een kleine parkeerplaats tegenover Richard Kregting , een sportzaak. Vervolgens zijn zij uitgestapt en hebben zij twee of drie minuten gekeken. Zij zagen toen dat er genoeg hulp was. Volgens [getuige 4] zat er tussen de klap en het verplaatsten van de auto misschien één minuut. Hij heeft verdachte niet zien vertrekken. [getuige 4] heeft rond 01:30 uur die nacht een door hem gemaakt filmpje naar verdachte gestuurd waarop zij hard reden. Ze reden toen op de A73 en verdachte reed voor hen. [17]
Na de aanrijding werd het zicht door de voorruit en de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten van de personenauto belemmerd door een gebroken voorruit. Het grootste deel van de voorruit was gebroken. Tijdens de rijproef was het onverantwoord om proeven uit te voeren op de openbare weg, omdat het zicht door de voorruit uitermate slecht was. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bestuurder van de Hyundai was. Op de kruising waar het ongeval heeft plaatsgevonden reed hij vaker. Hij reed toen hij het stoplicht naderde ‘gewoon’ wat harder, naar zijn gevoel 70-80 kilometer per uur, maar niet boven de 100, hij had niet door dat hij ‘zo hard’ reed. Toen hij het stoplicht naderde stond het stoplicht op rood. Hij vertrouwde erop dat het op groen zou springen omdat het heel vaak, bijna altijd op groen springt als je daar bijna bent. Hij weet niet of dat ook gebeurt als er verkeer van een zijstraat komt. Het is wel eens voorgekomen dat het stoplicht niet op groen sprong. Hij heeft niet gezien of er verkeer aan kwam uit de zijstraat. Hij heeft de fietser geen moment gezien. Hij raakte in paniek en is toen naar huis gereden. Hij had wel door dat het niet goed ging met het slachtoffer. De enige persoon die hij na het ongeval heeft gezien is de jongen die bij het slachtoffer stond. [19]
Feit 1
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd, met andere woorden: of, en zo ja welk, strafbaar feit de verdachte heeft gepleegd.
Vrijspraak van doodslag.
Voor een bewezenverklaring van doodslag, zoals primair is ten laste gelegd, is vereist dat de dader opzet had op het intreden van de dood van het slachtoffer. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ‘vol’ opzet had, anders gezegd: de intentie had om een (potentieel) dodelijk ongeval te veroorzaken en [slachtoffer] dood te rijden.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte daarop wel voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen.
Het ongeval heeft plaatsgevonden binnen de bebouwde kom van Nijmegen. Verdachte is onder invloed van alcohol en met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur (waarover hierna meer) door rood licht gereden. Dit verkeerslicht stond toen al minimaal 12,4 seconden op rood.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat de kans dat verdachte door zijn rijgedrag een dodelijk verkeersongeval zou veroorzaken en dat een willekeurige (kwetsbare) verkeersdeelnemer zoals [slachtoffer] op zijn fiets, door zijn toedoen zou komen te overlijden, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk was.
Evenals de officier van justitie en de verdediging hebben betoogd is de rechtbank echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de hiervoor genoemde aanmerkelijke kans op een dodelijke aanrijding bewust heeft aanvaard. Hoewel er ook aanwijzingen zijn voor het tegendeel, kunnen uit de verklaringen van verdachte en de rest van het dossier te weinig concrete gedragingen worden afgeleid die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op het fatale gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat van een dergelijke bewuste aanvaarding sprake was.
Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde doodslag.
Het verkeersongeval is te wijten aan de schuld van verdachte (Artikel 6 WVW).
De rechtbank stelt vast dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van verdachte en het ongeval. Doordat verdachte niet is gestopt voor een rood verkeerslicht, terwijl hij met een aanzienlijk hogere snelheid reed dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, en de overstekende fietser (die groen licht had) geen voorrang heeft verleend, is hij met die fietser in botsing gekomen.
Beoordeeld moet worden verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kan worden gemaakt en zo ja, in welke mate. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. In dit geval wordt verdachte verweten dat hij ‘roekeloos’ heeft gereden. Met ‘roekeloosheid’ in artikel 175, tweede lid, WVW wordt wettelijk de zwaarste vorm van schuld aangeduid. Het gaat dan om gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust, onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Roekeloosheid vereist daarmee niet enkel een aanmerkelijke onvoorzichtigheid, maar een zeer ernstig gebrek aan zorgvuldigheid. Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe wordt thans in artikel 175, tweede lid, WVW bepaald dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo dat zij de invulling van roekeloosheid onder meer kan beoordelen aan de hand van de delictsomschrijving van dit artikel. De rechtbank moet in dat kader nagaan of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) dat daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
( a) Schending van de verkeersregels
Uitgaande van de VRI-gegevens van de kruising waar het ongeval plaatsvond naderde verdachte dat kruispunt met een gemiddelde indicatieve snelheid die lag tussen de 91 km/uur en 105 km/uur.
Uit de EDR-data van de auto van verdachte komt naar voren dat op 134,7 meter voor het moment van de botsing verdachte reed met een snelheid van 99 km/uur, dat de snelheid vervolgens langzaam opliep naar 102 km/uur, dat de auto op 0,5 seconde voor de botsing vertraagde naar 90 km/uur en dat de snelheid op het moment van de botsing 78 km/uur was.
Ten slotte bleek uit de analyse van de data van de onder verdachte in beslaggenomen Apple iPhone dat de snelheid direct voorafgaand aan de aanrijding opliep tot ongeveer 100 km/uur.
De rechtbank constateert dat genoemde bronnen ongeveer dezelfde snelheid aangeven waarmee verdachte voorafgaand aan de botsing heeft gereden, te weten tussen de 91 en 105 km/uur, wat een aanzienlijk hogere snelheid is dan de toegestane 50 km/uur. De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de inhoud van de door de verbalisanten opgemaakte rapporten waarin deze snelheden zijn berekend, nu die snelheden en de onderliggende gegevens zijn ontleend aan objectieve data.
Dit geldt dus ook voor de data uit de Apple iPhone van verdachte. Om de betrouwbaarheid van het snelheidssignaal, in het bestand ‘Zspeed’ genoemd, verder te onderzoeken hebben verbalisanten de afstanden tussen twee opeenvolgende GPS-punten berekend en gedeeld door de tijdsduur tussen deze punten. Daardoor kon de gemiddelde snelheid tussen die punten worden bepaald. Wanneer de berekende snelheid realistisch was, overeenkwam met de Zspeed-waarde en de GPS-punten logisch waren geplaatst op de kaart, werd de Zspeed-waarde als betrouwbaar beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen daarmee ook de data uit de Apple iPhone van verdachte als bewijsmiddel worden gebruikt.
Het voorgaande betekent dat de VRI-gegevens, de EDR-data en de data uit de Apple iPhone van verdachte tezamen in onderling verband bezien een betrouwbare bron vormen als het gaat om de vraag met welke snelheid verdachte de bewuste nacht van het ongeval ongeveer heeft gereden.
Hoewel de exacte snelheid niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld – er heeft geen ijking plaatsgevonden en evenmin is nader onderzoek verricht naar de daadwerkelijk gereden snelheid – kan op grond van genoemde bronnen in ieder geval worden aangenomen dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid over de Rosa de Limastraat heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur.
Voorts is verdachte door rood licht gereden en was hij onder invloed van alcohol. Daarmee is sprake van een schending van verkeersregels. Dit verkeersgedrag wordt als zodanig ook genoemd in artikel 5a, eerste lid, sub g en i, en artikel 5a, tweede lid, WVW.
( b) In ernstige mate geschonden
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Daarbij moet het gaan om het meerdere keren of het durende langere tijd schenden van een verkeersregel of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. De hiervoor onder (a) genoemde overtredingen betreffen naar het oordeel van de rechtbank schendingen van voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels. Daarbij betrekt de rechtbank ook nog dat verdachte vlak voor het ongeval de verhoogde middengeleider op de Rosa de Limastraat langs de linkerzijde, en dus over de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer, is gepasseerd. Dit samenstel van gedragingen moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als ernstig verkeersgevaarlijk gedrag.
( c) Opzettelijk
De opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Het door verdachte fors te snel en onder invloed van te veel alcohol rijden kan niet anders dan opzettelijk gedaan zijn. Uit zijn verklaring ter zitting volgt ook dat hij zich er van bewust was dat hij ‘gewoon’ wat harder reed, naar zijn gevoel 70-80 kilometer per uur. Verdachte heeft ter zitting over het verkeerslicht verklaard dat dit vaker op rood stond, maar dan vaak, bijna altijd, op groen sprong als hij er aan kwam rijden en dat hij niet weet of dat ook gebeurde als er iemand van de zijstraat kwam. Het is wel voorgekomen dat het niet groen werd. Verdachte heeft het verkeerslicht op 9 maart 2024 wel op rood zien staan, maar hij ging er vanuit dat het licht groen zou worden als hij de sensor zou passeren. Toen dat niet gebeurde, was het te laat en kon verdachte niet meer op tijd stoppen voor het rode licht. Met het hiervoor vastgestelde rijgedrag heeft verdachte belangrijke verkeersregels overtreden, waardoor een zeer gevaarlijke situatie is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank geldt voor al deze ernstige schendingen van de verkeersregels dat dit opzettelijk gebeurde althans dat – ten aanzien van het door rood rijden - ten minste sprake was van voorwaardelijk opzet en dat daarmee sprake was van zeer onverantwoord rijgedrag.
( d) Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag temeer als dit plaatsvindt in de stad waar het voorzienbaar is dat daar ook in de nacht van vrijdag op zaterdag tussen 01:00 en 02:00 kwetsbaar verkeer op de weg is. Dat ook daadwerkelijk levensgevaar te duchten was, blijkt uit het feit dat verdachte een aanrijding heeft veroorzaakt waarbij het slachtoffer is komen te overlijden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door het handelen van verdachte gevaar te duchten was voor zowel zwaar lichamelijk letsel als het leven van anderen.
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. De rechtbank concludeert dan ook dat daarmee zonder meer sprake is van de zwaarste vorm van schuld, te weten roekeloosheid. Door het roekeloze rijgedrag van verdachte is [slachtoffer] komen te overlijden.
De slotsom is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid.
Feit 2
Voor bewezenverklaring van overtreding van artikel 5a WVW moet worden beoordeeld, zoals hiervoor ook reeds aan de orde is gekomen, of verdachte met zijn gedragingen de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank beantwoordt deze vier vragen bevestigend. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de nacht van 9 maart 2024 op verschillende wegen/straten in en rond Nijmegen veel te hard heeft gereden. Het gaat om de volgende plaatsen:
- de snelweg A73 tot knooppunt Neerbosch;
- de Neerbosscheweg;
- de kruising van de Neerbosscheweg met de IJpenbroekweg;
- op/rond het verkeersplein van de Neerbosscheweg met de Energieweg (Gaziantepplein);
- op/rond Neerbosscheweg en de kruising met de Rosa de Limastraat;
- op de Daniëlsweg en de Oude Graafseweg;
- op de Graafseweg;
- op de Nieuwe Dukenburgseweg; en
- op het Zwaneveld.
De rechtbank verwijst hiervoor naar de VRI-gegevens, de EDR-data en de data uit de Apple iPhone van verdachte, die tezamen in onderling verband bezien een betrouwbare bron vormen als het gaat om de vraag met welke snelheid verdachte de bewuste nacht van het ongeval ongeveer heeft gereden. Ook hier geldt dat de exacte snelheden niet met voldoende mate van zekerheid kunnen worden vastgesteld. Daarom acht de rechtbank ten aanzien van alle genoemde wegen/straten bewezen dat verdachte met een aanzienlijk hogere snelheid heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid.
Daarnaast is verdachte een verhoogde middengeleider op de Rosa de Limastraat langs de linkerzijde, en dus over de weghelft voor tegemoetkomend verkeer, gepasseerd, heeft hij met een aanzienlijk hogere snelheid over de Rosa de Limastraat gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/uur, is hij op de kruising van de Rosa de Limastraat/Paul Krugerstraat met de Dennenstraat door rood licht gereden en was hij onder invloed van alcohol. Ten slotte heeft verdachte na het ongeval door verschillende straten gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, terwijl het zicht door de voorruit van zijn auto als gevolg van de botsing slecht was.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan de in artikel 5a, eerste lid, sub g, i, j en m, en artikel 5a, tweede lid, WVW bedoelde ernstige verkeersgedragingen.
Deze gedragingen moeten naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Het gaat hierbij om een zodanige hoeveelheid ernstige verkeersovertredingen dat deze naar hun aard, duur en de feitelijke omstandigheden van het geval niet anders dan opzettelijk kunnen zijn begaan. Het samenstel van deze overtredingen leverde naar het oordeel van de rechtbank zeer gevaarlijk rijgedrag op. Levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen was dan ook voorzienbaar.
De rechtbank acht feit 2 daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte dat hij na het ongeval in paniek is geraakt en toen naar huis is gereden, terwijl hij wel door had dat het niet goed ging met het slachtoffer, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander was gedood, althans letsel was toegebracht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Daarvan zal verdachte partieel worden vrijgesproken. Uit de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat zij hulp hebben verleend aan het slachtoffer. [getuige 1] belde 112, [getuige 3] voelde de pols van het slachtoffer en alle drie hebben zij hem gereanimeerd. Uit die verklaringen, evenals uit de verklaring van [getuige 4] , volgt ook dat verdachte na het ongeval is gestopt en op enig moment weer is doorgereden. Zelf verklaart verdachte dat hij is gestopt, uitgestapt en naar het slachtoffer is gelopen. Hij zag toen dat er iemand bij stond en hem hulp verleende, waarna hij in paniek is weggereden. Dat verdachte inderdaad enige tijd uit de auto is geweest kan op basis van de getuigenverklaringen niet geheel worden uitgesloten, te meer nu deze getuigen ook aangeven dat zij zich vooral/alleen hebben gefocust op het slachtoffer en niet hebben gezien wanneer verdachte precies is vertrokken. Daarmee blijft de chronologie van de gebeurtenissen direct na het ongeval onduidelijk en kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer, door het verlaten van de plaats van het ongeval, ook in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
Feit 4
Vast staat dat verdachte ten tijde van het verkeersongeval onder invloed was van alcohol. Het bloedalcoholgehalte betrof na onderzoek 0,63 milligram alcohol per milliliter bloed. Het dossier bevat een ‘herberekening bloedalcoholconcentratie’ van het NFI, waaruit volgt dat de bloedalcoholconcentratie ten tijde van het ongeval 0,88 tot 1,26 mg/ml was. Deze herberekening betreft echter geen onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b WVW. De rechtbank zal daarom uitgaan van het onderzoek dat enkele uren na het ongeval is uitgevoerd en uitkwam op genoemd promillage van 0,63.
De slotsom is dat de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht, te weten dat verdachte heeft gereden onder invloed van een hoeveelheid alcohol die in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Eendaadse samenloop
De rechtbank neemt voor wat betreft de bewezenverklaarde respectievelijk feiten 1 subsidiair en 4 primair en de feiten 2 en 4 primair steeds eendaadse samenloop aan. De in die feiten bewezenverklaarde handelingen en feitelijkheden leveren in die mate een zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte van die handelingen en feitelijkheden (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen in grote mate overeenkomt, namelijk de bescherming van de verkeersveiligheid. Bij de bepaling van de hoogte van de straf zal hiermee rekening worden gehouden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks9 maart 2024 te Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg de Rosa de Limastraat en/of de Paul Krugerstraat, roekeloos,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het donker was en
/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
/ofterwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en
/ofterwijl op de kruising van de Rosa de Limastraat, de Dennenstraat en de Paul Krugerstraat de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 12,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
en
/ofterwijl hij dit rode licht al had waargenomen, niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en
/ofhet overstekende verkeer en
/ofde verkeerssituatie ter plaatse
en/of dit kruispunt is genaderd met een snelheid van ongeveer (tenminste) 102 km/uuren
/ofin strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor dat
driekleurig verkeerslicht maar is hij doorgereden, en
/ofaldaar heeft gereden met
een snelheid van ongeveer (tenminste) 95 km/uur, althans meteen
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,en
/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij
nadering van een overstekende fietser en
/ofis gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metdie fiets en
/ofde bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets
ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
2
hij op
of omstreeks9 maart 2024 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de snelweg A73 heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 200 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 130 km/uur en
/ofop de Neerbosscheweg heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 160 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur en
/of
op de kruising van de Neerbosscheweg met de IJpenbroekweg dit kruispunt is op- en/of overgereden
met een snelheid van ongeveer (minimaal) 110 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 70 km/uur en
/of op de Neerbosscheweg een ander voertuig rechts heeft ingehaald en/ofop de Neerbosscheweg (tussen Gaziantepplein en de kruising van die Neerbosscheweg met de Rosa de Limastraat) heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 90 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur
en/of in elk geval heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,en
/ofop de Rosa de Limastraat in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/ofmet dat door hem bestuurde motorrijtuig naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en/of rechtdoor is gereden, waarbij hij niet het verloop van die weg (de Rosa de Limastraat) heeft gevolgd en
/of
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod inhield, immers heeft hij een middengeleider met daarop bord D2 van de bijlage 1 van voornoemd reglement, met een naar rechts wijzende pijl, niet rechts, maar links voorbij gereden, en
/ofgeheel
of gedeeltelijkop de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg is terechtgekomen, en
/ofterwijl daar een voetgangersoversteekplek was en
/ofterwijl op de kruising van de Rosa de Limastraat, de Dennenstraat en de Paul Krugerstraat de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte, van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 12,4 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor dat driekleurig verkeerslicht maar is hij doorgereden, en
/ofaldaar heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 95 km/uur, althansmet een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,en
/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij
nadering van een overstekende fietser en
/ofterwijl het donker was en
/of(vanaf de kruising van de Rosa de Limastraat met de Paul Krugerstraat) de voorruit van zijn voertuig gebarsten was en zijn zicht (zeer) beperkt, belemmerd en
/ofgehinderd werd, op de Danielsweg en
/ofde Oude Graafseweg heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 60 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur en
/ofop de Graafseweg heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 100 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur en
/ofop de Nieuwe Dukenburgseweg heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 120 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 50 km/uur en
/ofop het Zwanenveld heeft gereden
met een snelheid van ongeveer (tenminste) 65 km/uur, althansmet een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 km/uur
en/of in elk geval heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,en
/ofterwijl hij op dat moment verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3
dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op/aan de Dennenstraat/de Rosa de Limastraat/de Paul Krugerstraat, op
of omstreeks9 maart 2024 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) is gedood, althans, letsel was toegebracht
, en deze in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
4 primair
hij op
of omstreeks9 maart 2024 te Nijmegen als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994,
tussen de 0,88 milligram en 1,26 milligram,in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand , bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet;
ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 4 primair:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
begaan in eendaadse samenloop met feit 1 subsidiair en 2;
ten aanzien van feit 3:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om ingeval van een bewezenverklaring zoals verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twee maanden en een door de rechtbank te bepalen ontzegging van de rijbevoegdheid. In dat geval dient de voorlopige hechtenis op basis van artikel 67a, derde lid, Sv te worden opgeheven. In geval van een bewezenverklaring van het begrip roekeloosheid heeft de raadsman verzocht om een gevangenisstraf op te leggen van 360 dagen waarvan 160 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid, waarbij de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank over de duur daarvan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft in de nacht van 9 maart 2024 als bestuurder van een personenauto met zijn roekeloos rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg daarvan is het slachtoffer [slachtoffer] , op jonge leeftijd komen te overlijden. Verdachte reed die nacht onder invloed van alcohol op verschillende wegen/straten in en rond Nijmegen met aanzienlijk hogere snelheden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Vlak voor de fatale botsing heeft hij een verhoogde middengeleider langs de linkerzijde, en dus over de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer, gepasseerd. Op het kruispunt van de Rosa de Limastraat/Paul Krugerstraat met de Dennenstraat heeft verdachte vervolgens een verkeerslicht dat al minimaal 12,4 seconden op rood stond genegeerd, waarna hij met hoge snelheid op de per fiets overstekende [slachtoffer] is gebotst en heeft hij diens dood veroorzaakt. Na deze aanrijding heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten en is hij opnieuw met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid naar huis gereden, terwijl het zicht door de voorruit van zijn auto als gevolg van de botsing uitermate slecht was. Door zijn rijgedrag heeft verdachte als automobilist onaanvaardbare risico’s genomen voor de verkeersveiligheid en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig veronachtzaamd, met fatale gevolgen. Zelfs de aanrijding heeft verdachte niet tot inkeer gebracht en verdachte heeft hij dit rijgedrag vertoond tot hij thuis was.
Verdachte heeft met zijn handelen een groot verdriet en onherstelbaar leed toegebracht aan de (directe) familie en overige nabestaanden van [slachtoffer] . De partner, moeder en een zus van [slachtoffer] hebben ter terechtzitting op indringende wijze verwoord hoe het onverwachte verlies van [slachtoffer] heeft ingegrepen in hun levens én in de levens van [slachtoffer] twee jonge kinderen en hoe dit nog elke dag diep voelbaar is.
De aanrijding heeft ook op veel anderen een diepe indruk gemaakt. De rechtbank denkt daarbij in het bijzonder aan de getuigen van het ongeval, de personen die direct na het ongeval ter plaatse kwamen en de verbalisanten en andere hulpdiensten die allen geconfronteerd werden met de ernstige verwondingen van het slachtoffer. Het ongeval heeft verder veel losgemaakt in de maatschappij. Dit blijkt uit de grote (media)belangstelling voor deze zaak. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat zeer gevaarlijk en onverantwoord rijgedrag gevoelens van onveiligheid bij andere verkeersdeelnemers oproept en woede in de maatschappij veroorzaakt, zeker als daardoor een ongeval met dodelijke afloop wordt veroorzaakt.
De rechtbank realiseert zich dat het onmogelijk is om een straf op te leggen die vanuit het perspectief van de nabestaanden recht doet aan hun leed en emoties. Ook verdachte zelf zal verder moeten leven met de wetenschap van de dramatische gevolgen van zijn rijgedrag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 augustus 2024. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Wel heeft hij op 15 juli 2024 een strafbeschikking gekregen wegens rijden onder invloed van drugs op 6 mei 2023. Verdachte heeft hiertegen verzet ingesteld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 mei 2024. Daaruit volgt dat verdachte zijn leven goed op de rit heeft. Hij heeft stabiele huisvesting, geen financiële problemen, een steunend sociaal netwerk en geen pro-criminele houding. Er is onderzoek gedaan naar het psychosociaal functioneren en het middelengebruik, maar uit het adviesgesprek en de referenteninformatie heeft de reclassering geen signalen gekregen dat er problemen bestaan op deze gebieden. Reclassering schrijft dat sprake lijkt te zijn van een noodlottige samenloop van omstandigheden waarbij verdachte meerdere verkeerde keuzes heeft gemaakt. Hij is zich bewust van de impact die deze gebeurtenis heeft op de nabestaanden van het slachtoffer en hij heeft zijn spijt betuigd in een brief aan de nabestaanden. Ondanks de ernst van de feiten en de impact voor de nabestaanden ziet de reclassering geen meerwaarde in het opleggen van interventies vanuit de reclassering. Zij adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid. In zoverre gaat de rechtbank dan ook voorbij aan het verzoek van de verdediging.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Ook heeft zij gekeken naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht. Om enerzijds recht te doen aan de ernst van de feiten en anderzijds de veiligheid van overige verkeersdeelnemers voor een lange periode te beschermen tegen verdachte zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
vijf (5) jaren,met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. W. van Kasbergen (voorzitter), mr. drs. T.P.E.E. van Groeningen en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2024.
Mrs. Van Kasbergen en Verkroost zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024110749, gesloten op 16 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf, p. 25.
3.Voorlopig proces-verbaal FO Verkeer, p. 448.
4.Voorlopig proces-verbaal FO Verkeer, p. 434.
5.Proces-verbaal Analyse VRI data, p. 498.
6.Proces-verbaal Event Data Recorder Hyundai , p. 485-486.
7.Proces-verbaal onderzoek data smartphone, p. 527, 535-537 en 539-540.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 234-235.
9.Proces-verbaal Route-Analyse VRI data, p. 552, 561, 563, 565 en 566.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 288-289.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 395.
12.Rapport Alcohol en drugs in het verkeer van het Maasstad Ziekenhuis, d.d. 11 maart 2024, p. 398-399.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 68.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 71-72.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 96-97.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 110-111.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 115-119.
18.Proces-verbaal FO Verkeer, Technisch onderzoek, p. 461.
19.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2024.