Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
4.Beslissing
niet-ontvankelijk in de vordering tot ontnemingvan het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van (schuld)witwassen en valsheid in geschrift. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. Aanvankelijk werd dit voordeel geschat op € 134.070,27, maar tijdens de zitting werd dit bedrag aangepast naar € 21.309,00. De verdediging stelde dat er geen grond was voor ontneming, gezien de vrijspraak van de verdachte in de onderliggende strafzaak.
De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet was veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit gebrek aan een veroordeling staat in de weg aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken in de zitting.