ECLI:NL:RBGEL:2024:6378

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
05/043907-24 en 05/126855-24 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld en mishandeling door een psychisch gestoorde verdachte

Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en meerdere mishandelingen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 5 februari 2024 in Nijmegen een telefoon heeft geprobeerd te stelen van slachtoffer 1, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft geprobeerd de telefoon uit de handen van slachtoffer 1 te trekken en heeft haar geslagen en geschopt, wat leidde tot letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan psychische stoornissen, niet strafbaar is en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. Daarnaast is er een zorgmachtiging afgegeven. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers, waarbij slachtoffer 2 €500,00 en slachtoffer 4 €500,00 aan smartengeld vorderden. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen, met wettelijke rente vanaf 5 februari 2024. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de psychische toestand van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/043907-24 en 05/126855-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak : 29 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op [adres] , [postcode] [plaats] .
raadsvrouw: mr. S. Kaya, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
05/043907-24
1.
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon en/of (andere) goederen naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een of meerdere malen naar de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft gegrepen en/of heeft gepoogd/getracht de telefoon uit de hand(en) van die [slachtoffer 1] te pakken en/of
- ( vervolgens) eenmaal op/tegen/in de richting van het hoofd, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en/of
- ( vervolgens en/of toen die [slachtoffer 1] op de grond lag) eenmaal op/tegen/in de richting van het hoofd, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] eenmaal heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam en/of eenmaal heeft geschopt/getrapt op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] eenmaal te slaan/stompen op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam en/of eenmaal te schoppen/trappen op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam;
2.
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] eenmaal heeft geslagen/gestompt op/tegen het gezicht en/of hoofd, althans het (boven)lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] eenmaal te slaan/stompen op/tegen het gezicht en/of hoofd, althans het (boven)lichaam;
3.
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) eenmaal te duwen op/tegen het (boven)lichaam;
05/126855-24
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 4] eenmaal heeft geslagen/gestompt op/tegen het gezicht en/of hals/nek en/of hoofd, althans het (boven)lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland [slachtoffer 4] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 4] eenmaal te slaan/stompen op/tegen het gezicht en/of
hals/nek en/of hoofd, althans het (boven)lichaam.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
05/043907-24
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. primair ten laste gelegde, het onder 2. subsidiair ten laste gelegde en het onder 3. ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet de intentie heeft gehad de telefoon van aangeefster te stelen en niet blijkt dat hij haar heeft mishandeld. Ten aanzien van feit 2 heeft zij naar voren gebracht dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde bekent en voor wat betreft feit 3 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 5 februari 2024 in Nijmegen was. Verdachte kwam op haar af en probeerde haar telefoon uit haar hand te pakken. Dit lukte hem niet, omdat aangeefster haar telefoon steviger vasthield en naar zich toe trok. Verdachte was boos, schreeuwde, kwam op haar af en haalde uit met zijn hand. Aangeefster stapte achteruit om hem te ontwijken, waardoor zij van de stoep viel en op straat terechtkwam. Zij ving zichzelf op met haar rechterhand en had daardoor pijn aan haar pols. Zij vermoedde dat verdachte haar had geraakt, omdat zij later pijn voelde aan haar kaak. Vervolgens haalde verdachte zijn been naar achteren en schopte hij richting haar hoofd. Aangeefster probeerde zijn trap te ontwijken en voelde dat zijn voet langs haar hoofd schampte. Daarna liep verdachte weg. Aangeefster heeft haar werkdag niet kunnen afmaken en kon ook de volgende ochtend niet werken, omdat zij naar het ziekenhuis moest om foto’s van haar pols te laten maken. Zij heeft verklaard dat ze last had van haar pols. Ze kon niet typen, niets vastpakken, niet fietsen en niet schrijven. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment psychotisch was en het vanuit die psychose zijn doel was om geweld te gebruiken om een geweldspiraal te ontketenen zoals in de filmserie The Purge en hij misschien naar de telefoon heeft gegrepen om dat geweld context te geven. [3]
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte leidt de rechtbank af dat hij het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon van aangeefster en dat hij de geweldshandelingen heeft gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. Hij heeft immers geprobeerd haar telefoon uit haar hand te pakken en heeft, toen dat niet lukte, geprobeerd haar te slaan. Mogelijk heeft hij haar zelfs geraakt, omdat zij vervolgens pijn had aan haar kaak. Toen aangeefster hem wilde ontwijken, achterover viel en op straat lag, heeft verdachte nog geprobeerd haar tegen haar hoofd te schoppen. Deze geweldshandelingen hebben onmiskenbaar in dienst gestaan van de gepoogde diefstal van de telefoon, nu deze volgden nadat het verdachte niet lukte de telefoon uit de hand van aangeefster te grijpen.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de primair ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 5 februari 2024, p. 43;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2024, p. 50;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2024.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangever door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Wel acht de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde: de mishandeling van aangever.
Feit 3
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 5 februari 2024 in Nijmegen liep. Op enig moment trok verdachte zijn aandacht. Plotseling viel aangever uit het niets op de grond. Dat ging zo snel en onverwachts, dat hij zichzelf niet goed kon opvangen en op zijn gezicht viel. Hij voelde pijn aan de linkerzijde van zijn gezicht, zijn handen en zijn ribben. Zijn gezicht bloedde. Een van de omstanders vertelde hem dat een man hem met twee handen een harde duw in zijn rug had gegeven. Hij besefte dat dit verdachte was, wat door omstanders werd bevestigd. Aangever zag dat zijn gezicht kapot was. Zijn tand was door zijn lip, hij had een bloedneus en zijn oog en wang waren dicht. Bij de huisarts is zijn lip gehecht. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat aangever ineens van een andere man een ‘rugby beuk’ kreeg, heel hard en met veel kracht. Aangever viel op de grond en kwam met zijn gezicht op de straatstenen terecht. De man rende weg. Het gezicht en de kleding van aangever zaten onder het bloed. [5]
Een verbalisant ter plaatse heeft verklaard dat hij aangever op de grond zag liggen, dat er veel bloed uit zijn neus kwam en hij last van zijn wang en lip had. Aangever vertelde hem dat hij een klap of duw voelde en ineens op de grond lag, alsof iemand heel hard tegen hem aan was gelopen. Twee getuigen, [getuige 2] en [getuige 1] , vertelden de verbalisant dat zij hadden gezien dat een man opzettelijk hard tegen aangever was aangelopen en zij het idee hadden dat de man aangever een klap of duw gaf. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij iemand heeft geslagen. [7]
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem met kracht te duwen, waardoor aangever op de grond is gevallen en daardoor pijn en letsel heeft opgelopen.
05/126855-24
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel en dus alleen de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen kan worden.
Beoordeling door de rechtbank
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] .d. 20 februari 2024, p. 76-77;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2024, p. 89-90;
- de geneeskundige verklaring d.d. 20 februari 2024, p. 85-86;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juli 2024.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangeefster door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Wel acht de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde: de mishandeling van aangeefster.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
05/043907-24
1.
hij op
of omstreeks5 februari 2024 te Nijmegen,
althans in Nederlandter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon
en/of (andere) goederen naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde
(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal
te doen voorafgaan,te doen vergezellen en
/of te doen volgenvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- eenmaal
of meerdere malennaar de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft gegrepen en
/ofheeft gepoogd/getracht de telefoon uit de hand
(en)van die [slachtoffer 1] te pakken en
/of
-
(vervolgens
)eenmaal op/tegen/in de richting van het hoofd
, althans het (boven)lichaamvan die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en
/of
-
(vervolgens,
en/oftoen die [slachtoffer 1] op de grond lag,
)eenmaal op/tegen/in de richting van het hoofd
, althans het (boven)lichaamvan die [slachtoffer 1] heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks5 februari 2024 te Nijmegen
, althans in Nederland[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die M.M. [slachtoffer 2] eenmaal te slaan/stompen op/tegen het gezicht
en/of hoofd, althans het (boven)lichaam;
3.
hij op
of omstreeks5 februari 2024 te Nijmegen,
althans in Nederland[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die L.M. [slachtoffer 3] (met kracht) eenmaal te duwen op/tegen het (boven)lichaam;
05/126855-24
hij op
of omstreeks5 februari 2024 te Nijmegen,
althans in Nederland[slachtoffer 4] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 4] eenmaal te slaan/stompen
op/tegen
het gezicht en/of
hals/nek
en/of hoofd, althans het (boven)lichaam.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05/043907-24
feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld;
feit 2:
mishandeling;
feit 3:
mishandeling;
05/126855-24
feit 1:
mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

In het Pro Justitia rapport van 2 mei 2024 hebben drs. K.N. Broek, psychiater, en drs. R.L.I. Pol, arts i.o. tot psychiater en Pro Justitia rapporteur i.o., onder meer beschreven dat verdachte lijdt aan twee psychische stoornissen. Bij hem is sprake van een bipolaire stoornis type 1, waarbij hij zowel hypomane, depressieve als een eerste manisch psychotische decompensatie heeft doorgemaakt. Daarnaast is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten had verdachte een ernstige manische episode, met psychotische kenmerken. Ook was sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis.
De deskundigen zien een duidelijk verband tussen de aanwezige stoornissen en de ten laste gelegde feiten. Gezien de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen veroorzaakt door het manisch psychotisch toestandsbeeld wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies over en zal verdachte niet strafbaar verklaren. Dat betekent dat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bij afzonderlijke beschikking van 15 juli 2024 heeft de rechtbank in de zaak met rekestnummer C/05/438404 / FA RK 24/2286, die tegelijk met de onderhavige strafzaak is behandeld, een zorgmachtiging verleend op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz).
Verder is het bevel voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 17 juli 2024 om 11:00 uur, zodra verdachte door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) werd overgedragen aan [FPA] van Pro Persona te [plaats] . De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder parketnummer 05/043907-24 onder feit 2 bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met het onder parketnummer 05/126855-23 bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dient te worden gematigd tot € 250,00.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] primair dient te worden afgewezen, omdat geen onderbouwende stukken van het letsel of de gevolgen van de mishandeling zijn overgelegd. Subsidiair is verzocht de vordering te matigen, nu deze onredelijk is.
Overweging van de rechtbank
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit op andere wijze in de persoon is aangetast. Een aantasting in de persoon kan worden aangenomen indien sprake is van objectief vastgesteld geestelijk letsel. Ook als geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat van aantasting in de persoon sprake is. In zo’n geval moet degene die zich hierop beroept deze aantasting met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat beide benadeelde partijen door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die binnen de hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Beiden zijn door verdachte, geheel onverwachts en midden op de dag op straat, mishandeld.
[slachtoffer 2]
De rechtbank zal de vordering toewijzen. Verdachte is vanaf 5 februari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 4]
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,00 vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Verdachte is vanaf 5 februari 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar;
 ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
 heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
benadeelde partij [slachtoffer 4]
 veroordeelt verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en verklaart de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] , een bedrag te betalen van € 500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. M.L. Braaksma en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2024.
Mr. M.L. Braaksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024056632, gesloten op 16 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 5 februari 2024, p. 8-9; proces-verbaal van aanvullend verhoor d.d. 7 februari 2024, p. 11-12.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 juli 2024.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 5 februari 2024, p. 25-27.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 6 februari 2024, p. 34.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2024, p. 38.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 februari 2024, p. 117.