ECLI:NL:RBGEL:2024:6312

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
073863-24, 224973-21 (tul), 21/000917-20 (tul), 96/130828-21 (tul), 96/196214-20 (tul) en 96/257066-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, mishandeling en vernieling in een geweldsincident te Wehl

Op 16 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, mishandeling en vernieling. De zaak vond plaats in Wehl op 1 maart 2024, waar de verdachte betrokken was bij een gewelddadig incident met twee slachtoffers. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van letsel aan [slachtoffer 1] door hem meerdere keren met kracht te slaan en te schoppen, en het mishandelen van [slachtoffer 2]. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het vernielen van een mobiele telefoon van [slachtoffer 2]. Tijdens de rechtszaak werd het bewijs gepresenteerd, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, met uitzondering van het slaan met een fles, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1], gezien de kwetsbaarheid van diens hoofd en de ernst van de verwondingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijkomende voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met de slachtoffers. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/073863-24, 05/224973-21 (tul), 21/000917-20 (tul), 96/130828-21 (tul), 96/196214-20 (tul) en 96/257066-20 (tul)
Datum uitspraak : 16 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. M. Hoekzema, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Wehl, in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, in ieder geval eenmaal, met kracht met zijn vuisten op/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of eenmaal met een fles met kracht op het hoofd heeft geslagen en/of meermalen, in ieder geval eenmaal, met kracht tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Wehl, in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, in ieder geval eenmaal, met kracht met zijn vuisten op/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of eenmaal met een fles met kracht op het hoofd heeft geslagen en/of meermalen, in ieder geval eenmaal, met kracht tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Wehl, in de gemeente Doetinchem [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval eenmaal, met kracht en/of met gebalde vuist(en) op/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het lichaam, te slaan/stompen;
3
hij op of omstreeks 1 maart 2024 te Wehl, gemeente Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, merk Oppo (kleur roze), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair (met uitzondering van het slaan met de fles), feit 2 en feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet duidelijk is of het letsel van aangever is veroorzaakt door gedragingen van verdachte. Het is namelijk niet duidelijk of verdachte aangever heeft geraakt en met hoeveel kracht dat dan zou zijn gebeurd. De bloeding bij de hersenen is niet gevaarlijk of potentieel dodelijk geweest. Gelet hierop moet verdachte worden vrijgesproken van feit 1 primair.
Ook voor feit 2 moet een vrijspraak volgen, omdat niet of onvoldoende blijkt dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 2] heeft geslagen.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat het aankomt op de overtuiging van de rechtbank. De agenten hebben de telefoon direct na het incident niet gezien en in het proces-verbaal over de camerabeelden staat dat het waarschijnlijk de telefoon van [slachtoffer 1] is. Als de overtuiging ontbreekt, moet verdachte worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte hem meerdere keren met de vuist in het gezicht heeft geslagen. [2] Volgens [slachtoffer 2] sloeg verdachte keihard met gebalde vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] en is [slachtoffer 1] tijdens de ruzie buiten bewustzijn geraakt [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft geschopt en geslagen. [4]
In de beschrijving van de politie van de camerabeelden van het incident, dat op 1 maart 2024 plaatsvond in Wehl, is onder meer opgenomen dat te zien is dat er een vechtpartij gaande is. Op een gegeven moment vallen onder anderen verdachte en [slachtoffer 1] in de struiken. Terwijl de vechtende mannen op de grond liggen, weet verdachte overeind te komen. Hij staat ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer 1] , die op zijn buik ligt en ook probeert op te staan. Terwijl [slachtoffer 1] op handen en knieën zit, trapt verdachte met zijn linker voet met kracht tegen de rechterkant van het hoofd van [slachtoffer 1] , waarna [slachtoffer 1] weer op de grond valt. Terwijl [slachtoffer 1] op de grond ligt, schopt verdachte nog twee keer met kracht met zijn linkervoet tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . [5]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat dat verdachte [slachtoffer 1] meerdere keren met kracht met de vuist in het gezicht heeft geslagen en dat hij [slachtoffer 1] drie keer met kracht tegen het hoofd heeft geschopt. De vraag is hoe dit handelen dient te worden gekwalificeerd.
In het Forensisch Geneeskundig Letselverslag van onderzoek dat op 5 maart 2024 heeft plaatsgevonden, is vermeld dat op de CT-scan van [slachtoffer 1] een epicraniaal (aan de bovenzijde) hematoom (bloeduitstorting) rechts frontaal te zien was. Bloedingen binnen de schedel kunnen lijden tot verhoogde druk op de hersenen, resulterend in hersenschade die zelfs dodelijk kan verlopen. Bij een grotere bloeding bij de hersenen had het risico kunnen ontstaan op complicaties met blijvende schade en eventueel op overlijden. Omdat [slachtoffer 1] een middel gebruikt dat de bloedstolling remt is het risico op een voortgaande bloeding vergroot.
In dit letselverslag is ook geconcludeerd dat de geconstateerde en beschreven letsels waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 (het letsel is toegebracht door trappen met geschoeide voet) waar is dan wanneer hypothese 2 (het letsel is toegebracht door een val) waar is. [6]
Dat met kracht is geschopt, blijkt niet alleen uit de (beschrijving van) de camerabeelden, maar ook uit het ontstaan van een bloeding in het hoofd van [slachtoffer 1] en de omstandigheid dat [slachtoffer 1] enige tijd buiten bewustzijn is geweest, zoals [slachtoffer 2] heeft verklaard. [7] Het schoppen op het hoofd heeft aldus letsel veroorzaakt.
Niet valt vast te stellen dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer 1] te doden. Voor de vraag of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] , overweegt de rechtbank het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd, ten opzichte van de rest van het lichaam, een relatief kwetsbaar lichaamsdeel is. In het geval van [slachtoffer 1] is dat hoofd nog kwetsbaarder. De medicatie die [slachtoffer 1] gebruikt, zorgt immers ervoor dat zijn bloed minder snel stolt. Uit het letselverslag volgt dat dat betekent dat sneller een grotere en/of voortgaande bloeding optreedt. Zo’n grotere bloeding had dodelijk kunnen aflopen.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is geweest van een kans op de dood die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Dat het hoofd kwetsbaar is en dat het met kracht op willekeurige plaatsen tegen het hoofd schoppen een aanmerkelijke kans op dodelijke afloop met zich brengt mag bij een ieder, en dus ook bij verdachte als bekend worden verondersteld. Door met die wetenschap toch te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 1] aanvaard. Met andere woorden, verdachte handelde met, het voor bewezenverklaring van de tenlastegelegde poging tot doodslag vereiste, voorwaardelijk opzet. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Omdat uit de beschrijving van de camerabeelden niet blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] met een fles op het hoofd heeft geslagen, zal de rechtbank hem van dat onderdeel vrijspreken.
feit 2
In de beschrijving van de camerabeelden van 1 maart 2024 is vermeld dat te zien is dat [slachtoffer 2] meermaals geslagen wordt door verdachte. [8]
De vriendin van verdachte, [naam] , heeft verklaard dat zij zag dat verdachte met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan het vechten was. [9]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze bewijsmiddelen dat verdachte [slachtoffer 2] meerdere keren heeft geslagen. Daarom komt zij tot een bewezenverklaring van dit feit.
feit 3
In het proces-verbaal over de camerabeelden is vermeld dat te zien is dat verdachte iets van de grond oppakt en dit hard op de grond gooit. Daarna pakt hij het voorwerp nogmaals op en gooit het verder weg. [10]
[slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zag dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] , een roze Oppo, van de grond pakte. Verdachte gooide de telefoon met veel kracht en tot drie keer toe voor zich op de grond. Daarna pakte verdachte de telefoon op en gooide deze naar de overkant van de straat. [slachtoffer 2] heeft zijn telefoon uit de bosjes gehaald en de voor- en achterkant waren helemaal kapot. [slachtoffer 2] krijgt nog wel geluid van meldingen binnen maar hij kan niets meer zien op het scherm omdat dit zwart blijft en gebarsten is. [11]
Als onderschrift bij foto’s die kort na de aangifte door de politie zijn ontvangen [12] , staat vermeld dat het foto’s zijn van de ‘voorzijde vernielde OPPO telefoon’ en de ‘achterzijde vernielde OPPO telefoon’. [13]
Naar het oordeel van de rechtbank is met deze bewijsmiddelen niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] heeft vernield.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 primair
hij op
of omstreeks1 maart 2024 te Wehl, in de gemeente Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen,
in ieder geval eenmaal,met kracht met zijn vuisten op/tegen het gezicht,
in ieder geval op/tegen het hoofdheeft geslagen
/gestompt en/of eenmaal met een fles met kracht op het hoofd heeft geslagenen
/ofmeermalen
, in ieder geval eenmaal,met kracht tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op
of omstreeks1 maart 2024 te Wehl, in de gemeente Doetinchem [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen,
in ieder geval eenmaal, met kracht en/of met gebalde vuist(en) op/tegen het gezicht, in ieder gevalop/tegen het lichaam, te slaan
/stompen;
3
hij op
of omstreeks1 maart 2024 te Wehl, gemeente Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, merk Oppo (kleur roze),
in elk geval enig goed,diegeheel
of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd en cursief weergegeven. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag;
feit 2:mishandeling;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel zouden een proeftijd van drie jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden.
Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd. Het contact- en locatieverbod zouden moeten gelden voor vijf jaar, met een hechtenis van twee weken per overtreding en moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat, hoewel dat verweer in deze zaak niet wordt gevoerd, verdachte naar zijn eigen gevoel uit zelfverdediging heeft gehandeld. Hij zit inmiddels al zes maanden in voorlopige hechtenis en heeft de zorg voor twee jonge kinderen, waaronder zijn dochter die kanker heeft. De reclassering wil verdachte een kans geven door hem te begeleiden en dit kan in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte wil aan de slag met de reclassering om aan zijn toekomst te werken. Hij heeft geen bezwaar tegen een locatieverbod.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank overweegt dat een scheldpartij is uitgemond in een handgemeen en dat verdachte daarbij fors geweld heeft gebruikt. Alleen al deze poging tot doodslag rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. Het door verdachte uitgeoefende, hevige en shockerende geweld vond overdag op de openbare weg plaats en diverse personen waren daarvan ongewild getuige. Verdachte heeft zich geen moment bekommerd om het lot van [slachtoffer 1] . Ook na het incident niet: dan rijdt hij zonder enige aandacht voor diens welbevinden weg en laat [slachtoffer 1] over aan de hulp van anderen. Dat [slachtoffer 1] uiteindelijk niet is komen te overlijden, is slechts aan gelukkig toeval te danken, zeker omdat [slachtoffer 1] door ziekte en medicijngebruik extra kwetsbaar was.
De rechtbank weegt verder in het nadeel van verdachte mee dat hij in 2022 en 2023 is veroordeeld voor geweldsdelicten en hij dus geen “first offender” is. Verdachte liep op 1 maart 2024 bovendien in een proeftijd én schorsing in verband met een ander geweldsdelict.
De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Verdachte is op jonge leeftijd al veelvuldig in aanraking gekomen met justitie. De reclassering heeft beschreven dat die
justitiecontacten samenhangen met de sociale omgeving waarin hij tot op heden geleefd heeft, met pro-criminele voorbeelden. Positief is dat verdachte nu in een huurwoning woont en verblijft op het adres waar hij ook ingeschreven staat. Hij heeft een vaste relatie, een legaal inkomen middels een Wajong uitkering en geen schulden. Ook onderhoudt hij contacten met zijn zoon en dochter en naar zijn zeggen ligt de focus van verdachte alleen nog maar bij zijn dochter en zoon. Binnen de sociale contacten lijkt verdachte afstand te hebben genomen van enkele mensen die hem negatief beïnvloedden. De reclassering heeft geadviseerd bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, het volgen van de gedragsinterventie agressiebeheersing en ambulante behandeling.
De rechtbank zal verdachte de door de officier van justitie gevorderde straf opleggen. Daarmee wordt recht gedaan aan de ernst van de feiten en krijgt verdachte de mogelijkheid aan zichzelf te werken om op die manier te proberen herhaling te voorkomen. Dit betekent dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal verder de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en zij zal de proeftijd bepalen op drie jaar.
Naast deze straf zal de rechtbank de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Verdachte mag gedurende een periode van drie jaar geen contact hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en zich in diezelfde periode niet bevinden binnen 500 meter van de woningen aan het [adres 2] en [adres 3] in [plaats 1] . Op iedere overtreding volgen twee weken hechtenis. Gelet op het feit dat verdachte zich thans in voorlopige hechtenis bevindt, op de hoogte van de gevangenisstraf die de rechtbank oplegt en op de omstandigheid dat verdachte ook nog een deel van een andere gevangenisstraf moet uitzitten, zal de rechtbank deze verboden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert € 170,- aan materiële schade (kleding en dagvergoeding verblijf in het ziekenhuis) en € 5.000,- aan immateriële schade, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met de feiten 2 en 3 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. Hij vordert € 300,- aan materiële schade (vervanging telefoon)
en € 750,- aan immateriële schade, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Ook is om
oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van beide benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade. De door hem gevorderde immateriële schade zou moeten worden gematigd omdat verdachte als eerste werd geslagen en omdat lastig te destilleren is welke (psychische) klachten zijn veroorzaakt door het incident.
[slachtoffer 2] zou volgens de verdediging primair niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering. Subsidiair zou deze vordering moeten worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiële schade is niet betwist, voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de kleding en de daggeldvergoeding kan worden toegewezen. Dit betreft in totaal een bedrag van € 170,-.
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] , vanwege het door verdachte veroorzaakte lichamelijke letsel, schade opgelopen als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen. Voor het overige wordt [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen.
Over de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat hij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade, te weten vervanging van de door verdachte vernielde telefoon, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en zal zij het toe te wijzen bedrag bepalen op
€ 300,-. De rechtbank zal daarnaast voor de mishandeling naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 500,- aan immateriële schade toewijzen, waarbij zij rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Voor het overige wordt [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Voor beide vorderingen geldt dat verdachte vanaf 1 maart 2024 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd is.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/224973-21,

21/000917-20, 96/196214-20, 96/130828-21 en 96/257066-20)

Parketnummers 05/224973-21 en 21/000917-20
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 13 augustus 2024 volgt dat eerder ingediende vorderingen in de zaken met deze parketnummers bij arrest van het Hof Den Haag van 2 juli 2024 geheel zijn toegewezen. Omdat dit arrest op 17 juli 2024 onherroepelijk is geworden, wordt het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in deze vorderingen.
Parketnummers 96/130828-21, 96/196214-20 en 96/257066-20
In deze drie zaken is verdachte op 11 november 2022 door de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een hechtenis van vier weken voorwaardelijk (96/130828-21), een hechtenis van drie weken voorwaardelijk (96/196214-20) en een hechtenis van drie weken voorwaardelijk (96/257066-20).
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van deze straffen.
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat het niet opportuun is de vorderingen toe te wijzen. Er is sprake van geheel andere feiten.
Omdat bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zal de rechtbank bepalen dat de de voorwaardelijk opgelegde straffen ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank zal de drie vorderingen volledig toewijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij [reclassering] op het adres [adres 4] te [plaats 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie agressiebeheersing of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- verdachte zich laat behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat:
- verdachte gedurende een periode van drie jaar op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal hebben of zoeken met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1960, [adres 2] in Wehl; en
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1986, [adres 3] in Wehl;
- verdachte zich gedurende een periode van drie jaar niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter rondom [adres 2] en [adres 3] in Wehl;
 beveelt dat vervangende hechtenis van twee weken wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 170,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 300,- aan materiële schade (feit 3) en € 500,- aan immateriële schade (feit 2), telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 2.670,- 36 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 800,- 16 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
 verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de parketnummers
05/224973-21en
21/000917-20;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 11 november 2022 door de kantonrechter voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten een hechtenis van vier weken (parketnummer
96/130828-21), een hechtenis van drie weken (parketnummer
96/196214-20) en een hechtenis van vier weken (parketnummer
96/257066-20).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen, voorzitter, mr. A. Tegelaar en
mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024098102, gesloten op 6 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 25-26.
3.Proces-verbaal van aangifte van 21 juni 2024, los bestand, proces-verbaal nummer 240621-228-780.
4.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 5 september 2024.
5.Proces-verbaal bevindingen (camerabeelden), p. 62-63.
6.Forensisch Geneeskundig Letselverslag, 7 mei 2024, p. 109-114.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 44.
8.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), los bestand, proces-verbaal nummer PL0600-2024285152-8.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] , p. 161.
10.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 63.
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 20-23.
12.Proces-verbaal van bevindingen, los bestand, proces-verbaal nummer PL0600-2024097301-3.
13.Fotoblad, los bestand, proces-verbaal nummer PL0600-2024097301-2.