ECLI:NL:RBGEL:2024:6281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
319492-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep, diefstal van stroom en wapenbezit

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep, het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van een vuurwapen en een imitatiewapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 24 augustus 2021 en 25 november 2021 in Elburg een hennepkwekerij heeft gehad, waarbij in totaal 16.352 gram hennep werd aangetroffen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom door de elektriciteitsmeter te manipuleren. Ook werd een pistool van het merk Walther P22 en een imitatiewapen aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 204 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer van de wapens en kogelpatronen bevolen en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en het feit dat hij sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis niet meer in beeld is geweest bij justitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/319492-21
Datum uitspraak : 11 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. Gunning, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 24 augustus 2021 tot en met 25 november 2021 te Elburg opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] te [woonplaats] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 42 planten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2021 te Elburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16352 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2021 tot en met 25 november 2021 te Elburg ,
met het oogemerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 25 november 2021 te Elburg een wapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/type Walther P22, kaliber .22 longrifle zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11 kogelpatronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 25 november 2021 te Elburg een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, die voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Colt, model 1911 Government, kailber .45 ACP voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat moet worden uitgegaan van de verklaring van verdachte, zodat slechts een periode van zes weken bewezen kan worden verklaard met als begindatum 14 oktober 2021.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde hoeveelheid hennep niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiervoor heeft de raadsman verschillende argumenten aangedragen. Zo vermeldt het procesdossier niet of gebruik is gemaakt van een geijkte weegschaal, was niet alle hennep volledig gedroogd en is de inhoud van een kartonnen doos meegewogen, terwijl verdachte stelt dat deze doos CBD met minder dan 0,2 procent THC bevatte en dus legaal was.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 bepleit dat de verbreking van de meter is gedaan door iemand anders, zonder instemming van verdachte. In zoverre zou verdachte van de tenlastelegging moeten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft de raadsman geen verweer gevoerd ten aanzien van een bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
- het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 18 en 20 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 mei 2024.
Bewijsmotivering ten aanzien van de tenlastegelegde periode
De rechtbank overweegt dat de 42 hennepplanten op 25 november 2021 zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij deze planten ongeveer zes weken eerder had neergezet.
Hoewel verdachte mogelijk niet exact van de eerste dag tot en met de laatste dag van de tenlastegelegde periode hennepplanten heeft geteeld, staat voor de rechtbank in ieder geval vast dat verdachte in de periode van 24 augustus 2021 tot en met 25 november 2021 hennepplanten heeft geteeld. Dit leidt daarom tot de bewezenverklaring.
Feit 2
De bewijsmiddelen
Op 25 november 2021 trad de politie binnen in de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] . Op de eerste verdieping werd aangetroffen:
˗ een droogrek met zeven droogplaten met hennep,
˗ een grote emmer met hennep,
˗ twee tonnen met hennep,
˗ twee papieren zakken met daarin een geringe hoeveelheid hennep,
˗ twee kartonnen dozen met hennep en
˗ negen glazen potten met hennep. [2]
In de woonkamer en in de keuken werden op diverse plekken zakjes met hennep aangetroffen. In de diepvries werden vijf zakken plantenresten aangetroffen. Alle aangetroffen hennep in de woning werd gewogen. Het bleek te gaan om 10,175 kilo. Alle aangetroffen resten van hennepplanten werden eveneens gewogen. Het bleek te gaan om 6,177 kilo. [3] Er werd in totaal (bruto) 16.352 gram hennep aangetroffen. [4]
Verdachte heeft verklaard dat genoemde hennep in zijn huis lag. [5]
De beoordeling door de rechtbank
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen staat vast dat de politie op verschillende plekken in de woning van verdachte hennep in beslag heeft genomen.
Onder ‘hennep’ wordt alle onderdelen van de plant verstaan, waaronder dus ook de delen die nog niet gedroogd zijn, ongeacht het THC-gehalte van die delen. De in de tenlastelegging – op de gram nauwkeurige – genoemde hoeveelheid is weliswaar niet vast komen te staan, omdat de politie de verpakking heeft meegewogen, voor de bewezenverklaring wordt dit ondervangen door de ten laste gelegde hoeveelheid van
ongeveer16.352 gram.
Het gaat in dit geval om een dusdanige hoeveelheid hennep dat de door de verdediging aangedragen argumenten van ondergeschikt belang zijn voor de bepaling van het gewicht.
Dit betekent dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde komt.
Feit 3
De bewijsmiddelen
[naam] heeft aangifte gedaan namens [bedrijf] Een fraudespecialist constateerde op 25 november 2021 dat er verboden handelingen waren verricht aan de elektriciteitsinstallatie in de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] . De shuntjes van de elektriciteitsmeter waren open gezet, waardoor de elektriciteitsmeter stil stond. Hierdoor werd zowel het elektriciteitsverbruik van de aanwezige hennepplantage als het huishoudelijke elektriciteitsverbruik niet geregistreerd. Er was in ieder geval van 24 augustus 2021 tot en met 25 november 2021 een hennepplantage ingericht in de woning. [6]
Verdachte heeft verklaard dat een vriend, die wist dat hij hennep kweekte, aan verdachte vroeg of hij, verdachte, nog steeds betaalde voor elektriciteit en zei dat je dit heel makkelijk kon aftappen. Die vriend heeft het zegel verbroken en een schuifje verzet, waardoor de meter stil stond. Verdachte heeft hiervan geen melding gedaan, omdat hij meer dan vijf hennepplanten in zijn woning had staan en niet wilde dat dat bekend werd. [7]
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met verbreking. Verdachte heeft het zegel weliswaar niet zelf verbroken en het schuifje niet zelf omgezet, dit is wel in zijn bijzijn en dus met zijn medeweten gebeurd, hij heeft de omzetting van het schuifje niet ongedaan gemaakt en hij heeft vervolgens hiervan geen melding gedaan bij [bedrijf] . Sindsdien heeft hij dus illegaal, buiten de meter om, elektriciteit afgenomen.
Volgens verdachte heeft de elektriciteitsmeter hooguit drie tot vier weken niet gewerkt, terwijl de aangifte van [bedrijf] ziet op de periode van 24 augustus 2021 tot en met 25 november 2021. De rechtbank overweegt dat de door verdachte genoemde periode valt binnen de tenlastegelegde periode, hetgeen leidt tot de bewezenverklaring.
Dit betekent dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde komt.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 96-97 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 mei 2024.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 25;
- het proces-verbaal omschrijving wapen, p. 103-105 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 mei 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippen gelegenin
of omstreeksde periode van 24 augustus 2021 tot en met 25 november 2021 te Elburg opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 2] te [woonplaats] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 42 planten,
althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks25 november 2021 te Elburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16352 gram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 24 augustus 2021 tot en met 25 november 2021 te Elburg ,
met het
oogmerkvan wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/ofhet weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
4.
hij op
of omstreeks25 november 2021 te Elburg een wapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/type Walther P22, kaliber .22 longrifle zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/of(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11 kogelpatronen van het kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks25 november 2021 te Elburg een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool, die voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Colt, model 1911 Government,
kaliber.45 ACP voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht «door middel van verbreking;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 204 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat als strafverminderende factor moet worden meegewogen dat de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) is overschreden. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging moet worden meegewogen dat de aangetroffen zakken in de vriezer slechts hennepafval bevatten. Ten slotte heeft de raadsman verzocht bij een veroordeling in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de eis van de officier van justitie aanzienlijk te matigen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft gedurende meerdere maanden een hennepkwekerij gehad in zijn appartement. Ook is er een enorme hoeveelheid hennep aangetroffen in zijn woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij het telen van hennep gevaarlijke situaties kunnen ontstaan voor omwonenden. Dit geldt te meer nu verdachte woonachtig was in een appartementencomplex en hij illegaal stroom heeft afgetapt.
Verder had verdachte een doorgeladen, scherpschietend wapen met elf kogelpatronen, evenals een imitatiewapen, in zijn bezit. Het bezit hiervan levert een onaanvaardbaar risico op voor de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens kunnen worden gebruikt om ernstige strafbare feiten te begaan, zoals bedreigingen, overvallen of zelfs erger en dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt bij conflicten.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij heeft bijgedragen aan de risico’s en gevaren die kleven aan het aanwezig hebben van een hennepkwekerij en vuurwapens en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving die hiermee gepaard gaan.
De persoon en persoonlijke omstandigheden
Verdachte heeft enige dagen doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Op 29 november 2021 is de voorlopige hechtenis geschorst.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft op 25 maart 2024 een advies uitgebracht over verdachte. Volgens de reclassering kampt verdachte met ADD en heeft hij als gevolg van een auto-ongeluk PTSS opgelopen. Verdachte gebruikt cannabis als zelfmedicatie. Hij heeft grip op zijn psychosociale functioneren en is sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis niet meer in beeld geweest bij justitie. De reclassering ziet dit, evenals het feit dat hij zijn overige levensgebieden op orde heeft, als beschermende factoren. Ook het feit dat hij zich op eigen initiatief opnieuw heeft laten behandelen tijdens de schorsing merkt de reclassering aan als beschermend. De reclassering ziet geen duidelijke risicofactoren meer. Het toezicht lijkt zijn vruchten te hebben afgeworpen. Omdat er geen nijpende hulpvragen meer zijn en de reclassering de risico’s als laag inschat, wordt verdere inzet op een toezicht met bijzondere voorwaarden niet nodig geacht.
De reclassering adviseert bij een veroordeling de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering geeft in overweging om een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan verbonden de algemene voorwaarden. Op die manier kan verdachte nog enige tijd laten zien dat hij zonder reclasseringsbemoeienis uit beeld van justitie kan blijven. Het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt niet als een gewenste afdoeningsbeslissing gezien.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is aangehouden op 25 november 2021 en de volgende dag in verzekering gesteld. Aan deze handeling kon verdachte de verwachting ontlenen dat hij zou worden vervolgd ter zake van een bepaald strafbaar feit. Het eindvonnis is echter pas gewezen op 11 juni 2024. Dit is niet te wijten aan de invloed van de verdediging op het procesverloop.
Daarmee is de redelijke termijn met ruim zes maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
Alles afwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor deze combinatie van feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de schending van de redelijke termijn, de lange periode waarin de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst en het ontbreken van recidive is de rechtbank echter van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet op zijn plaats is. In plaats daarvan zal de rechtbank een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden om een andere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Daarom zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 204 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.

8.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het vuurwapen, de patroonhouder, de kogelpatronen en het imitatievuurwapen moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het inbeslaggenomen geld moet verbeurd worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het vuurwapen, de patroonhouder, de kogelpatronen en het imitatievuurwapen moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het inbeslaggenomen geld moet worden teruggegeven aan verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal beslissen dat de volgende in beslag genomen voorwerpen:
˗ het vuurwapen (Walther P22, kaliber .22 longrifle);
˗ de bijbehorende patroonhouder;
˗ de elf kogelpatronen (kaliber .22 LR) en
˗ het imitatievuurwapen (gelijkend op een Colt, model 1911 Government, kaliber .45 ACP)
met betrekking tot welke de feiten 4 en 5 zijn begaan, worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag van 56.106,03 euro aan verdachte gelasten, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor verbeurdverklaring zoals omschreven in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 55, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 204 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 200 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de volgende voorwerpen:
o het vuurwapen (Walther P22, kaliber .22 longrifle);
o de bijbehorende patroonhouder;
o de elf kogelpatronen (kaliber .22 LR) en
o het imitatievuurwapen (gelijkend op een Colt, model 1911 Government, kaliber .45 ACP);
 gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag van 56.106,03 euro aan verdachte;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022578275, gesloten op 21 december 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 31.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49.
5.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 mei 2024.
6.Een geschrift, te weten de aangifte van [bedrijf] , p. 67-68.
7.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 mei 2024.