ECLI:NL:RBGEL:2024:6308

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
055211.21 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering wegens gebrek aan veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van (schuld)witwassen en valsheid in geschrift. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. Aanvankelijk werd dit voordeel geschat op € 134.070,27, maar tijdens de zitting werd dit bedrag aangepast naar € 21.309,00. De verdediging stelde dat er geen grond was voor ontneming, gezien de vrijspraak van de verdachte in de onderliggende strafzaak.

De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet was veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit gebrek aan een veroordeling staat in de weg aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken in de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05.055211.21 (ontneming)
Datum uitspraak : 12 september 2024
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. A. Boumanjal, advocaat in Utrecht.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 134.070,27.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door de officier van justitie geschat op € 21.309,00. De officier heeft gesteld dat dit bedrag niet aan verdachte kan worden ontnomen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen grond is voor ontneming.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 12 september 2024 tegen verdachte gewezen vonnis. De rechtbank stelt vast dat verdachte voor (schuld)witwassen en valsheid in geschrift is vrijgesproken. Gelet op deze vrijspraak in de onderliggende strafzaak, moet het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot ontneming. De vervolging van verdachte heeft immers niet tot een veroordeling geleid. Het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit staat aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering in de weg.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijk in de vordering tot ontnemingvan het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gegeven door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2024.
mr. Van Kasbergen is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.