ECLI:NL:RBGEL:2024:6278

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
092503-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het 3D-printen en voorhanden hebben van onderdelen van vuurwapens

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het 3D-printen en voorhanden hebben van onderdelen van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam voort uit een politieonderzoek waarbij op 12 oktober 2021 in de woning van de verdachte verschillende 3D-printers en onderdelen van vuurwapens werden aangetroffen. De verdachte ontkende echter bewust betrokken te zijn geweest bij het vervaardigen van wapens en stelde dat hij enkel zijn woning ter beschikking had gesteld voor het plaatsen van de printers. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie, maar dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het 3D-printen van vuurwapenonderdelen. De rechtbank nam daarbij in overweging dat de verdachte geen strafblad had en dat hij zijn leven inmiddels op orde leek te hebben. De rechtbank vond het noodzakelijk om een signaal af te geven over de ernst van de feiten, gezien de risico's die verbonden zijn aan het produceren van niet-traceerbare vuurwapens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/092503-22
Datum uitspraak : 11 juni 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [woonplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.M.B.H. Snepvangers, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2021 te Doetinchem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, van het merk Ekol Firat, type compact, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de WWM, te weten 10 kogelpatronen, kaliber .32(7.65 mm), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2021, althans op een of meer tijdstippen in het jaar 2021 te Doetinchem (3D geprinte) onderdelen te weten
-drie stuks behuizingen van de trekkergroep en/of
-drie stuks kastgroep (bovengedeelte) en/of
-drie stuks onderdelen van de afsluiter en/of
-een onderdeel van de kast (voorzijde van de kast) en/of
-twee kolfsteunen en/of
-drie onderdelen van de kolf en/of
-twee onderdelen van de afsluiter en/of
-twee metalen veren en/of
-diverse metalen onderdelen zoals schroeven etc. en/of
-7 (zeven) lopen van/voor (een)
vuurwapen(s) van categorie III, onder 1. van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool en/of een geweer, FGC-9, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Doetinchem , en/of in (een) (andere) plaats(en) in Nederland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zonder erkenning één of meer wapens van categorie III en/of munitie van categorie III, heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. Hoewel het wapen en de kogelpatronen in de woning van verdachte zijn aangetroffen, kan niet worden bewezen dat hij dit wapen en de kogelpatronen bewust voorhanden had.
Ook van feit 2 zou verdachte moeten worden vrijgesproken. Verdachte wist namelijk niet dat er wapens konden worden gemaakt van de (3D-geprinte) onderdelen die in zijn woning zijn aangetroffen. Zijn vingerafdrukken zijn ook niet aangetroffen op de onderdelen. Er kan dus niet worden bewezen dat hij bewust wapenonderdelen voorhanden heeft gehad.
Ten slotte stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3. Verdachte heeft enkel zijn woning ter beschikking gesteld voor het plaatsen van 3D-printers. De enkele feiten dat verdachte via Google heeft gezocht naar het type 3D-printer dat in zijn woning is aangetroffen en dat zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen op een SD-kaart die in de 3D-printer zat, leveren onvoldoende bewijs op dat verdachte (als medepleger) wapens heeft vervaardigd. Subsidiair kan de tenlastegelegde periode niet worden bewezen en moet deze worden teruggebracht naar de pleegdatum 12 oktober 2021.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
Voor bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en munitie, zoals hier ten laste is gelegd, is vereist dat een verdachte een zekere feitelijke macht heeft over het wapen en de munitie in die zin dat hij daarover kan beschikken, alsmede dat een verdachte zich bewust is van de aanwezigheid ervan.
Op 12 oktober 2021 heeft verdachte de politie vrijwillig binnen gelaten in zijn woning. In een kamer op de eerste verdieping van de woning van verdachte lag op een slaapbank een zak waarin aan verdovende middelen gerelateerde goederen bleken te zitten. Toen de politie hem vroeg of er verdovende middelen in de slaapbank lagen, trok verdachte de zitting van de slaapbank omhoog. Onder de zitting bleek een gaspistool te liggen. De verbalisanten zagen dat verdachte zichtbaar schrok. Hij deed een stap achteruit en stamelde dat hij absoluut niet wist dat er een vuurwapen lag. Verder vond de politie in dezelfde ruimte tien kogelpatronen in een gripzakje in een lade van het bureau.
De rechtbank overweegt dat het gaspistool en de kogelpatronen weliswaar zijn aangetroffen in de woning van verdachte, maar niet in het zicht lagen. Er zijn geen DNA-sporen of vingerafdrukken van verdachte aangetroffen op het wapen of de munitie. Uit het dossier volgt dat in de woning van verdachte regelmatig verschillende personen verbleven. Verdachte heeft verklaard dat hij niet altijd zicht had op wat er in zijn woning gebeurde. Deze gegevens, gecombineerd met de stellige ontkenning van verdachte en zijn zichtbare schrikreactie toen hij het wapen zag, maken dat de rechtbank van oordeel is dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het gaspistool in zijn woning. Dat oordeel geldt eveneens ten aanzien van de kogelpatronen, mede gelet op het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij daarvan evenmin weet heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Feiten 2 en 3
De bewijsmiddelen
Op 12 oktober 2021 trof de politie in de woning van verdachte aan de [adres 2] te [woonplaats] de volgende goederen aan:
˗ vier 3D-printers, waarvan er drie gebruikt waren;
˗ SD-kaarten met daarop instructies voor het 3D-printen van onderdelen van vuurwapens, evenals handleidingen, software en voorbeeldbestanden voor 3D-printen, gevonden in de ongebruikte en twee van de gebruikte 3D-printers;
˗ verschillende onderdelen van vuurwapens in een openstaande kluis;
˗ verschillende onderdelen van wapens op het bureau;
˗ een los wapenonderdeel op een bureau. [2]
De aangetroffen onderdelen betroffen onderdelen van een FGC-9 vuurwapen. Met uitzondering van de metalen onderdelen waren ze geprint middels een 3D-printer. Het gaat om de volgende onderdelen:
˗ drie stuks behuizingen van de trekkergroep;
˗ drie stuks kastgroep (bovengedeelte);
˗ drie stuks onderdelen van de afsluiter;
˗ een onderdeel van de kast (voorzijde van de kast);
˗ twee kolfsteunen;
˗ drie onderdelen van de kolf;
˗ twee onderdelen van de afsluiter;
˗ twee metalen veren;
˗ diverse metalen onderdelen, zoals schroeven etc. [3]
Gelet op de aangetroffen voorwerpen is het aannemelijk dat men voornemens was om 3D-geprinte FGC-9 vuurwapens te maken. Conform artikel 1.2.3 van de Circulaire wapens en munitie 2019 zijn de 3D-geprinte onderdelen specifiek bestemd voor het vuurwapen FGC-9 en (deels) van wezenlijke aard. Derhalve zijn het (deels) essentiële onderdelen, zoals genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM), van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1, van de WWM. Verdachte was niet in bezit van een erkenning of verlof voor het vervaardigen van vuurwapens, alsmede het voorhanden hebben van essentiële onderdelen van vuurwapens. [4]
Op één van de SD-kaarten, die zich bevond in één van de gebruikte 3D-printers, werd DNA-materiaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van minimaal twee personen, te weten verdachte en een onbekend gebleven persoon. De bewijskracht ten aanzien van verdachte is meer dan 1 miljard. [5]
Op de telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van geprinte wapenonderdelen d.d. 11 september 2021. [6]
Op de telefoon van verdachte is een WhatsApp-gesprek aangetroffen met ‘ [naam 1] ’, die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . In het politiesysteem is dit nummer gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte] .
Op 12 augustus 2021 verstuurden zij onder andere de volgende berichten:
˗ [naam 1] : ‘
Yoo kan de plug ff printer bij jou zetten ?
˗ (…)
˗ Verdachte: ‘
Alleen neerzetten. Of gebruiken.
˗ [naam 1] : ‘
Alleen neer zetten
˗ Verdachte: ‘
Ja dat ken. Kan [7]
Op 13 augustus 2021:
˗ Verdachte: ‘
Hlt dan g?
˗ [naam 1] : ‘
Ik ga ff douche en dan kom k rii jou [8]
Op 6 september 2021:
˗ [naam 1] :
‘Pff die gek. Plug wel boos man. Klopt niks van die som.
˗ Verdachte:
‘Hoezo. (…) Welke som. Van [naam 2] en [naam 3] ?
˗ [naam 1] :
‘Van alles bij elkaar. Leg later wel uit.
˗ Verdachte:
‘Hij moet niet zo moeilijk doen kijk wat je allemaal doet voor m plus je bent jou winst dan kwijt niet de investering. (…)
˗ [naam 1] : ‘
Stop er zo gwn mee. Ben er klaar mee man kkr hoofdpijn (…) Heb nagedacht en stop er mee man
˗ Verdachte: ‘
Stop je met beide of alleen de hoofdpijn van gisteren. Want dan haal ik m weg.
˗ [naam 1] : ‘
Alleen de hoofdpijn. Ga em zo ook zeggen.
˗ Verdachte: ‘
Benieuwd hoe die gaat reageren ik wou sws al voorstellen om ipv dat je t brengt ze t gwn bij mij halen en dat we t opschrijven ipv random geven. Maar dit haalt wel veel van je hoofdpijn weg. (…)
˗ Verdachte: ‘
Kan dat ene nog wel dan wat we vandaag zouden fixen anders moet t ding sws ff weg want weet nou zo geen oplossing
˗ Verdachte: ‘
Woensdag kan ik je deel al terug geven en t ding is natuurlijk klaar. (…)
˗ [naam 1] : ‘
Jaa komt wel goed’ (…)
˗ Verdachte: ‘
Hoelaat ben je er vnv dan?
˗ [naam 1] : ‘
Na werk gelijk (…) [9]
Verdachte heeft op 17 en 18 augustus 2021 op Google gezocht naar hetzelfde merk 3D-printer dat in zijn woning in beslag is genomen. [10]
In de woning van verdachte zijn 134 gripzakjes 3MMC aangetroffen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat er in het weekend vaak vrienden/bekenden bij hem over de vloer kwamen in zijn woning, dat ze gezamenlijk drugs gebruikten en dat de in zijn woning aangetroffen drugs (3MMC) van medeverdachte [medeverdachte] was. [medeverdachte] legde de drugs neer, anderen konden daarvan gebruik maken en moesten [medeverdachte] daarvoor geld geven. Verdachte heeft verder verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] aan hem vroeg of hij de 3D-printers bij verdachte mocht neerzetten. De eerste printer werd door (de) Plug, een Marokkaanse jongen, gebracht. Dit zou ook de jongen zijn die de 3MMC leverde. [12]
De bewijsmotivering
Verdachte heeft verklaard dat hij enkel zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan anderen voor het plaatsen en gebruiken van 3D-printers en dat hij niet wist dat de 3D-geprinte voorwerpen onderdelen van een vuurwapen waren.
De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk.
In de woning van verdachte zijn 3D-printers en 3D-geprinte onderdelen van vuurwapens aangetroffen. Het ging hierbij om essentiële onderdelen van een FGC-9 vuurwapen. In de woning is verder een grote hoeveelheid drugs (3MMC) aangetroffen. De vondst van deze drugs is, hoewel niet tenlastegelegd omdat het bezit (nog) niet strafbaar was, in combinatie met de in de telefoon van verdachte aangetroffen en hierboven weergegeven WhatsApp berichten van belang. Uit de berichten blijkt namelijk dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] spreken over 2 zaken.
In het ene geval gaat het over iets waarover de Plug boos is, iets waarvan de som niet klopt, waarbij andere namen ( [naam 2] en [naam 3] ) worden genoemd, iets waarmee [medeverdachte] wil stoppen omdat hij er hoofdpijn van krijgt. De rechtbank gaat ervan uit dat dit gedeelte van de berichten gaat over de 3MMC, gelet op de inhoud van de berichten in combinatie met de vondst van de drugs en de verklaring van verdachte dat vrienden in zijn woning regelmatig gezamenlijk drugs gebruikten, dat de in zijn woning aangetroffen drugs (3MMC) van [medeverdachte] was, dat deze werd geleverd door de Plug, dat [medeverdachte] de drugs neerlegde, dat anderen daarvan gebruik konden maken en zij [medeverdachte] daarvoor geld moesten geven.
Uit de WhatsApp-berichten volgt dat [medeverdachte] verdachte op 12 augustus 2021 vraagt of de Plug een 3D-printer in de woning van verdachte mag neerzetten, hetgeen overeenkomt met de verklaring van verdachte dat het verzoek via [medeverdachte] kwam en de eerste printer door de Plug naar zijn woning werd gebracht. Uit de WhatsApp-berichten volgt verder dat verdachte op 6 september 2021 aan [medeverdachte] vraagt of hij met beide stopt of alleen met ‘de hoofdpijn van gister’ (volgens de rechtbank dus de 3MMC). [medeverdachte] geeft aan dat hij alleen met de hoofdpijn stopt en dat zo ook gaat zeggen (kennelijk tegen de Plug). Verdachte antwoordt hierop: ‘
Kan dat ene nog wel dan wat we vandaag zouden fixen anders moet t ding sws ff weg’. Verder zegt verdachte ‘
Woensdag kan ik je deel al terug geven en t ding is natuurlijk klaar’.Medeverdachte [medeverdachte] bevestigt dat dit goedkomt en ze spreken diezelfde dag af.
Gelet op de inhoud van deze berichten, de vondst van de geprinte wapenonderdelen bij verdachte thuis en de verklaring van verdachte dat de Plug een printer bij hem gebracht heeft, is de rechtbank van oordeel dat in dit gedeelte van de berichten middels versluierd taalgebruik wordt gesproken over het 3D-printen van wapens. Verdachte is hierbij gelet op de inhoud van de berichten ook betrokken geweest. Hij heeft het immers over ‘
dat ene dat we vandaag zouden fixen’ en ‘
t ding is klaar
.Waarbij de rechtbank aanneemt dat met ‘
fixen’ het maken/vervaardigen van wapenonderdelen is bedoeld en met ‘
t ding’ een wapen(onderdeel).
Daar komt nog bij dat verdachte in augustus 2021 zoekslagen heeft gemaakt naar 3D-printers van het merk dat is aangetroffen in zijn woning en de afbeeldingen van 3D-geprinte wapenonderdelen die op 11 september 2021 op zijn telefoon zijn aangetroffen. De wapenonderdelen die daarop zijn afgebeeld, zijn later ook door de politie aangetroffen.
Bovendien concludeert de rechtbank uit de resultaten van het DNA-onderzoek in combinatie met de overige bevindingen in het dossier dat het DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen op een SD-kaart in één van de 3D-printers die eerder gebruikt was. Op deze SD-kaarten stonden instructies voor het 3D-printen van onderdelen van vuurwapens, evenals handleidingen, software en voorbeeldbestanden voor 3D-printen. Ze bevatten geen aanwijzingen, zoals gewiste of overschreven bestanden, dat zij eerder waren gebruikt. De verklaring van verdachte, dat hij deze SD-kaart mogelijk per ongeluk heeft aangeraakt zonder te weten wat erop stond, acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig.
De rechtbank leidt uit al het bovenstaande af dat verdachte niet enkel zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor het plaatsen van de 3D-printers, maar dat hij deze printers ook heeft gebruikt om wapens te vervaardigen. Daaruit vloeit voort dat hij moet hebben geweten dat de in zijn slaapkamer aangetroffen voorwerpen onderdelen van vuurwapens betroffen. Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte zich bezig hield met het vervaardigen van wapens van categorie III van de WWM. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde 3D-geprinte onderdelen van een FGC-9 vuurwapen voorhanden heeft gehad.
In een kast in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] zijn zeven metalen voorwerpen aangetroffen die volgens het NFI gelijkenis vertonen met lopen die in vuurwapens kunnen worden geplaatst. Op basis van het procesdossier is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden dat dit essentiële onderdelen van wapens zouden zijn. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Uit het procesdossier blijkt voorts niet dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het vervaardigen van munitie. Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
Pleegperiode/-datum
Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onderdelen voorhanden heeft gehad op 12 oktober 2021, de datum waarop ze zijn aangetroffen.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank dat verdachte op 13 oktober 2021 heeft verklaard dat de 3D-printers sinds drie weken in zijn slaapkamer stonden. Op 2 december 2021 verklaarde hij echter dat dit mogelijk al langer het geval was, vanaf het moment dat hij op Google had gezocht naar 3D-printers van datzelfde merk. Uit onderzoek aan zijn telefoon blijkt dat dit op 17 en 18 augustus 2021 was.
Gelet op deze – enigszins wisselende – verklaringen van verdachte zal de rechtbank het begin van de pleegperiode vaststellen op 12 augustus 2021, de dag waarop medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte vroeg of de 3D-printers in de woning van verdachte mochten staan. Het door verdachte genoemde tijdstip valt binnen deze periode.
Het tenlastegelegde medeplegen
Uit de inhoud van de WhatsApp berichten volgt dat ten aanzien van feit 3 sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Hoewel uit het procesdossier blijkt dat er in ieder geval nog één ander persoon betrokken was, namelijk de Marokkaanse vriend van medeverdachte [medeverdachte] die wordt aangeduid als (the) Plug, is onvoldoende duidelijk geworden wat zijn betrokkenheid precies inhield. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het medeplegen met
een ander(te weten [medeverdachte] ).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks12 oktober 2021
, althans op een of meer tijdstippen in het jaar 2021te Doetinchem
(3D
-geprinte
)onderdelen te weten
- drie stuks behuizingen van de trekkergroep en
/of
- drie stuks kastgroep (bovengedeelte) en
/of
- drie stuks onderdelen van de afsluiter en
/of
- een onderdeel van de kast (voorzijde van de kast) en
/of
- twee kolfsteunen en
/of
- drie onderdelen van de kolf en
/of
- twee onderdelen van de afsluiter en
/of
- twee metalen veren en
/of
- diverse metalen onderdelen zoals schroeven etc.
en/of
-7 (zeven) lopenvan/voor (een)
vuurwapen(s) van categorie III, onder 1. van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool en/of een geweer, FGC-9, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van
12 augustus2021 tot en met 12 oktober 2021 te Doetinchem ,
en/of in (een) (andere) plaats(en) in Nederland, althans in Nederland,meermalen,
althans eenmaal,tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en),
althans alleen,zonder erkenning één of meer wapens van categorie III
en/of munitie van categorie III, heeft vervaardigd
en/of heeft getransformeerd en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, onderdeel a van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 20 uur, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat als strafverminderende factor moet worden meegewogen dat de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) is overschreden. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee strafbare feiten. Hij heeft met 3D-printers essentiële onderdelen van vuurwapens geprint en daarmee deze onderdelen ook voorhanden gehad. Dit is een redelijk nieuwe trend in Nederland. 3D-printers zijn inmiddels redelijk betaalbaar. Door op deze wijze te handelen kunnen vuurwapens worden geproduceerd die volstrekt niet traceerbaar zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens levensgevaarlijk zijn en worden gebruikt om ernstige strafbare feiten te begaan, zoals bedreigingen, overvallen of zelfs erger en dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt bij conflicten. Gelet hierop is krachtig optreden aangewezen tegen het produceren en voorhanden hebben van essentiële onderdelen van vuurwapens, zeker als deze 3D-geprint en dus niet traceerbaar zijn.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij heeft bijgedragen aan de risico’s en gevaren die kleven aan illegale wapens en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving die daarmee gepaard gaan.
Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen echte openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft de schuld afgeschoven op medeverdachte [medeverdachte] en de onbekend gebleven vriend en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn eigen aandeel.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft een blanco strafblad. Wegens onderhavige zaak is verdachte enkele dagen in verzekering gesteld.
Reclassering Nederland heeft op 2 augustus 2023 en 15 mei 2024 adviezen over verdachte uitgebracht. De reclassering noemt als voornaamste criminogene factoren zijn middelengebruik, sociale netwerk en psychosociaal functioneren ten tijde van het tenlastegelegde. Volgens de reclassering heeft verdachte zijn leven momenteel goed op orde: hij heeft een vaste baan, verdient een modaal inkomen, woont samen met zijn vriendin en heeft een ondersteunend netwerk. Hij gebruikt geen verdovende middelen meer. Hij stelt zijn oude (gebruikers)netwerk achter zich te hebben gelaten. Verdachte lijkt zijn leven te hebben veranderd, waardoor de meeste levensgebieden momenteel stabiel zijn. Hij heeft geen hulpvraag en de reclassering ziet geen meerwaarde in een interventie. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert bij veroordeling oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ervoor zorgen dat hij zijn baan kwijt raakt, zijn inkomen verliest en mogelijk weer in een neerwaartse spiraal terecht komt. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan zorgen voor de spreekwoordelijke stok achter de deur.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
Verdachte is op 12 oktober 2021 aangehouden en in verzekering gesteld. Aan deze handeling kon verdachte de verwachting ontlenen dat hij zou worden vervolgd ter zake van een bepaald strafbaar feit. Het eindvonnis is echter pas gewezen op 11 juni 2024. Dit is niet te wijten aan de invloed van de verdediging op het procesverloop.
Daarmee is de redelijke termijn met ongeveer acht maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
Alles afwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor dit soort feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In dit geval zal de rechtbank daarvan afzien vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte zijn leven inmiddels op de rit lijkt te hebben gekregen.
Desondanks moet in de ogen van de rechtbank nog steeds een duidelijk signaal worden afgegeven, niet alleen aan verdachte, maar ook aan de samenleving, dat het 3D-printen en voorhanden hebben van (onderdelen van) vuurwapens bijzonder ernstige feiten zijn. Daarom is de rechtbank van oordeel dat naast de oplegging van een taakstraf en in afwijking van de eis van de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straffen is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
- 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstrafvan
150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, basisteam Achterhoek-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202110231115, gesloten op 31 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 152-153; proces-verbaal van bevindingen, p. 166; proces-verbaal van bevindingen, p. 226-227, proces-verbaal van bevindingen, p. 279 en 281.
3.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 258.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 240-241 en proces-verbaal onderzoek wapen, p. 259.
5.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 365 en NFI-rapport, p. 377.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 223-225.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 210 en p. 212-213 en p. 224.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 215-218.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 219.
11.Kennisgeving inbeslagneming en afstandsverklaring, p. 333 en 346.
12.Processen-verbaal van verhoor verdachte, p. 48, 53, 66.