ECLI:NL:RBGEL:2024:640

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
ARN 23/5313
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor de verbouwing van een aula tot filmtheater in Wageningen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser, een inwoner van Wageningen, tegen de tijdelijke omgevingsvergunning die is verleend aan de vergunninghouder voor de verbouwing van de aula aan de [locatie] in Wageningen. De vergunning is van rechtswege verleend op 22 december 2022, na een aanvraag van de vergunninghouder op 11 juli 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar zijn bezwaar is ongegrond verklaard in de beslissing op bezwaar van 28 juni 2023. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 behandeld, waarbij ook een derde partij, de vergunninghouder, aanwezig was. De rechtbank heeft de verleende omgevingsvergunning beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser, die betoogde dat het gebruik van de aula als filmtheater niet onder de bestemming 'maatschappelijk' valt en dat er geen vergunning is verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het begrip 'sociaal-culturele voorzieningen' in het bestemmingsplan ook culturele voorzieningen zoals bioscopen omvat. Eiser's argumenten over de ondergeschikte horeca en de parkeerbehoefte worden eveneens verworpen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van A. de Wijse-Hageman, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/5313

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit Wageningen, eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen

(gemachtigde: A.G.J. Polman).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[naam ], uit Wageningen (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. P.H.N. van Spanje).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan vergunninghouder verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor het verbouwen van de aula aan de [locatie] in [plaats] . Bij besluit van 22 december 2022 is van rechtswege aan vergunninghouder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend. In de beslissing op bezwaar van 28 juni 2023 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is het besluit gewijzigd voor wat betreft de omschrijving van het toegestane gebruik. Eiser heeft beroep ingesteld.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 op zitting behandeld, tezamen met het door [naam ] ingestelde beroep en ingediende voorlopige voorziening. [1] Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college, de gemachtigde van vergunninghouder alsmede [naam ] en [naam ] , namens vergunninghouder.

Beoordeling door de rechter

2. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de rechtbank uit hoe tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming besluit
4. Eiser is woonachtig aan de [locatie] in Wageningen, dichtbij de Aula aan de [locatie] in Wageningen.
4.1.
Op 11 juli 2022 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het verbouwen en herbestemmen van de Aula. Het betreft een gemeentelijk monument.
4.2.
Uiterlijk 17 oktober 2022 had het college een besluit moeten nemen op deze aanvraag, maar dat is niet gebeurd. De omgevingsvergunning is van rechtswege verleend voor de activiteiten:
- wijzigen van de staat van een beschermd monument;
- ( ver)bouwen van een bouwwerk.
Op 22 december 2022 is de van rechtswege verleende omgevingsvergunning aan vergunninghouder verzonden. Eiser heeft bezwaar gemaakt.
4.3.
Bij bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld.
Juridisch kader
5. Op het perceel is het bestemmingsplan “Wageningen, 2e herziening” van toepassing. Het perceel heeft de enkelbestemming “Maatschappelijk” en de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie”.
5.1.
Uit artikel 13.1., onder a, van de planregels volgt dat de voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden onder meer zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van sociaal-culturele voorzieningen.
5.2.
Onder maatschappelijke voorzieningen wordt blijkens artikel 1 van de planregels verstaan: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder begrepen in ieder geval een kinderdagverblijf en naschoolse opvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
5.3.
Daarnaast is op het perceel het “Parapluplan parkeren en duurzaam bouw” van toepassing.
5.4.
Op grond van artikel 34.1 van dat bestemmingsplan moet bij functieverandering van een gebouw tenminste voldaan worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument “Nota parkeernormen Wageningen 2015”. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte. Het college kan de parkeernormen wijzigen indien er een aanpassing of wijziging van genoemd beleidsdocument heeft plaatsgevonden.
Maatschappelijke bestemming
6. Eiser betoogt dat vergunninghouder wel het gebruik als filmtheater heeft aangevraagd, maar dat uit de plannen volgt dat zij de aula in gebruik zal nemen als bioscoop. Zowel het gebruik als filmtheater, maar zeker als bioscoop valt volgens eiser niet onder de bestemming “Maatschappelijk”. Het voorgenomen gebruik van de aula is daarom in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Er is echter geen vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan.
7. De rechtbank overweegt als volgt. De locatie van de aula is onder meer bestemd voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van sociaal-culturele voorzieningen. In het bestemmingsplan is het begrip sociaal-culturele voorzieningen niet nader gedefinieerd en is voor de uitleg van dat begrip niet naar enige planregel verwezen, zodat uit vaste rechtspraak volgt dat aansluiting dient te worden gezocht bij het algemeen spraakgebruik. [2] Daartoe kan steun worden gevonden in de Van Dale. De afzonderlijke begrippen “sociaal” en “cultureel” zijn gedefinieerd in de Van Dale. In de Van Dale wordt onder “sociaal” verstaan: “betrekking hebbend op de maatschappij, op het welzijn daarvan” en onder “cultureel”: “op de cultuur, de beschaving betrekking hebbend; een cultureel centrum gebouw met ruimten voor voorstellingen, samenkomsten e.d.”. Eiser wijst er echter op dat ‘sociaal-cultureel’ een samengesteld begrip is en hij stelt dat niet alle sociale voorzieningen en alle culturele voorzieningen daaronder vallen. Het college betoogt dat hieronder wél zowel sociale als culturele voorzieningen te scharen zijn.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat het samengestelde begrip “sociaal-culturele voorziening” in de Van Dale niet is gedefinieerd. In de bezwaarfase heeft het college er echter terecht op gewezen dat het CBS in zijn classificatie van vormen van grondgebruik wel een definitie van sociaal-culturele voorzieningen noemt. Daaronder vallen ook culturele instellingen als musea, schouwburgen en bioscopen. (https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/begrippen/terrein-voor-sociaal-culturele-voorzieningen)Ook verder ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat dergelijke culturele voorzieningen niet onder deze noemer geschaard kunnen worden. Eiser heeft gewezen op het begrip “sociaal-cultureel werk”, dat vaak wordt omschreven als “een activiteit die maatschappelijke verandering, sociale cohesie en de emancipatie en zelfstandigheid van mensen bevordert.” Dat betreft echter een zeer specifiek begrip dat alleen op dat werk ziet. Het gaat daarbij om het emanciperen van mensen met een sociale of culturele achterstand. Daar heeft cultureel dus een andere strekking dan cultuur in de zin van musea, schouwburgen of bioscopen. Het specifieke begrip sociaal-cultureel werk(er) zegt dus niets over de uitleg van het begrip sociaal-culturele voorzieningen in een bestemmingsplan.
7.2.
Verder is van belang dat voor de uitleg van een begrip in een bestemmingsplan kan worden gekeken naar het gehele bestemmingsplan. In dit geval gaat het om een bestemmingsplan voor een groter gebied dat meerdere bestemmingen kent. Geen van deze bestemmingen noemt echter expliciet culturele voorzieningen, terwijl duidelijk is dat wel culturele voorzieningen in het plangebied aanwezig zijn. Zoals op de zitting besproken worden culturele activiteiten ook bij bijvoorbeeld de bestemming “Gemengd” geschaard onder het begrip sociaal-culturele voorzieningen.
7.3.
Dat het bestemmingsplan afwijkt van algemene richtlijnen voor bestemminsplannen, maakt dit niet anders, nu uit vaste rechtspraak volgt dat als er een geldend bestemmingsplan van toepassing is dat bestemmingsplan moet worden gevolgd. [3] Het is ook gebleken dat de gemeente Wageningen een bepaalde systematiek kent als het gaat om het bestemmen van een bioscoop of filmtheater. Zo heeft het Heerenstraattheater, dat onder een ander bestemmingsplan valt, de bestemming “maatschappelijke en culturele doeleinden”. Daarbinnen zijn onder meer toegestaan “educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, en levensbeschouwelijke voorzieningen”. Ook hier worden culturele voorzieningen dus niet apart genoemd maar vallen ze onder het begrip sociaal-culturele voorzieningen. Verder heeft het college op de zitting opgemerkt dat vlakbij de aula nog een filmhuis is gevestigd, Filmhuis [naam ] . Dit valt ook onder het bestemmingsplan “Wageningen, 2e herziening”. Hier geldt de bestemming Gemengd, maar ook hier zijn, voor zover van belang, slechts sociaal-culturele voorzieningen toegestaan. De mogelijkheden voor culturele instellingen als bioscopen zijn dus gelijk aan de bestemming Maatschappelijk. [naam ] heeft 77 stoelen en niet valt in te zien waarom dit filmhuis wél als sociaal-culturele voorziening gezien zou kunnen worden en het voorgenomen gebruik van de aula niet. Dat er in [naam ] meer bijkomende activiteiten zouden worden verricht, zoals eiser stelt, doet daar niet aan af nu niet is onderbouwd dat [naam ] geen puur culturele instelling zou zijn.
7.4.
Dit alles maakt dat het begrip sociaal-culturele voorzieningen in het bestemmingsplan “Wageningen, 2e herziening” zo moet worden begrepen dat daaronder ook culturele voorzieningen als een filmhuis of bioscoop moeten worden verstaan.
7.5.
Nu het beoogde gebruik niet in strijd is met het vigerende bestemmingsplan komt de rechtbank niet toe aan hetgeen is aangevoerd door eiser met betrekking tot een goede ruimtelijke ordening.
Horeca
8. Eiser voert aan dat, gelet op de plannen van vergunninghouder, geen sprake is van ondergeschikte horeca. De geplande horecavoorziening heeft ongeveer 81 zitplaatsen, zowel inpandig als op het terras, en een oppervlakte van 290 m2. Gezien deze oppervlakte is de horecavoorziening groter dan de bioscoopzaal. De horeca maakt een substantieel deel uit van de verbouwing, het gebruik van het gebouw, de personele inzet en de inkomsten van de bioscoop. Eiser vermoedt dat de horecavoorziening ook gebruikt gaat worden door niet-bezoekers van de bioscoop en voor feestjes en partijen. Naar mening van eiser moet de voorziene horeca worden beschouwd als zelfstandige horeca, hetgeen strijdig is met het vigerende bestemmingsplan.
9. De rechtbank overweegt dat uit artikel 13.1 juncto artikel 1 van het bestemmingsplan volgt dat op de locatie ondergeschikte horeca ten dienste van het filmtheater is toegestaan. De oppervlakte van de horecavoorziening is daarbij niet doorslaggevend.
Vooropgesteld moet worden dat de vergunninghouder geen aanvraag heeft ingediend voor zelfstandige horeca, en stelt dat slechts sprake zal zijn van ondergeschikte horeca. Vergunninghouder heeft op de zitting nog toegelicht dat de horeca-activiteiten plaatsvinden in combinatie met de hoofdactiviteit, het vertonen van films of andere activiteiten die passen binnen de maatschappelijke bestemming. Feesten en partijen zijn niet toegestaan. De horecavoorziening is ook alleen geopend tijdens de openingstijden van het filmtheater en bovendien alleen te bereiken via de ingang van het filmtheater. Het is de bedoeling dat bezoekers van het filmtheater gebruik maken van de horecavoorziening, al kan vergunninghouder niet uitsluiten dat anderen incidenteel ook gebruik zullen maken van de horeca. Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke vorm van horeca ondergeschikt, ondersteunend voor het filmtheater, en dus op grond van het bestemmingsplan toegestaan. Als, zoals eiser vreest, de horeca in de praktijk een veel belangrijker rol krijgt en er bijvoorbeeld ook feesten en partijen zouden worden georganiseerd, kan dat een overtreding opleveren. Daar dient het college op toe te zien. Die vrees vormt echter geen reden om vooraf een vergunning te weigeren. Dit betoog van eiser slaagt niet.
Parkeren
10. Eiser betoogt dat door het in gebruik nemen van de aula als filmtheater er een grotere parkeerbehoefte ontstaat voor auto’s, waardoor de parkeerdruk in de omgeving verder toeneemt. Het college heeft de Nota Parkeernormen Wageningen 2015 (Nota) onjuist gehanteerd, want het college gaat uit van 44 auto’s op basis van een filmtheater maar gaat er aan voorbij dat de aula gaat worden gebruikt als bioscoop, waarvoor een andere norm geldt op grond van de Nota. Momenteel zijn er 45 parkeerplaatsen voor auto’s beschikbaar, maar Hotel [naam ] heeft hiervan al 17 plaatsen in gebruik. Er zijn dus 28 beschikbaar voor de bioscoop. Gelet op de aanvullende norm van 8 parkeerplaatsen voor medewerkers en een algemene vrijstelling van 2 parkeerplaatsen, is er een tekort van 10,7 parkeerplaatsen voor auto’s.
11. De rechtbank overweegt als volgt. In de omgevingsvergunning is de verplichting opgelegd dat bezoek aan het filmtheater gegarandeerd achter de slagboom parkeert en niet in de openbare ruimte. In de omgevingsvergunning wordt uitgegaan van 132 bezoekers. Uit de stukken blijkt dat het college bij het bepalen van het bvo is uitgegaan van de CROW-publicatie 381, waarin een handreiking over parkeernormen is opgenomen. Tussen partijen is niet in geschil dat op grond hiervan moet worden uitgegaan van een bruto-vloeroppervlak van 396 m2. Wel is in geschil of vervolgens moet worden uitgegaan van de norm voor een filmtheater of voor een bioscoop. De parkeernorm voor een bioscoop ligt hoger dan die voor een filmtheater. Voor een bioscoop geldt 7,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto-vloeroppervlakte (bvo) en 0,5 parkeerplaats per 100 m2 bvo voor werknemers. Voor een filmtheater is de parkeernorm 5,1 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo voor bezoekers en 0,2 parkeerplaats per 100 m2 bvo voor werknemers. Daarnaast geldt op grond van de Nota een vrijstelling van 2 parkeerplaatsen.
11.1.
Niet in geschil is dat, uitgaande van de functie filmtheater, wordt voldaan aan de normen van de parkeernota. Er zouden in totaal 27 parkeerplaatsen nodig zijn. Als er dan van wordt uitgegaan dat voor Hotel [naam ] 17 parkeerplaatsen achter de slagbomen zijn gereserveerd, zijn in totaal 44 plaatsen nodig, terwijl 45 parkeerplaatsen aanwezig zijn.
11.2.
Ook in het geval wordt uitgegaan van de hogere norm voor een bioscoop (in dezen 38 plekken) zijn er voldoende parkeerplaatsen achter de slagboom aanwezig. Daarbij is van belang dat is gebleken dat het college is uitgegaan van 17 parkeerplaatsen voor Hotel [naam ] , terwijl is toegelicht dat Hotel [naam ] op grond van een erfdienstbaarheid slechts recht heeft op 7 parkeerplaatsen. Ten overvloede merkt de rechtbank hierbij nog op dat de vergunninghouder op zitting heeft toegelicht dat de zaal in het laatste ontwerp niet 132 maar slechts 120 stoelen telt, zodat het aantal (parkeerplaatsen voor) bezoekers lager uitvalt dan berekend. Ook wijst vergunninghouder erop dat het college uitgaat van 8 parkeerplekken voor werknemers. Dat acht vergunninghouder veel te veel, gelet op de bestaande ervaringen in het Heerenstraattheater, maar los daarvan is toegelicht dat die werknemers zullen parkeren aan de achterzijde van de aula op een afgesloten privéterrein, zodat nog minder parkeerplaatsen nodig zijn.
11.3.
Dit alles betekent dat bij het aangevraagde gebruik als filmhuis aan de parkeernorm wordt voldaan, terwijl ook als later geconcludeerd zou worden dat de activiteiten meer passen bij een bioscoop, nog steeds aan die parkeernorm zal worden voldaan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat aan de parkeernorm wordt voldaan. Dit betoog van eiser slaagt niet.
Fietsen
12. Eiser betoogt dat gelet op de omvang van het filmtheater en de horecavoorziening er eveneens te weinig parkeermogelijkheden zijn voor fietsen. In het plan zijn 60 (40 plus 20) stallingsplekken voor bezoekers voorzien en 18 stallingsplekken voor medewerkers. In de Nota is bepaald dat voor een stallingsplek voor fietsen 1,75 m2 nodig is.
De voorziene fietsstalling voor medewerkers heeft echter een oppervlakte van 25 m2, waardoor er geen 18 maar slechts 14 fietsen geplaatst kunnen worden. Bij de aanvraag voor de vergunning zijn naast het terras van Hotel [naam ] 40 stallingsplekken ingetekend, maar voor een deel blokkeren deze de toegangspoort van het terras van Hotel [naam ] .
De verdere beschikbare ruimte ter plekke bedraagt ongeveer 40 m2 waardoor er feitelijk, volgens de normen voor stallingsplekken, ruimte is voor 23 plekken. Aangenomen mag worden dat ook op de plek naast de bioscoop, gezien de beschikbare ruimte, de ingetekende 20 stallingsplekken erg optimistisch zijn.
13. De rechtbank overweegt als volgt. Het college heeft toegelicht dat voor het fietsparkeren voor een filmtheater een parkeernorm geldt van 0,2 voor werknemers en 7,7 voor bezoekers per 100 m2 bvo. Voor werknemers moet dit wordt gerealiseerd in een afsluitbare voorziening. Het college is uitgegaan van een bvo van 3 m2 per zitplaats, heeft een extra parkeernorm toegepast voor werknemers omdat er sprake is van ondersteunende horeca en heeft een factor van x 1,5 toegepast. Op het terrein wordt voorzien in een stallingsplek voor 45 fietsen van bezoekers en 18 fietsen van werknemers. Uit de Nota blijkt dat de norm van 1,75 m2 per fietsparkeerplaats niet geldt voor fietsparkeren dat in een stalling wordt voorzien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met deze toelichting voldoende onderbouwd dat er voldoende parkeermogelijkheden zijn voor de fietsen van bezoekers van het filmtheater en de werknemers. Ook dit betoog van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
A. de Wijse-Hageman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de rechtbank van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer ARN 23/7953 en ARN 23/3185
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2373 en van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1882.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:331.