ECLI:NL:RBGEL:2024:6288

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
142192.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met TBS en gevangenisstraf

Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in Hongarije en op dat moment gedetineerd, werd ervan beschuldigd op 9 juni 2023 in West Betuwe een slachtoffer met een mes te hebben gestoken, met de intentie om deze van het leven te beroven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, waarbij de verdachte meerdere keren met een mes in de hals en kin van het slachtoffer stak. De rechtbank nam de verklaringen van zowel de aangever als de verdachte in overweging, evenals de psychologische rapportages die wezen op een verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden en TBS met dwangverpleging geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 355 dagen op, met TBS met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn psychische toestand, een behandeling nodig had en dat de veiligheid van anderen gewaarborgd moest worden. De rechtbank verklaarde de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar, gezien het hoge recidiverisico.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.142192.23
Datum uitspraak : 15 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] (Hongarije),
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. J.E. Kremer, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te [plaats] , gemeente West Betuwe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de hals en/of linker(boven)arm en/of kin, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te [plaats] , gemeente West Betuwe aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de hals en/of een steekwond in de linker(boven)arm en/of een steekwond in de kin, althans het lichaam, en/of een of meer (ontsierende) littekens, heeft toegebracht/bezorgd, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de hals en/of de linker(boven)arm en/of de kin, althans het lichaam, gestoken en/of gesneden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te [plaats] , gemeente West Betuwe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de hals en/of linker(boven)arm en/of kin, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te [plaats] , gemeente West Betuwe, [slachtoffer] heeft mishandeld, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de hals en/of de
linker(boven)arm en/of de kin, althans het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de hals en/of een steekwond in de linker(boven)arm en/of een steekwond in de kin, althans het lichaam, en/of een of meer
(ontsierende) littekens ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde bepleit dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet. Enkel het meest subsidiair tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 9 juni 2023 terugkwam van het boodschappen doen. Op dat moment stond een man hem op te wachten met wapens. Hij zei dat hij aangever ging doodmaken. Aangever ging de keuken in en de man kwam achter hem aan. De man begon heel hard te slaan en hij sloeg met de stoel. Met een mes stak hij aangever in zijn nek. De man zei ‘I kill you’. [2] De steekpartij heeft plaatsgevonden in de woning aan [adres] in [plaats] . Aangever had meerdere steekwonden, waarvan één in zijn kin en één in zijn hals. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever eerst heeft geslagen. Daarna is hij naar boven gegaan om een mes uit zijn kamer te pakken. Met dit mes heeft hij de man gestoken. [4] Verdachte heeft drie keer met het mes gestoken. Hij heeft de man in zijn nek en in zijn buik gestoken. Op de vraag van de politie of verdachte wilde dat de man dood ging, antwoordde verdachte dat hij de aanwezigheid van de man niet meer kon verdragen dus dat je kan zeggen van wel. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte van plan was om aangever te doden. Verdachte heeft aangever gestoken in de nek en in zijn kin. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de nek en bij het gezicht diverse structuren, zoals belangrijke zenuwen, bloedvaten en de luchtpijp, bevinden die bij traumatisch letsel tot de dood kunnen leiden. Verdachte heeft tijdens het incident geroepen ‘
I kill you’en heeft bij de politie met zoveel woorden verklaard dat hij wilde dat aangever dood ging. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank dan ook vol opzet op het doden van aangever en zij acht hiermee het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte zich ter terechtzitting niet meer kan herinneren dat hij heeft gezegd dat hij aangever wilde doden, maakt dat oordeel niet anders. Verdachte heeft immers een dag na het incident, in het bijzijn van zijn raadsvrouw, een gedetailleerde verklaring afgelegd en werd op dat moment ook in staat geacht om een dergelijke verklaring af te leggen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks9 juni 2023 te [plaats] , gemeente West Betuwe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaalmet een mes,
althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerpin de hals
en/of linker(boven)armen
/ofkin
, althans het lichaam, heeft gestoken
en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
Onder verwijzing naar het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 11 maart 2024 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een niet gemaximeerde terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd om, indien de rechtbank geen tbs met dwangverpleging maar een tbs met voorwaarden oplegt, deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Zij heeft bepleit om tbs met voorwaarden op te leggen, zoals ook is geadviseerd door het PBC en de reclassering. Verdachte is bereid om zich aan alle voorgestelde voorwaarden te houden. Daarnaast verzoekt de raadsvrouw om een zo kort mogelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat hij snel kan starten met zijn behandeling.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft met een mes het slachtoffer onder andere in de nek en in de kin gestoken. Ten gevolge van het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer onder andere een steekwond in zijn nek opgelopen. Dat de messteken bij het slachtoffer niet nog ernstiger gevolgen hebben gehad is niet aan de verdachte te danken. Door zijn handelen heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het steekincident heeft plaatsgevonden in de woning waarin zowel verdachte als het slachtoffer woonden. Het slachtoffer is daarmee aangevallen in zijn woning. Dit is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig zou moeten kunnen voelen.
Uit de justitiële documentatie van 12 juni 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ter beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapportage van psychiater A.Z. Botermans, GZ-psycholoog Q.S. Ronnenbergh en GZ-psycholoog F.S. van Huis, verbonden aan het Pieter Baan Centrum (PBC), van 11 maart 2024, waar de verdachte van 5 december 2023 tot 16 januari 2024 werd onderzocht. Uit het PBC-rapport blijkt dat er sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van nieuwe psychoactieve middelen met een stimulerende en hallucinogene werking. De onderzoekers stellen dat de handelings- en keuzevrijheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beperkt was door de vastgestelde psychopathologie. Zij adviseren om verdachte het ten laste gelegde in ten minste verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over en maakt deze tot de hare en is op grond daarvan van oordeel dat, gelet op het advies van de rapporterende deskundigen, het feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Tbs maatregel met voorwaarden
Uit voornoemd PBC-rapport blijkt dat het klinisch recidiverisico op een soortgelijk delict in het geval van een blijvende psychotische decompensatie buiten detentie op middellange termijn matig-hoog ingeschat wordt. Verdachte beschikt over weinig beschermende factoren. Er zijn enkele interne factoren (intelligentie en hechte band in de kindertijd) en enkele motivationele factoren (motivatie voor behandeling, houding tegenover autoriteit en medicatie) aanwezig, maar geen externe items. Er is bij verdachte duidelijk sprake van ernstige psychopathologie, maar binnen een klinisch traject dient er nog verdere diagnostiek plaats te vinden. Dit is nodig om de behandeling beter te individualiseren. Voor het opstellen van een behandeling, delict analyse en delict scenario is forensische scherpte nodig. Voor de behandeling van de stoornis in het schizofreniespectrum zijn vooral medicamenteuze interventies, psycho-educatie en vroeg signalering noodzakelijke elementen. Bij de behandeling van de stoornis in het middelengebruik en al dan niet een autismespectrumstoornis is een grote rol in de behandeling weggelegd voor psycho-educatie en cognitief gedragstherapeutische interventies. Verdachte zal meer zicht moeten krijgen op zijn gedachten, gevoelens en belevingswereld en leren dit te verbaliseren. Voor alle genoemde aspecten is vermoedelijk minimaal een jaar behandeling nodig. Er wordt geadviseerd om behandeling en resocialisatie (al dan niet in het land van herkomst) van verdachte vorm te geven binnen het juridisch kader met tbs met voorwaarden. Er is bij verdachte al enig effect gesorteerd met de huidige medicatie en daarnaast is hij coöperatief en gemotiveerd voor behandeling. Er wordt door de onderzoekers ingeschat dat verdachte zich na een klinische opname ter stabilisatie aan de gestelde voorwaarden kan houden.
Uit het reclasseringsadvies van 22 april 2024 blijkt dat de reclassering een hulpverleningstraject met klinische aanvang, waarbij behandeling wordt geboden die gericht is op nader diagnostisch onderzoek, de psychiatrische problematiek en de verslavingsproblematiek noodzakelijk acht. Gezien de multiproblematiek zal dit een langdurig traject zijn en dit dient in een tbs voorwaarden-kader te worden vormgegeven. Gezien de psychische kwetsbaarheid en de verslavingsproblematiek is een stringent kader geïndiceerd indien verdachte zich vanuit psychopathologie of vanwege middelengebruik zou onttrekken aan het hulpverleningstraject. Tijdens de behandeling zal er mogelijk ook aandacht moeten zijn voor repatriëring naar Hongarije. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert positief over tbs met voorwaarden met (kort samengevat) de volgende voorwaarden:
  • Geen strafbaar feit plegen,
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht,
  • Meewerken aan time-out,
  • Niet naar het buitenland (ook niet naar het Caribisch gebied),
  • Opname in een zorginstelling, te weten [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling,
  • Ambulante behandeling,
  • Beschermd/ begeleid wonen,
  • Drugsverbod,
  • Alcoholverbod,
  • Dagbesteding,
  • Meewerken aan schuldhulpverlening,
  • Repatriëring, indien aan de orde, naar Hongarije.
De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden. Daarnaast geeft de reclassering ter overweging om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Zij achten dit geïndiceerd omdat verdachte voorafgaand aan de tenlastelegging nauwelijks sociale inbedding had en hij hierbij mogelijk forse ondersteuning nodig zal hebben indien een eventuele tbs-maatregel of gevangenisstraf ten einde loopt. Hiermee worden eventuele stresserende factoren en tot gevolg daarvan terugval in oude gedragspatronen voorkomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 24 april 2024 verklaard zich te zullen houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Verder is de rechtbank gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Gelet op de inhoud van het PBC-rapport, het maatregelenrapport en de houding van verdachte ten aanzien van een dergelijke maatregel is de rechtbank van oordeel dat op dit moment een tbs-maatregel met voorwaarden passend is. De rechtbank zal dit dan ook opleggen.
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd, indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en later alsnog dwangverpleging wordt bevolen.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag. De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering heeft geadviseerd.
De officier heeft gevorderd dat de tbs-maatregel en de daaraan gekoppelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich hiertegen niet verzet. De reclassering heeft in haar rapport van 22 april 2024 de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel met voorwaarden geadviseerd omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. De rechtbank is van oordeel dat het, rekening houdend met het hoge recidiverisico, noodzakelijk is dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard en zal dan ook de dadelijke uitvoerbaarheid gelasten.
Gevangenisstraf
De ernst van het feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het feit dient echter ook te worden bezien in het licht van de psychische problematiek waarmee verdachte kampt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het van belang dat verdachte zo snel mogelijk kan starten met een behandeling. De rechtbank acht het hierbij ook van belang dat er geen sprake is van blijvend letsel bij het slachtoffer en dat zowel de maatschappij als de verdachte het meest gebaat is bij een snelle aanvang van de behandeling. Uit het maatregelenrapport blijkt dat de wachtlijst bij het [zorginstelling] niet lang is en dat er mogelijk in mei 2024 plek is in de kliniek. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 355 dagen, met aftrek van het voorarrest, in dit geval passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
De officier heeft (subsidiair) gevorderd dat de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat er sprake is van ernstige psychopathologie en dat er weinig beschermende factoren zijn. Het risico op recidive zal aanwezig blijven omdat de stoornissen verband houden met het delictgedrag. Door het opleggen van een GVM is het mogelijk om ook na afloop van de terbeschikkingstelling toezicht uit te blijven oefenen op verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat het opleggen van de GVM aangewezen is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen. Aan de eisen voor het opleggen van deze maatregel is voldaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 38, 38a, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
driehonderdvijfenvijftig (355) dagenen beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van verdachte:
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
 Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
 Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden
 Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
 Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
 Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
 Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
 Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Verdachte laat zich opnemen in [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Verdachte laat zich - na afloop van klinische behandeling - behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Verdachte verblijft - na afloop van klinische behandeling - in een beschermd/begeleid wonen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Verdachte werkt, indien aan de orde, mee aan repatriëring naar Hongarije.
 geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 legt een
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. H.P.M. Kester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R023040 / MOLDAU, gesloten op 2 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p. 17 t/m 19.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32 en 33.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 april 2024.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 170 t/m 172.