In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over schadevergoeding wegens inbreuk op auteursrechten van persfotografen. De eisende partijen, bestaande uit een besloten vennootschap en een individuele eiser, hebben schadevergoeding gevorderd van de gedaagde partijen, eveneens bestaande uit een besloten vennootschap en een individuele gedaagde. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 1 mei 2024 vastgesteld dat de eisers gerechtigd zijn om vorderingen in te stellen namens de persfotografen, op basis van mondelinge machtigingen die zij hebben ontvangen.
De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van de eisers en heeft hen veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De schadevergoeding voor eiseres sub 1 is vastgesteld op € 14.925,00 en voor eiser sub 2 op € 37.323,20, met wettelijke rente vanaf 1 januari 2023. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 11.121,73. De rechtbank heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat elke gedaagde kan worden gedwongen het volledige bedrag te betalen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de gedaagden geen tijdig beroep hebben gedaan op eigen schuld en dat hun argumenten over de licentietarieven niet voldoende waren om de eerdere oordelen te herzien. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.