ECLI:NL:RBGEL:2024:6314

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
435262
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van opstalverzekering na waterschade

In deze zaak vordert eiseres, een verzekeringnemer, schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van waterschade in haar woning. Eiseres heeft een opstalverzekering afgesloten bij Achmea en heeft op 31 augustus 2022 waterschade gemeld. Achmea heeft een schade-expert ingeschakeld die de schade heeft vastgesteld op € 26.096,40, maar heeft slechts een deel van de schade vergoed. Eiseres betwist de hoogte van de schadevergoeding en stelt dat de schade aanzienlijk hoger is dan door Achmea is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de partijen gebonden zijn aan de Akte van taxatie die door de experts is opgesteld. De rechtbank concludeert dat Achmea de schadevergoeding correct heeft vastgesteld en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op een hogere schadevergoeding. De vorderingen van eiseres worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/435262 / HZ ZA 24-148
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. G.P. Dayala,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. A.W. Hendriks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024
- de mondelinge behandeling van 27 augustus 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft als verzekeringnemer een woonverzekering voor haar woning aan de [adres woning] (hierna: de woning) afgesloten bij Centraal Beheer, onderdeel van Achmea (productie 10 van [eiseres] ). In de Verzekeringsvoorwaarden Centraal Beheer Opstalverzekering is in artikel 3.2 over waterschade onder meer opgenomen:
“Schade door vocht dat door voegen of kitnaden komt is niet verzekerd.”
2.2.
Op 31 augustus 2022 heeft [eiseres] melding gemaakt aan Achmea van waterschade in haar woning.
2.3.
Op verzoek van Achmea heeft de heer [naam 1] van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) op 14 september 2022 de schade in de woning opgenomen (productie 2 van [eiseres] ). Hij heeft geconstateerd dat sprake is van vochtschade met gevolgschade in de gehele woning. Hij heeft als oorzaak genoemd:
“Deze komt van uit de badkamer / koof in de woonkamer
Het douche gedeelte is niet zoals het zou moeten zijn
Vermoedelijk kitwerk/ Voegwerk douche put
In de koof / woonkamer kast daar is een lekkage aanwezig”
Ten slotte is opgenomen dat [bedrijf 2] ingeschakeld zal worden voor lekdetectie.
2.4.
Op 30 september 2022 heeft [bedrijf 2] een lekdetectie uitgevoerd in de woning. De heer [naam 2] van [bedrijf 2] heeft hierover gerapporteerd en onder meer geconcludeerd dat sprake is van lekkage aan de waterleiding vanaf de watermeter in de meterkast op de begane grond tot aan de badkamer op de eerste verdieping en van doorslag van (spat)water via de (kit)voegen van de inloopdouche in de badkamer (productie 5 van [eiseres] ).
2.5.
Achmea heeft haar schade-expert [naam 3] ingeschakeld om de hoogte van de gedekte schade in de woning vast te stellen.
2.6.
[eiseres] heeft [naam 4] van [bedrijf 3] als contra-expert ingeschakeld en [naam 5] van [bedrijf 4] .
2.7.
[eiseres] , [naam 4] als expert namens [eiseres] en [naam 3] als expert namens Achmea hebben een Akte van Benoeming van Experts ondertekend (productie 2 van Achmea) waarin, naast de benoeming van [naam 4] en [naam 3] als experts, onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
Ondergetekenden (…) komen het volgende overeen:
1. Als uitsluitend bewijs van de omvang van de schade overeenkomstig de in de polis vermelde waardegrondslagen zal gelden een schadevaststelling gemaakt door ondergetekende experts, van wie de verzekerde en de verzekeraar er ieder één hebben benoemd. (…)”
2.8.
Eind 2022 is door (en namens) [eiseres] , de schade-experts en Achmea veelvuldig gecorrespondeerd over de schade in de woning (productie 2 van [eiseres] ).
Achmea heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de door [eiseres] in 2022 geclaimde schade voor een deel al in 2018 is ontstaan en dat [eiseres] destijds het advies om kitvoegen in de badkamer te vervangen niet (geheel) heeft opgevolgd.
Op 22 december 2022 heeft [naam 5] [eiseres] gemaild dat hij niet anders kan dan concluderen dat de schade uit 2018 niet was hersteld, dat hij dit met [naam 4] heeft besproken en dat hij, noch [naam 4] de schade in de badkamer in de taxatie zal opnemen.
2.9.
Op respectievelijk 20 en 23 december 2022 hebben [naam 3] en [naam 4] een Akte van taxatie ondertekend (productie 3 van Achmea) met betrekking tot de schade van [eiseres] ondertekend waarin is opgenomen dat zij verklaren de omvang van de schade overeenkomstig de in de polis vermelde waardegrondslagen te hebben vastgesteld op in totaal € 26.096,40. In dit bedrag zijn onder andere kosten voor verblijf elders en voor het uit- en inhuizen van de inboedel opgenomen van respectievelijk € 3.000,00 en € 3.025,00. Daarnaast zijn in de Akte van taxatie drie posten “p.m.” opgenomen: Energievoorzieningen op basis van nacalculatie, Kosten [bedrijf 1] en [bedrijf 5] .
2.10.
Op 3 januari 2023 heeft [naam 3] een expertiserapport opgesteld over de schade van [eiseres] (productie 4 van Achmea). Hij heeft daarin de schade vastgesteld op € 26.096,40 inclusief btw en vermeld dat [eiseres] schriftelijk akkoord is gegaan met de vastgestelde schadecijfers. In het rapport heeft [naam 3] vermeld dat de kosten met betrekking tot uit te voeren werkzaamheden in de badkamer en onderliggende gevolgschade die de contra-expert had opgenomen buiten de schadevaststelling zijn gelaten omdat die zien op schade uit 2018.
Daarnaast is onder meer het volgende opgenomen:
“ [bedrijf 5]
Zoals omschreven is verzekerde zelf verantwoordelijk voor het benaderen van [bedrijf 5] na het verwijderen van de aanwezige tegelvloer en herstel oorzaak. [bedrijf 5] zal voor de noodzakelijke periode drogers inzetten op de begane grond. De energiekosten dienen op basis van nacalculatie verrekend te worden met verzekerde.
[bedrijf 1]
De gemaakte onderzoekskosten en de inzet van een tijdelijke nooddouche worden door [bedrijf 1] via [bedrijf 6] gefactureerd.”
2.11.
Bij brief van 27 januari 2023 (productie 1 van Achmea) heeft Achmea [eiseres] bericht dat uit de lekdetectie blijkt dat er twee oorzaken van de schade zijn: een lekke waterleiding en vocht door gebrekkig kit-en voegwerk. Daarbij is medegedeeld dat de schade door de lekke waterleiding is verzekerd en dat die op basis van de vaststelling door de expert en de contra-expert wordt begroot op € 26.069,40. Achmea heeft toegelicht dat, ondanks dat [eiseres] een factuur heeft gestuurd van herstel van kitwerk in 2018, vergoeding van de schade als gevolg van slecht kit- en voegwerk is afgewezen omdat dit op grond van artikel 3.2 van de polisvoorwaarden niet is verzekerd. Ten slotte is medegedeeld dat in twee termijn wordt betaald: 50% voorafgaand aan de werkzaamheden en het restant na uitvoering van de werkzaamheden en ontvangst van herstelfacturen door Achmea.
2.12.
Op 2 maart 2023 heeft Achmea een bedrag van € 10.035,71 aan [eiseres] betaald voor bouwwerkzaamheden, 1e termijn sloopwerken en 1e termijn herstel leidingen (productie 6 van [eiseres] ).
2.13.
Bij brief van 28 juni 2023 (productie 15 van [eiseres] ) heeft de advocaat van [eiseres] Achmea onder meer bericht dat [eiseres] het niet eens is met de afhandeling van haar schadeclaim omdat haar schade blijkens een analyse van [bedrijf 3] € 41.361,00 bedraagt en er slechts coulancehalve een (deel)bedrag aan haar is uitgekeerd. Achmea is verzocht de volledige schade van [eiseres] te vergoeden, waarvan de staat nog exact opgemaakt dient te worden.
2.14.
Op verzoek van [eiseres] heeft [bedrijf 7] op 9 oktober 2023 een offerte uitgebracht voor herstel van al haar schade voor een bedrag van € 65.373,50 (productie 6 van [eiseres] ).
2.15.
Op 6 december 2023 heeft Achmea € 4.112,90 aan [eiseres] betaald, waarvan € 499,00 voor lekdetectie (productie 6 van Achmea)
2.16.
Op 18 januari 2024 heeft Achmea € 6.420,79 betaald aan [eiseres] , zijnde de resterende vergoeding voor de bouwkundige schade (productie 6 van Achmea). Daarbij heeft Achmea aan [eiseres] medegedeeld dat voor verblijf elders en voor het uit- en inhuizen van de inboedel nog bedragen openstaan van respectievelijk € 3.000,00 en € 3.025,00 waarvoor Achmea afwacht of er nog facturen volgen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. Achmea te veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiseres] heeft geleden, te weten € 77.876,94 zoals omschreven in de dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van schademelding op 31 augustus 2022 tot aan die der algehele voldoening;
b. Achmea te veroordelen tot vergoeding van de nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
c. Achmea te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en indien voldoening van de (na)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de door haar geleden schade aanzienlijk meer bedraagt dan het coulancehalve door Achmea aan haar betaalde (deel)bedrag. Zij betwist dat in 2022 sprake was van (niet herstelde) schade die in 2018 al was ontstaan. Zij betwist eveneens dat in 2022 sprake was van schade door gebrekkig kit- en voegwerk en stelt dat de door haar geclaimde schade wel degelijk onder haar verzekering valt. Door niet te betalen komt Achmea haar verplichtingen op grond van de polisvoorwaarden niet na, aldus [eiseres] .
3.3.
Achmea voert ten verwere samengevat aan dat geen sprake is van een coulancehalve betaald deelbedrag. Zij heeft een bedrag van € 20.070,37 aan [eiseres] voldaan en daarmee is de gedekte schade van [eiseres] geheel afgewikkeld conform de Akte van taxatie waarin de hoogte van de schade bindend tussen partijen is vastgesteld. Achmea betwist dan ook dat zij op grond van de verzekeringsovereenkomst meer zou moeten betalen. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat in 2022 waterschade in de woning van [eiseres] is ontstaan en dat [eiseres] toen een verzekeringsovereenkomst (opstalverzekering) met Achmea had. Daarnaast heeft Achmea onweersproken en onderbouwd gesteld zij € 20.070,37 aan [eiseres] heeft betaald in verband met die schade. Beoordeeld dient te worden of [eiseres] op grond van de verzekeringsovereenkomst recht heeft op meer dan dat bedrag.
4.2.
Achmea stelt zich op het standpunt dat [eiseres] geen recht heeft op vergoeding van de schade aan de badkamer omdat vochtschade dat door voegen of kitnaden komt niet is verzekerd. Daarvan is dan ook uitgegaan bij de vaststelling door de schade door de experts door de experts, óók door de door [eiseres] ingeschakelde expert. Achmea beroept zich op die vaststelling en stelt dat partijen aan die vaststelling gebonden zijn.
[eiseres] stelt dat het bedrag in die vaststelling ontoereikend is, omdat haar schade aanzienlijk hoger is (geworden). Zij stelt met de vaststelling te hebben ingestemd omdat die een gedeeltelijke oplossing bood voor de ontstane situatie en de toen bestaande schade.
Gebondenheid aan de Akte van taxatie
4.3.
Voor deze beoordeling geldt als uitgangspunt dat [eiseres] en Achmea zich op grond van de Akte van Benoeming van Experts en de Akte van taxatie jegens elkaar hebben verbonden aan de vaststelling van de schade door de experts. Deze afspraak tussen partijen is aan te merken als een vaststellingsovereenkomst.
4.4.
Op grond van artikel 7:904 lid 1 BW is een vaststellingsovereenkomst (zoals de vaststelling van de schade door de experts) vernietigbaar als gebondenheid daaraan in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechter aan wie een bindend advies (de beslissing van experts) ter beoordeling wordt voorgelegd, dient zich terughoudend op te stellen. Het is immers niet de bedoeling dat de rechter zijn oordeel over de zaak in de plaats stelt van het oordeel van de bindend adviseurs: het gaat erom of de gebondenheid aan het oordeel van de bindend adviseurs naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat betekent dat voor vernietiging of afwijking van een bindend advies slechts ruimte is indien de inhoud of de wijze van totstandkoming ervan ernstige gebreken vertoont.
4.5.
De experts hebben de omvang van de aan [eiseres] te vergoeden schade vastgelegd in de in december 2022 door hen ondertekende Akte van taxatie. [eiseres] stelt dat de daarin berekende schade maar een deel van de aan haar te vergoeden schade betreft. Volgens haar ging het in de Akte van taxatie om een voorlopig bedrag voor het treffen van noodzakelijke voorzieningen en om de op dat moment ontstane schade te kunnen herstellen, maar was het geen definitieve schadevaststelling.
Inhoud en totstandkoming van de Akte van taxatie
4.6.
De rechtbank volgt [eiseres] niet in haar stelling dat het in de Akte van taxatie opgenomen bedrag slechts betrekking heeft op een deel van het aan haar te vergoeden bedrag. Uit de Akte van taxatie blijkt op geen enkele wijze dat het daarin opgenomen bedrag van € 26.096,40 maar een deel van de te vergoeden schade of een voorlopige vaststelling betreft. Dat blijkt evenmin uit het door Achmea daarbij (in haar productie 3) overgelegde overzicht met een specificatie van de verschillende posten die opgeteld uitkomen op € 23.096,40 (wat vermeerderd met € 3.000,00 aan kosten van verblijf elders uitkomt op het bedrag van € 26.096,40). Uit dat overzicht blijkt dat het bedrag bestaat uit kosten van herstel van onder meer de badkamerwanden, de koof in het trappenhuis en het stuc- en sauswerk in de woonkamer, de vloer in de woonkamer en de vloerverwarming. Dat het bedrag slechts voor noodvoorzieningen was of – zoals [eiseres] stelt – uitsluitend voor herstel van de badkamer, volgt de rechtbank daarom niet. Voor zover [eiseres] (overigens niet onderbouwd) stelt dat zij dat had begrepen uit mededelingen van [naam 4] en/of dat hij druk op haar heeft uitgeoefend om in te stemmen met deze schadebegroting, geldt dat mededelingen van [naam 4] aan [eiseres] niet kunnen leiden tot (extra) verplichtingen voor Achmea. Het was juist [eiseres] die [naam 4] had ingeschakeld om voor haar en in haar belang tot vaststelling van de schade te komen. Voor zover [naam 4] onjuiste mededelingen aan [eiseres] heeft gedaan of druk heeft uitgeoefend, is dat niet aan Achmea te verwijten.
4.7.
[eiseres] stelt verder dat de schade nog niet vastgesteld kon worden toen dat de Akte van taxatie werd getekend. Dat blijkt uit de p.m.-posten die daarin zijn opgenomen. Bovendien is de schade nog verder toegenomen na de totstandkoming van de Akte van taxatie en zelfs nog nadat herstelwerkzaamheden waren verricht. Omdat met die schade geen rekening is gehouden in de Akte van taxatie is het volgens [eiseres] onredelijk en onbillijk om haar aan de vaststellingsovereenkomst te houden.
Achmea betwist dat zij verplicht is méér te betalen dan het in de Akte van taxatie opgenomen bedrag omdat het schadebedrag hoger is. Zij heeft direct na vaststelling van de schade de helft van de herstelkosten betaald en na indiening van de herstelfacturen het restant. Omdat [eiseres] het herstel van de schade zelf wilde regelen, stelt Achmea zich op het standpunt dat haar niet kan worden verweten dat de schade niet tijdig is hersteld en daardoor is toegenomen.
4.8.
Duidelijk is dat de schade nog niet geheel was vast te stellen in december 2022. Achmea heeft dat ook niet weersproken. Juist omdat nog niet alle schade kon worden begroot zijn in de Akte van taxatie drie posten “p.m.” opgenomen (zijnde: energievoorzieningen, [bedrijf 1] en [bedrijf 5] ). Voor die posten heeft [eiseres] recht op een vergoeding bovenop het bedrag van € 26.096,40 mits zij haar daadwerkelijke kosten onderbouwt. Daaruit blijkt dat partijen rekening hebben gehouden met meer – op dat moment nog niet vast te stellen – kosten dan die € 26.096,40 waarvoor Achmea mogelijk ook nog een vergoeding aan [eiseres] verschuldigd zou zijn. Nu dat voor de genoemde posten wél is gedaan en voor andere niet, is er zonder nadere onderbouwing geen aanleiding om aan te nemen dat Achmea voor eventuele andere, niet genoemde, posten mogelijk óók nog een vergoeding verschuldigd zou zijn aan [eiseres] . Dat het in strijd met maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou zijn om de vaststellingsovereenkomst in stand te houden heeft [eiseres] evenmin (voldoende) onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is dat de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Akte van taxatie ernstige gebreken vertoont. Dat [eiseres] nadien meer schade heeft geleden kan, gelet op het hiervoor overwogene en de in r.o. 4.4 genoemde bij deze beoordeling in acht te nemen terughoudendheid niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat [eiseres] niet heeft weersproken dat zij het herstel van de schade zelf heeft geregeld en dat niet duidelijk is wanneer, hoe en welke werkzaamheden [eiseres] na december 2022 precies (al dan niet) heeft laten verrichten om de schade te herstellen. Zonder verdere onderbouwing – die ontbreekt – valt niet in te zien dat Achmea in verband met de claim van augustus 2022 moet betalen voor schade die na december 2022 (na totstandkoming van de Akte van taxatie en/of na herstelwerkzaamheden) zou zijn ontstaan.
Hoogte schadevergoeding op grond van Akte van taxatie
4.9.
Het voorgaande brengt met zich dat op grond van de Akte van taxatie geldt dat de aan [eiseres] te vergoeden schade € 26.096,40 (+ p.m.) bedraagt en dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan Achmea meer aan [eiseres] zou moeten vergoeden.
Van dat bedrag heeft Achmea € 20.070,37 voldaan. Het resterende bedrag van € 6.026,03 bestaat uit € 3.000,00 voor kosten verblijf elders en € 3.025,00 voor kosten uit- en inhuizen van de inboedel. Zoals uit de brief van Achmea van 18 januari 2024 blijkt, heeft Achmea die bedragen (nog) niet aan [eiseres] voldaan omdat [eiseres] facturen dient over te leggen waaruit blijkt dat zij die kosten heeft gemaakt. Ter zitting is namens Achmea verklaard dat die posten nog open staan. [eiseres] heeft niet gesteld of met facturen onderbouwd dat zij die kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Die bedragen zijn daarom (nog) niet toewijsbaar.
4.10.
Ten slotte is de vraag of [eiseres] recht heeft op vergoeding van de in de Akte van taxatie opgenomen p.m.-posten, zijnde: energievoorzieningen, [bedrijf 1] en [bedrijf 5] .
4.11.
Ter onderbouwing van energiekosten heeft [eiseres] als productie 12 een factuur van [bedrijf 8] overgelegd van € 5.708,76 over de periode van 14 november 2022 tot en met december 2023 betreffende verbruik van stadswarmte en warm tapwater. Achmea betwist dat zij deze kosten moet vergoeden omdat het stookkosten betreffen. Die worden niet gedekt door de opstalverzekering. Namens Achmea is ter zitting nog verklaard dat zij [eiseres] tegemoet wilde komen door een vergoeding te betalen voor de verbruikte kWh van drogers waarmee de firma [bedrijf 5] de woning van [eiseres] zou gaan drogen.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt het standpunt van Achmea bevestigd door de Akte van taxatie en het expertiserapport. Daaruit blijkt dat [eiseres] verantwoordelijk was voor inschakeling van [bedrijf 5] en dat de energiekosten daarvan op basis van nacalculatie zouden worden verrekend met [eiseres] . [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat [bedrijf 5] en de drogers niet zijn ingeschakeld. [eiseres] heeft aldus noch voor het energieverbruik van de drogers, noch voor inschakeling van [bedrijf 5] kosten gemaakt, zodat vergoeding van die kosten niet aan de orde kan zijn.
4.13.
Over de kosten [bedrijf 1] , waaronder de kosten van de door [bedrijf 1] geplaatste nooddouche, heeft Achmea gesteld dat die kosten direct aan [bedrijf 1] zijn betaald en zijn afgewikkeld. [eiseres] heeft ter onderbouwing van de door haar gevorderde kosten nooddouche als productie 14 een factuur overgelegd van [bedrijf 9] terzake de huur van die douche voor 59 weken en gesteld dat zij die douche nog twee jaar nodig heeft gehad. Daarover heeft Achmea zich op het standpunt gesteld dat die kosten niet worden vergoed omdat de kosten van de nooddouche strikt genomen niet onder de dekking van de opstalverzekering vallen. De kosten van de door [bedrijf 1] geplaatste nooddouche heeft zij uit coulance vergoed tot aan het moment van de vaststelling en herstel van schade in december 2022, maar daarna niet meer. [eiseres] heeft na betwisting door Achmea niet onderbouwd dat zij kosten aan [bedrijf 1] heeft betaald die door Achmea moeten worden vergoed en/of op grond waarvan zij recht zou hebben op vergoeding van de kosten van de door [bedrijf 9] geplaatste nooddouche.
Samenvattend
4.14.
Het voorgaande betekent samengevat dat sprake is van een Akte van taxatie waaraan partijen zijn gebonden voor de omvang van de te vergoeden schade. Achmea heeft de daarin opgenomen vergoedingen aan [eiseres] betaald voor zover [eiseres] niet hoefde te onderbouwen dat zij daadwerkelijk kosten had voldaan. Voor de resterende vergoeding geldt dat [eiseres] die kosten niet daadwerkelijk heeft gemaakt, althans dat zij dat niet heeft onderbouwd door facturen. Daardoor is niet gebleken van kosten die Achmea nog aan [eiseres] dient te vergoeden op grond van de Akte van taxatie. Verder is niet gebleken van een grond voor vergoeding aan [eiseres] door Achmea van kosten die niet in de Akte van taxatie zijn opgenomen. Het door [eiseres] gevorderde is daarom niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.15.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.495,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 5.495,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op
18 september 2024.
JO/FB