ECLI:NL:RBGEL:2024:6276

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
092477-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het 3D-printen en voorhanden hebben van onderdelen van vuurwapens

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het 3D-printen en voorhanden hebben van onderdelen van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij in de woning van een medeverdachte 3D-printers en verschillende onderdelen van vuurwapens werden aangetroffen. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste feit, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de tenlastegelegde datum feitelijke macht had over het wapen. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de andere feiten, waarbij de verdachte betrokken was bij het vervaardigen van wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/092477-22
Datum uitspraak : 11 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. Y. ten Tuijnte, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2021 te Doetinchem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, van het merk Ekol Firat, type compact, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de WWM, te weten 10 kogelpatronen, kaliber .32(7.65 mm), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2021, althans op een of meer tijdstippen in het jaar 2021 te Doetinchem (3D geprinte) onderdelen te weten
-drie stuks behuizingen van de trekkergroep en/of
-drie stuks kastgroep (bovengedeelte) en/of
-drie stuks onderdelen van de afsluiter en/of
-een onderdeel van de kast (voorzijde van de kast) en/of
-twee kolfsteunen en/of
-drie onderdelen van de kolf en/of
-twee onderdelen van de afsluiter en/of
-twee metalen veren en/of
-diverse metalen onderdelen zoals schroeven etc. en/of
-7 (zeven) lopen van/voor (een)
vuurwapen(s) van categorie III, onder 1. van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool en/of een geweer, FGC-9, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Doetinchem , en/of in (een) (andere) plaats(en) in Nederland, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, zonder erkenning één of meer wapens van categorie III en/of munitie van categorie III, heeft vervaardigd en/of heeft getransformeerd en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Verdachte heeft dat wapen bekeken en ermee ‘gespeeld’ toen hij 3MMC gebruikte bij medeverdachte [medeverdachte] thuis, maar had daarvoor en daarna geen feitelijke macht (meer) over het wapen. Op de momenten dat hij niet in de woning was, kon hij over het wapen niet als heer en meester beschikken. Hij heeft het wapen dan ook niet voorhanden gehad, zeker niet op de tenlastegelegde pleegdatum.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de zeven lopen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Voor de overige tenlastegelegde onderdelen heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte heeft alleen een vraag van the Plug doorgegeven aan medeverdachte [medeverdachte] . Uit het procesdossier blijkt geen betrokkenheid van verdachte bij de wapenonderdelen of dat hij daarvan af wist.
Ten slotte heeft de raadsman ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit. Uit het procesdossier blijkt niet dat er daadwerkelijk wapens zijn vervaardigd. Bovendien blijkt ook hier de betrokkenheid van verdachte niet uit het procesdossier.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
Voor bewezenverklaring van het voorhanden hebben van wapens en munitie, zoals hier ten laste is gelegd, is vereist dat een verdachte op de tenlastegelegde pleegdatum een zekere feitelijke macht heeft over het wapen en de munitie in die zin dat hij daarover kon beschikken, alsmede dat een verdachte zich bewust is van de aanwezigheid ervan.
Op 12 oktober 2021 heeft medeverdachte [medeverdachte] de politie vrijwillig binnen gelaten in zijn woning. In een kamer op de eerste verdieping van deze woning lag op een slaapbank een zak waarin aan verdovende middelen gerelateerde goederen bleken te zitten. Onder de zitting bleek een gaspistool te liggen. Verder vond de politie in dezelfde ruimte tien kogelpatronen in een gripzakje in een lade van het bureau.
Verdachte, die op het moment van het aantreffen van de goederen niet in de woning aanwezig was, heeft verklaard dat hij het gaspistool ooit een keer gezien heeft en er toen mee heeft gespeeld. Op het gaspistool en op het gripzakje waarin de kogelpatronen zaten is DNA-materiaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte en meerdere onbekend gebleven personen (match-kans meer dan 1 miljard keer respectievelijk 890 miljoen keer waarschijnlijker dat het DNA van verdachte en andere onbekend gebleven personen is dan dat het van meerdere onbekend gebleven personen is). Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte afkomstig is.
De rechtbank overweegt op basis hiervan dat verdachte op enig moment wist van de aanwezigheid van het gaspistool en de munitie in de woning van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank kan echter niet vaststellen op welke datum dat was noch dat hij rond 12 oktober 2021 wist dat het wapen en de munitie zich in die woning bevonden. Hierbij is relevant dat op het wapen en het gripzakje (ook) DNA is aangetroffen van meerdere onbekend gebleven personen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Feiten 2 en 3
De bewijsmiddelen
Op 12 oktober 2021 trof de politie in de woning van medeverdachte [medeverdachte] aan de [adres 2] te [woonplaats] de volgende goederen aan:
˗ vier 3D-printers, waarvan er drie gebruikt waren;
˗ SD-kaarten met daarop instructies voor het 3D-printen van onderdelen van vuurwapens, evenals handleidingen, software en voorbeeldbestanden voor 3D-printen, gevonden in de ongebruikte en twee van de gebruikte 3D-printers;
˗ verschillende onderdelen van vuurwapens in een openstaande kluis;
˗ verschillende onderdelen van wapens op het bureau;
˗ een los wapenonderdeel op een bureau. [2]
De aangetroffen onderdelen betroffen onderdelen van een FGC-9 vuurwapen. Met uitzondering van de metalen onderdelen waren ze geprint middels een 3D-printer. Het gaat om de volgende onderdelen:
˗ drie stuks behuizingen van de trekkergroep;
˗ drie stuks kastgroep (bovengedeelte);
˗ drie stuks onderdelen van de afsluiter;
˗ een onderdeel van de kast (voorzijde van de kast);
˗ twee kolfsteunen;
˗ drie onderdelen van de kolf;
˗ twee onderdelen van de afsluiter;
˗ twee metalen veren;
˗ diverse metalen onderdelen, zoals schroeven etc. [3]
Gelet op de aangetroffen voorwerpen is het aannemelijk dat men voornemens was om 3D-geprinte FGC-9 vuurwapens te maken. Conform artikel 1.2.3 van de Circulaire wapens en munitie 2019 zijn de 3D-geprinte onderdelen specifiek bestemd voor het vuurwapen FGC-9 en (deels) van wezenlijke aard. Derhalve zijn het (deels) essentiële onderdelen, zoals genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie (hierna: WWM), van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1, van de WWM. Verdachte was niet in bezit van een erkenning of verlof voor het vervaardigen van vuurwapens, alsmede het voorhanden hebben van essentiële onderdelen van vuurwapens. [4]
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is een WhatsApp-gesprek aangetroffen met ‘ [naam 1] ’, die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte heeft verklaard dat hij dit telefoonnummer en WhatsApp-account gebruikte.
Op 12 augustus 2021 verstuurden zij onder andere de volgende berichten:
˗ Verdachte: ‘
Yoo kan de plug ff printer bij jou zetten ?
˗ (…)
˗ [medeverdachte] : ‘
Alleen neerzetten. Of gebruiken.
˗ Verdachte: ‘
Alleen neer zetten
˗ [medeverdachte] : ‘
Ja dat ken. Kan [5]
Op 13 augustus 2021:
˗ [medeverdachte] : ‘
Hlt dan g?
˗ Verdachte: ‘
Ik ga ff douche en dan kom k rii jou [6]
Op 6 september 2021:
˗ Verdachte: ‘
Pff die gek. Plug wel boos man. Klopt niks van die som.
˗ [medeverdachte] : ‘
Hoezo. (…) Welke som. Van [naam 2] en [naam 3] ?
˗ Verdachte: ‘
Van alles bij elkaar. Leg later wel uit.
˗ [medeverdachte] : ‘
Hij moet niet zo moeilijk doen kijk wat je allemaal doet voor m plus je bent jou winst dan kwijt niet de investering. (…)
˗ Verdachte: ‘
Stop er zo gwn mee. Ben er klaar mee man kkr hoofdpijn (…) Heb nagedacht en stop er mee man
˗ [medeverdachte] : ‘
Stop je met beide of alleen de hoofdpijn van gisteren. Want dan haal ik m weg.
˗ Verdachte: ‘
Alleen de hoofdpijn. Ga em zo ook zeggen.
˗ [medeverdachte] : ‘
Benieuwd hoe die gaat reageren ik wou sws al voorstellen om ipv dat je t brengt ze t gwn bij mij halen en dat we t opschrijven ipv random geven. Maar dit haalt wel veel van je hoofdpijn weg. (…)
˗ [medeverdachte] : ‘
Kan dat ene nog wel dan wat we vandaag zouden fixen anders moet t ding sws ff weg want weet nou zo geen oplossing
˗ [medeverdachte] : ‘
Woensdag kan ik je deel al terug geven en t ding is natuurlijk klaar. (…)
˗ Verdachte: ‘
Jaa komt wel goed’ (…)
˗ [medeverdachte] : ‘
Hoelaat ben je er vnv dan?
˗ Verdachte: ‘
Na werk gelijk (…) [7]
In de woning van medeverdachte [medeverdachte] zijn 134 gripzakjes 3MMC aangetroffen. [8]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat er in het weekend vaak vrienden/bekenden bij hem over de vloer kwamen in zijn woning, dat ze gezamenlijk drugs gebruikten en dat de in zijn woning aangetroffen drugs (3MMC) van verdachte was. Verdachte legde de drugs neer, anderen konden daarvan gebruik maken en moesten verdachte daarvoor geld geven. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verder verklaard dat verdachte aan hem vroeg of hij de 3D-printers bij hem mocht neerzetten. De eerste printer werd door (de) Plug, een Marokkaanse jongen, gebracht. Dit zou ook de jongen zijn die de 3MMC leverde. [9] Verdachte en een Marokkaanse vriend van verdachte mochten de kamer en een kluis van medeverdachte [medeverdachte] gebruiken. [10]
In een telefoongesprek op 25 november 2021 heeft verdachte gezegd dat hij (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) heeft lopen snitchen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in de woning van [medeverdachte] verbleef en dat ‘de hoofdpijn’ in de chat met [medeverdachte] ging over drugs. [12]
De bewijsmotivering
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bezig hield met het medeplegen van het vervaardigen van wapens van categorie III van de WWM.
Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] zijn immers WhatsApp-berichten aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte vroeg of hij een 3D-printer in de woning van medeverdachte [medeverdachte] mocht neerzetten. De medeverdachte stemde hiermee in en er zijn ook 3D-printers aangetroffen in diens woning. Verder blijkt uit de WhatsApp-berichten dat verdachte alleen wilde stoppen met ‘de hoofdpijn van gister, maar niet met allebei’. Medeverdachte [medeverdachte] antwoordt hierop: ‘
Kan dat ene nog wel dan wat we vandaag zouden fixen anders moet t ding sws ff weg’. Verdachte bevestigt dat dit goedkomt en ze spreken diezelfde dag af.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met ‘de hoofdpijn’ verdovende middelen bedoelde. Gelet hierop, en gelet op de onderdelen die op 12 oktober 2021 bij medeverdachte [medeverdachte] thuis zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat hier middels versluierd taalgebruik wordt gesproken over het 3D-printen van wapens. Verdachte is hierbij gelet op de inhoud van de berichten ook betrokken geweest. [medeverdachte] heeft het immers over ‘
dat ene dat we vandaag zouden fixen’ en ‘
t ding is klaar
.Waarbij de rechtbank aanneemt dat met ‘
fixen’ het maken/vervaardigen van wapenonderdelen is bedoeld en met ‘
t ding’ een wapen(onderdeel). Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in het kader van de vervaardiging van vuurwapens.
Verder lijkt uit het procesdossier te volgen dat er in ieder geval nog één ander persoon betrokken was bij deze gang van zaken, namelijk de Marokkaanse vriend van verdachte die wordt aangeduid als (the) Plug. Ten aanzien van de door deze persoon geleverde intellectuele en materiële bijdrage aan de tenlastegelegde feiten biedt het dossier echter onvoldoende aanknopingspunten.
Uit het procesdossier blijkt niet dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het vervaardigen van munitie. Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte worden vrijgesproken.
In het oordeel dat verdachte zich als medepleger bezig hield met de vervaardiging van vuurwapens ligt besloten dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde 3D-geprinte onderdelen van een FGC-9 vuurwapen, aangetroffen in de woning van [medeverdachte] , voorhanden heeft gehad. Dat betreft de tenlastegelegde onderdelen, met uitzondering van de 7 lopen.
Deze zeven metalen voorwerpen zijn in een kast in de slaapkamer van verdachte aangetroffen. Volgens het NFI vertonen deze voorwerpen gelijkenis met lopen die in vuurwapens kunnen worden geplaatst. Op basis van het procesdossier is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden dat dit essentiële onderdelen van wapens zouden zijn. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Pleegperiode/-datum
Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onderdelen voorhanden heeft gehad op 12 oktober 2021, de datum waarop ze zijn aangetroffen.
Ten aanzien van feit 3 zal de rechtbank het begin van de pleegperiode vaststellen op 12 augustus 2021, de dag waarop verdachte aan de medeverdachte vroeg of de 3D-printers in zijn, medeverdachtes, woning mochten staan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks12 oktober 2021
, althans op een of meer tijdstippen in het jaar 2021te Doetinchem
(3D
-geprinte
)onderdelen te weten
- drie stuks behuizingen van de trekkergroep en
/of
- drie stuks kastgroep (bovengedeelte) en
/of
- drie stuks onderdelen van de afsluiter en
/of
- een onderdeel van de kast (voorzijde van de kast) en
/of
- twee kolfsteunen en
/of
- drie onderdelen van de kolf en
/of
- twee onderdelen van de afsluiter en
/of
- twee metalen veren en
/of
- diverse metalen onderdelen zoals schroeven etc.
en/of
-7 (zeven) lopenvan/voor (een)
vuurwapen(s) van categorie III, onder 1. van de Wet wapens en munitie, te weten een
(gas)pistool en/of een geweer, FGC-9, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van
12 augustus2021 tot en met 12 oktober 2021 te Doetinchem ,
en/of in (een) (andere) plaats(en) in Nederland, althans in Nederland,meermalen,
althans eenmaal,tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
),
althans alleen,zonder erkenning één of meer wapens van categorie III
en/of munitie van categorie III, heeft vervaardigd
en/of heeft getransformeerd en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of heeft hersteld en/of heeft beproefd en/of heeft verhandeld.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, onderdeel a van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 40 uur, subsidiair 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat als strafverminderende factor moet worden meegewogen dat de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) is overschreden. Verder heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee strafbare feiten. Hij heeft met 3D-printers essentiële onderdelen van vuurwapens geprint en daarmee deze onderdelen ook voorhanden gehad. Dit is een redelijk nieuwe trend in Nederland. 3D-printers zijn inmiddels redelijk betaalbaar. Door op deze wijze te handelen kunnen vuurwapens worden geproduceerd die volstrekt niet traceerbaar zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens levensgevaarlijk zijn en worden gebruikt om ernstige strafbare feiten te begaan, zoals bedreigingen, overvallen of zelfs erger en dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt bij conflicten. Gelet hierop is krachtig optreden aangewezen tegen het produceren en voorhanden hebben van essentiële onderdelen van vuurwapens, zeker als deze 3D-geprint en dus niet traceerbaar zijn.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij heeft bijgedragen aan de risico’s en gevaren die kleven aan illegale wapens en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving die daarmee gepaard gaan. Verder constateert de rechtbank dat verdachte in het geheel geen openheid van zaken heeft gegeven.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven. Wegens onderhavige zaak is verdachte enkele dagen in verzekering gesteld.
Reclassering Nederland heeft op 7 juli 2023 en 8 mei 2024 adviezen over verdachte uitgebracht. Omdat verdachte zich bij de gesprekken met de reclassering een beroep deed op zijn zwijgrecht kan de reclassering niet bepalen welke factoren een rol hebben gespeeld en/of in verband stonden met het delictgedrag. Er is geen sprake van een delictpatroon. De reclassering heeft de indruk dat verdachte stabiliteit heeft in zijn leven. Hij woont in een gezin dat ondersteunend voor hem is, heeft werk en vrijwillige bewindvoering. Er is geen sprake van problematisch middelengebruik. Verdachte heeft geen hulpvragen en ervaart geen psychische klachten. Vanuit de reclassering zijn interventies niet geïndiceerd.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal verdachte uit balans brengen. Dit zal onder andere betekenen dat zijn verblijf bij een zorggezin wordt beëindigd.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
Verdachte is op 24 november 2021 aangehouden en in verzekering gesteld. Aan deze handeling kon verdachte de verwachting ontlenen dat hij zou worden vervolgd ter zake van een bepaald strafbaar feit. Het eindvonnis is echter pas gewezen op 11 juni 2024. Dit is niet te wijten aan de invloed van de verdediging op het procesverloop.
Daarmee is de redelijke termijn met ruim zes maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
Alles afwegende en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor dit soort feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In dit geval zal de rechtbank daarvan afzien vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte zijn leven inmiddels op de rit lijkt te hebben gekregen.
Desondanks moet in de ogen van de rechtbank nog steeds een duidelijk signaal worden afgegeven, niet alleen aan verdachte, maar ook aan de samenleving, dat het 3D-printen en voorhanden hebben van (onderdelen van) vuurwapens bijzonder ernstige feiten zijn. Daarom is de rechtbank van oordeel dat naast de oplegging van een taakstraf en in afwijking van de eis van de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straffen is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
- 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstrafvan
150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, basisteam Achterhoek-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202110231115, gesloten op 31 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 152-153; proces-verbaal van bevindingen, p. 166; proces-verbaal van bevindingen, p. 226-227, proces-verbaal van bevindingen, p. 279 en 281.
3.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 258.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 240-241 en proces-verbaal onderzoek wapen, p. 259.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 210 en p. 212-213 en p. 224.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 215-218.
8.Kennisgeving inbeslagneming en afstandsverklaring, p. 333 en 346.
9.Processen-verbaal van verhoor verdachte, p. 48, 53, 66.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 56-57.
11.Een geschrift, te weten een uitwerking van een tapgesprek, p. 285.
12.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 mei 2024