ECLI:NL:RBGEL:2024:6307

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
055211.21 definitief
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en valsheid in geschrift wegens gebrek aan opzet en wetenschap

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en valsheid in geschrift. De tenlastelegging omvatte verschillende geldbedragen die de verdachte zou hebben verworven, voorhanden heeft gehad, en waarvan hij zou hebben geweten dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1977 in Marokko en woonachtig in Nederland, niet op de hoogte was van de criminele herkomst van de gelden. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een plausibele verklaring had gegeven voor de herkomst van de gelden, namelijk dat hij te maken had met schuldeisers en dat hij geld opnam om openstaande rekeningen te betalen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde. Daarnaast werd besloten dat een in beslag genomen bedrag van € 16.000,00 aan de verdachte moest worden teruggegeven, omdat er geen strafvorderlijk belang was om dit bedrag vast te houden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.055211.21
Datum uitspraak : 12 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. A. Boumanjal, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2018 tot en met 1 februari 2020, te Arnhem, althans in Nederland, al dan niet handelend onder eenmanszaak [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] (tot 1 oktober 2019), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
Sub a
(van) (een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geldbedragen, te weten
- ( ongeveer) €37.402,80 (bestaande uit meerdere geldbedragen, ontvangen voor niet althans onjuist verleende zorg),
- ( ongeveer) €15.570,- (bestaande uit 18 stortingen van contant geld op de zakelijke rekening van [bedrijf 1] ),
- ( ongeveer) €65.315,27 (bestaande uit pintransacties) en/of
- ( ongeveer) €16.000,- (contant aangetroffen),
althans enig geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of
Sub b
(een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geldbedragen, te weten
- ( ongeveer) €37.402,80 (bestaande uit meerdere geldbedragen, ontvangen voor niet althans onjuist verleende zorg),
- ( ongeveer) €15.570,- (bestaande uit 18 stortingen van contant geld op de zakelijke rekening van [bedrijf 1] ),
- ( ongeveer) €65.315,27 (bestaande uit pintransacties) en/of
- ( ongeveer) €16.000,- (contant aangetroffen),
althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of van (een deel van) dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2018 tot en met 1 februari 2020, te Arnhem, althans in Nederland, al dan niet handelend onder eenmanszaak [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] (tot 1 oktober 2019), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid geldbedragen, te weten
- ( ongeveer) €37.402,80 (bestaande uit meerdere geldbedragen, ontvangen voor niet althans onjuist verleende zorg),
- ( ongeveer) €15.570,- (bestaande uit 18 stortingen van contant geld op de zakelijke rekening van [bedrijf 1] ),
- ( ongeveer) €65.315,27 (bestaande uit pintransacties) en/of
- ( ongeveer) €16.000,- (contant aangetroffen),
althans, enig geldbedrag,
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, en/of
- heeft/hebben verborgen en/of verhuld, wie de rechthebbende op deze geldbedragen was/waren, en/of
- voornoemde geldbedragen heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of daarvan gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist althans, redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat, dat dit voorwerp, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig
was uit enig eigen misdrijf;
2.
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2018 tot en met 2 oktober 2019 te Arnhem en/of Utrecht, althans in Nederland, al dan niet handelend onder eenmanszaak [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] (tot 1 oktober 2019), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een) geschrift/geschriften dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
a. a) een arbeidsovereenkomst gedateerd op 7 januari 2019, tussen ( [verdachte] als zijnde de directeur van) [bedrijf 1] en [naam 1] ,
b) een arbeidsovereenkomst gedateerd op 15 februari 2018, tussen ( [verdachte] als zijnde de directeur van) [bedrijf 1] en [naam 2] ,
c) een arbeidsovereenkomst gedateerd op 15 mei 2019, tussen ( [verdachte] als zijnde de directeur van) [bedrijf 1] en [naam 3] ,
d) een aanvraagformulier [naam 3] en/of ( [verdachte] als vertegenwoordiger van) [bedrijf 1] , getekend op 10 mei 2019, inzake een verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen voor [naam 3] ,
e) een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 juni 2018, tussen ( [verdachte] als zijnde de directeur van) [bedrijf 1] en [naam 4] ,
f) een arbeidsovereenkomst gedateerd op 1 november 2018, tussen ( [verdachte] als zijnde de directeur van) [bedrijf 1] en [naam 5] ,
g) een arbeidsovereenkomst gedateerd op 18 april 2019, tussen ( [verdachte] als zijnde de directeur van) [bedrijf 1] en [naam 6] ,
h) een overeenkomst gedateerd op 22 oktober 2018, tussen ( [verdachte] als vertegenwoordiger van) [bedrijf 1] en [naam 7] , inzake een werkgeversverklaring,
i. i) Een overeenkomst gedateerd op 7 augustus 2018, tussen [naam 8] (als cliënt), [naam 7] (als begeleider) en ( [medeverdachte] als zijnde algemeen manager van) [bedrijf 1] , inzake een Individueel begeleidingsplan,
j) een huurovereenkomst gedateerd op 2 oktober 2019, tussen [bedrijf 1] en [naam 9] , inzake de verhuur van ‘ [adres 2] ’ te Arnhem,
k) een huurovereenkomst gedateerd op 11 september 2019, tussen [bedrijf 1] en [naam 10] , inzake de verhuur van ‘ [adres 2] ’ te Arnhem,
l) een huurovereenkomst gedateerd op 29 augustus 2019, tussen [bedrijf 1] en [naam 11] , inzake de verhuur van ‘ [adres 2] ’ te Arnhem,
m) een huurovereenkomst gedateerd op 22 juli 2019, tussen [bedrijf 1] en [naam 12] , inzake de verhuur van ‘ [adres 2] ’ te Arnhem,
n) een overeenkomst en/of subsidieaanvraag, gedateerd op 15 januari 2019, tussen ( [medeverdachte] als vertegenwoordiger van) [bedrijf 1] en/of de gemeente Arnhem en/of [naam 13] , inzake een werkervaringsplaats, begeleidingsplan en/of de aanvraag van subsidie en/of
o) een overeenkomst, opgemaakt omstreeks 22 maart 2018, tussen ( [medeverdachte] als vertegenwoordiger van) [bedrijf 1] en de gemeente Arnhem, inzake [bedrijf 1] van niet gecontracteerde zorg,
(telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst door die overeenkomsten, althans geschriften te voorzien van een valse handtekening, althans een handtekening die door moest gaan voor een handtekening van een ander (te weten [verdachte] , zijnde een ander) dan degene die de handtekening heeft geplaatst, (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 18 april 2019 te Arnhem en/of Utrecht, althans in Nederland, al dan niet handelend onder eenmanszaak [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- meerdere declaraties ten name van de Gemeente Arnhem, ten behoeve van het verkrijgen van zorggelden (op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst, door
- meermaals declaraties op te maken ten name van de gemeente Arnhem met betrekking tot verleende/verrichte zorg en/of werkzaamheden, te weten begeleiding zoals bedoeld onder de productcodes 02A03 over de periode van 21 december 2018 tot en met 7 januari 2019, terwijl die zorg/werkzaamheden niet (volledig) was/waren verleend/verricht, en/of
- meermaals declaraties op te maken ten name van de gemeente Arnhem met betrekking tot verleende/verrichte gespecialiseerde begeleiding/werkzaamheden, te weten begeleiding zoals bedoeld onder de productcodes 45B15 en 02A05, over de periode van 21 december 2018 tot en met 18 april 2019, terwijl die zorg/werkzaamheden niet (volledig) was/waren verricht/verleend,
met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair:
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 29 april 2019 te Arnhem en/of Utrecht, althans in Nederland, al dan niet handelend onder eenmanszaak [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
- meermaals zorg/werkzaamheden te declareren bij de gemeente Arnhem, te weten begeleiding zoals bedoeld on der productcodes 02A03, over de periode van 21 december 2018 tot en met 7 januari 2019 terwijl die zorg/werkzaamheden niet (volledig) was/waren verleend/verricht, en/of
- door gespecialiseerde begeleiding/werkzaamheden, te weten begeleiding zoals bedoeld onder de productcodes 45B15 en 02A05, te declareren bij de gemeente Arnhem over de periode van 21 december 2018 tot april 2019, terwijl die zorg/werkzaamheden niet (volledig) was/waren verricht/verleend.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 ten laste gelegde schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden voor het bedrag dat gemoeid is met de valsheid in geschrift genoemd onder feit 3 en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren. Voor de feiten 2 en 3 heeft de officier vrijspraak geëist.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen althans eenvoudig (schuld)witwassen van vier verschillende geldbedragen.
Inkomsten uit [bedrijf 1] werden op de zakelijke bankrekening [rekeningnummer] ten name van verdachte gestort. Er hebben van die rekening verschillende contante opnamen plaatsgevonden voor een totaalbedrag ad € 65.315,27. Ook hebben achttien stortingen plaatsgevonden van een totaalbedrag van € 15.570,00. Bij een doorzoeking in de woning van verdachte is een bedrag aangetroffen ad € 16.000,00 aan contant geld (p. 407).
Ten aanzien van deze geldbedragen kan geen direct verband gelegd worden met een bepaald, aan te duiden misdrijf. Dat betekent dat geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het toetsingskader zoals zich dat in de rechtspraak heeft ontwikkeld. Ter beoordeling staat of het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank doorloopt bij de toets of sprake is van witwassen de volgende stappen. Als er op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen dan wel gelden. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van de verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Verdachte heeft verklaard dat hij te maken had met schuldeisers die beslag legden op zijn rekening. Hij pinde geld om openstaande rekeningen te kunnen betalen middels stortingen bij de bank. De (terug)stortingen (op zijn zakelijke rekening) bestonden uit eerder gepind geld om betalingen te doen (p. 50).
De verklaring die verdachte heeft gegeven voor het steeds opnemen en terugstorten van bedragen van de rekening acht de rechtbank niet op voorhand ongeloofwaardig. Dat sprake was van schuldeisers is door verdachte ook aannemelijk gemaakt (productie B, bijlage bij de e-mail van [naam 14] van 28 augustus 2024). Daarmee heeft de verdachte een plausibele verklaring gegeven die het vermoeden van witwassen van de drie genoemde bedragen voldoende ontzenuwt.
Verder ziet de tenlastelegging onder feit 1 op geldbedragen die op de rekening van [bedrijf 1] zijn ontvangen voor niet althans onjuist verrichte zorg. De vraag ligt voor of verdachte daarmee geld voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of moest vermoeden dat (een deel) daarvan afkomstig was uit enig misdrijf.
Ten aanzien van een deel van de onder feit 3 genoemde declaraties voor begeleiding zoals bedoeld onder de productcode 02A05 is vast komen te staan dat deze door medeverdachte valselijk zijn opgemaakt, althans voor zover deze zien op de werkzaamheden die medeverdachte zelf heeft verricht terwijl hij niet voldeed aan de vereiste kwalificaties. De inkomsten die op de rekening van [bedrijf 1] zijn binnengekomen in verband met die declaraties zijn uit misdrijf afkomstig. Het dossier biedt echter onvoldoende aanknopingspunten om de hoogte van het bedrag dat met deze valse declaraties is gemoeid vast te stellen. Het dossier geeft namelijk geen inzicht in wie deze gedeclareerde werkzaamheden heeft verricht.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] zich bezighield met zaken op het gebied van personeel, klanten en het declareren van zorgwerkzaamheden bij de gemeente (p. 48). Hijzelf was verantwoordelijk voor het beheer van de boekhouding, betalingen en administratie (p. 46). Verdachte heeft verklaard dat hij niks wist over de toepasselijke productcodes en tarieven voor verschillende werkzaamheden, dat hij niet wist dat er werkzaamheden onder een onjuiste code werden gedeclareerd en dat hij de declaraties niet heeft gecontroleerd. Verdachte was naar het oordeel van de rechtbank als eigenaar van [bedrijf 1] ook niet per definitie gehouden alle declaraties tot in detail te controleren. Daarbij is voorts van belang dat in ieder geval het grootste deel van de inkomsten uit de overeenkomst met de gemeente Arnhem zag op juist gedeclareerde werkzaamheden. Het ontvangen bedrag dat uit misdrijf afkomstig was is op basis van het dossier niet vast te stellen en betreft mogelijk slechts een klein deel van de ontvangen gelden, waardoor geen alarmbellen bij verdachte zijn afgegaan.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet wist of redelijkerwijs hoefde te vermoeden dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Feiten 2 en 3
Gelet op de onderlinge taakverdeling tussen verdachte en medeverdachte is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 2 en 3.

4.De beoordeling van het beslag

Op 11 februari 2020 een geldbedrag ad € 16.000,00 in beslag genomen. Het geldbedrag behoort toe aan verdachte en is tot op heden niet teruggegeven.
De rechtbank zal de teruggave van € 16.000,00 aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 gelast de teruggave van € 16.000,00 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. S.W. van Kasbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2024.
mr. Van Kasbergen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.