ECLI:NL:RBGEL:2024:6189

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
05/085512-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van explosie, afpersing, diefstal en witwassen door een 20-jarige man

Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een explosie, afpersing, medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met braak en medeplichtigheid aan witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 maart 2024 in Arnhem een vuurwerkbom heeft geplaatst bij een café, wat leidde tot een explosie. Daarnaast heeft hij in de periode van 9 tot 10 maart 2024 de eigenaar van het café onder druk gezet om geld af te geven, met dreigementen en intimidatie. De verdachte heeft het feit van afpersing bekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de explosie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar hem wel schuldig bevonden aan de afpersing. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 245 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder hulpverlening en toezicht door de jeugdreclassering. Tevens is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en moet hij schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij, de eigenaar van het café, voor materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/085512-24
Datum uitspraak : 10 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats 1] (Duitsland),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. N. Tanoglu, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2024 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een geprepareerde vuurwerkbom,
althans een brandbaar en/of explosief materiaal, voor de toegangsdeur van Café
[bedrijfsnaam] , gelegen aan de [adres 2] te Arnhem, te plaatsen en deze geprepareerde
vuurwerkbom aan te steken, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de (boven)woningen gelegen aan de [adres 2] te Arnhem en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te wetenbewoners en/of bezoekers van de (boven)woningen gelegen aan de [adres 2] te Arnhem,
te duchten was;
2.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 9 maart 2024 tot en met 10 maart 2024 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] , althans de eigenaar van Café [bedrijfsnaam] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, althans een hoeveelheid echte en nagemaakte bankbiljetten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door:
  • een briefje bij café [bedrijfsnaam] te bezorgen met daarop de tekst “GAAN WE DIT SAMENOPLOSSEN OF MOETEN WIJ HET ZELF DOEN [telefoonnummer] WIJ VERWACHTEN BERICHT VOOR 24:00”,
  • (vervolgens) telefonisch tegen een medewerkster van café [bedrijfsnaam] onder andere te zeggen “Wij zijn de jongens van tussen 4 a 5” en/of “Verdere instructies komen via de sms, dit is geen kankergrap”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
  • (vervolgens) een SMS-bericht te sturen naar voornoemde [slachtoffer] , met daarin de tekst "Voor morgen middernacht moet er 30000 euro op deze BITCOIN adders staan anders brengt het feestje morgen avond nog meer overlast" althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en daarbij vermeld een Bitcoin-adres,
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer] onder andere te zeggen “Ja, dan ga je het uitzoeken. Is het begrepen, voor morgen 12 uur 30.000 euro op het Bitcoins adres. Ik zie het dan wel, anders komen de gevolgen. Duidelijk?” althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer] onder andere te zeggen “Ga me geen kanker scotoe ga er geen kanker politie bij halen dan hebben we een kanker probleem. Ga ik er een heel kankerfestival van bouwen” althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer] onder andere te zeggen "Ik heb u net gezegd dat ik niet dat er politie bij wordt betrokken. Er is een mogelijkheid om het op deze manier te regelen. Ma ik zou iemand anders sturen. Als deze persoon niet terug komt of ik rare andere dingen hoor dan komt er een kanker groot probleem. En deze probleem is al helemaal niet te overzien. Dus weet wel wat u hiermee euh.. weet wel dat u dit heel goed moet doen, want anders zijn de problemen niet te overzien. Ik vergeet het adres van je kankercafe nooit meer” en/of “Dat boeit me geen Kanker, het moet opgelost worden. Ik wil ook dat u het oplost. ik bel je op om het op te lossen. Er kan gewoon betaald worden. het kan of gewoon in cash en ik stuur iemand anders. Die persoon komt terug, komt die niet terug of ik hoor rare dingen, dan heb je de problemen totaal niet overzien worden. Het kan ook via Bitcion, dan help ik u alles uitleggen en wordt het aangemaakt en wordt gewoon over gemaakt. maar zoals ik u net al heb uitgelegd. Weet je de zaak kan ook sluiten he. U weet volgens mij zelf heel goed wat de gevolgen zijn, dat hoef ik je niet uit te leggen”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij 15.000 euro wil hebben vandaag en dat hij, die [slachtoffer] , dat moet regelen en als dat niet lukt, er grote problemen komen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
  • (vervolgens) telefonisch afspraken te maken over de overdracht van het afgesproken geldbedrag,
  • (vervolgens) per SMS coördinaten naar die [slachtoffer] te sturen en aan die [slachtoffer] te vragen om een SMS te sturen met de locatie van het afgesproken geldbedrag, en/of
  • (vervolgens) zich naar de betreffende locatie te begeven en de tas waarin het geld zich bevond, te pakken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
FEIT 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1. Hij heeft daarom geconcludeerd tot een vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het ontbreekt aan voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Zij heeft de rechtbank daarom gevraagd verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
FEIT 2
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 118;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 155;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 159, 160, 163, 165, 169 en 170;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 176;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 186;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 augustus 2024.

3.De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
hij
op een of meerdere momentenin
of omstreeksde periode van 9 maart 2024 tot en met 10 maart 2024 te Arnhem,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer] ,
althansde eigenaar van Café [bedrijfsnaam] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, althans een hoeveelheid echte en nagemaakte bankbiljetten,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel often dele aan die [slachtoffer] en
/ofeen derde toebehoorde
(n
)door
  • een briefje bij café [bedrijfsnaam] te bezorgen met daarop de tekst “GAAN WE DIT SAMENOPLOSSEN OF MOETEN WIJ HET ZELF DOEN [telefoonnummer] WIJ VERWACHTEN BERICHT VOOR 24:00”,
  • (vervolgens) telefonisch tegen een medewerkster van café [bedrijfsnaam] onder andere te zeggen “Wij zijn de jongens van tussen 4 a 5” en
  • (vervolgens) een SMS-bericht te sturen naar voornoemde [slachtoffer] , met daarin de tekst "Voor morgen middernacht moet er 30000 euro op deze BITCOIN adders staan anders brengt het feestje morgen avond nog meer overlast"
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer] onder andere te zeggen “Ja, dan ga je het uitzoeken. Is het begrepen, voor morgen 12 uur 30.000 euro op het Bitcoins adres. Ik zie het dan wel, anders komen de gevolgen. Duidelijk?”
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer] onder andere te zeggen “Ga me geen kanker scotoe ga er geen kanker politie bij halen dan hebben we een kanker probleem. Ga ik er een heel kankerfestival van bouwen”
  • (vervolgens) telefonisch tegen voornoemde [slachtoffer] onder andere te zeggen "Ik heb u net gezegd dat ik niet dat er politie bij wordt betrokken. Er is een mogelijkheid om het op deze manier te regelen. Ma ik zou iemand anders sturen. Als deze persoon niet terug komt of ik rare andere dingen hoor dan komt er een kanker groot probleem. En deze probleem is al helemaal niet te overzien. Dus weet wel wat u hiermee euh.. weet wel dat u dit heel goed moet doen, want anders zijn de problemen niet te overzien. Ik vergeet het adres van je kankercafe nooit meer” en
  • (vervolgens) telefonisch tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij 15.000 euro wil hebben vandaag en dat hij, die [slachtoffer] , dat moet regelen en als dat niet lukt, er grote problemen komen,
  • (vervolgens) telefonisch afspraken te maken over de overdracht van het afgesproken geldbedrag,
  • (vervolgens) per SMS coördinaten naar die [slachtoffer] te sturen en aan die [slachtoffer] te vragen om een SMS te sturen met de locatie van het afgesproken geldbedrag, en
  • (vervolgens) zich naar de betreffende locatie te begeven en de tas waarin het geld zich bevond, te pakken.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De motivering van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet daarvan worden afgetrokken.
Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie van 180 dagen. Hij eist daarbij een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd. De officier van justitie heeft tijdens de zitting te kennen gegeven dat hij zich kan vinden in het eventueel schrappen van het elektronisch toezicht.
Ook eist de officier van justitie een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft tot slot geëist dat het -inmiddels geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte bij het uitvoeren van de afpersingshandelingen onder grote druk is gezet door de medeverdachten. Zij is van mening dat dit gegeven dient mee te wegen bij het bepalen van de straf. De raadsvrouw heeft de rechtbank verder gewezen op de rapportage van de psycholoog waaruit blijkt dat het ten laste gelegde feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Zij heeft de rechtbank gewezen op de relatief jonge leeftijd van verdachte. Zij is van mening dat begeleiding en behandeling van belang is voor verdachte. De raadsvrouw heeft gesteld dat sprake is van een laag recidiverisico en zij heeft gewezen op de zeer positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt tijdens de periode van schorsing van de voorlopige hechtenis. Zij heeft de rechtbank om voornoemde redenen verzocht de zaak af te doen met een geheel voorwaardelijke werkstraf met daarbij de voorwaarden die zijn geadviseerd door de Raad, met uitzonderling van de enkelband. De raadsvrouw heeft daarbij opgemerkt dat verdachte al 5 maanden een enkelband draagt en dat verdachte ook goed te begeleiden is zonder enkelband.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 29 juli 2024 (het strafblad),
  • de rapportage Pro Justitia van 19 juni 2024 van drs. M.C.G. Smeets, GZ-psycholoog,
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 juli 2024.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing. Twee dagen nadat er een explosie was geweest bij Café [bedrijfsnaam] , heeft verdachte daar een briefje neergelegd waarop te lezen was dat de eigenaar van het café contact moest opnemen met het vermelde telefoonnummer. Verdachte heeft de eigenaar van het café onder druk gezet door zich dreigend en intimiderend op te stellen tijdens telefoongesprekken. Ook zijn er dreigende SMS-berichten aan de café eigenaar gestuurd. Uiteindelijk is verdachte naar de locatie gegaan waar de eigenaar van het café een afgesproken geldbedrag zou neerleggen. Verdachte heeft daar de tas waarin het geld zich bevond gepakt om mee te nemen. Hij was op dat moment in het bezit van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De rechtbank overweegt dat de gevolgen van de afpersing groot zijn. De eigenaar van het café heeft door wat er is gebeurd te kampen met ernstige angstklachten en slaapproblemen. Ook heeft de afpersing angst bij de medewerkers van het café teweeg gebracht.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben betoogd dat verdachte bij het plegen van de ten laste gelegde feiten zodanig onder druk is gezet door de medeverdachten, dat hij uit angst heeft gehandeld en dat hij voor zijn aandeel in de afpersing slechts ‘een paar tientjes’ zou krijgen van zijn medeverdachten. De rechtbank overweegt dat het goed mogelijk is dat verdachte bij het plegen van de ten laste gelegde afpersing flink is beïnvloed door de medeverdachten die een aantal jaren ouder waren dan hijzelf. Het beeld ontstaat dat de medeverdachten verdachte de spreekwoordelijke kastanjes uit het vuur hebben laten halen en hebben geprobeerd om zelf buiten beeld te blijven. Echter blijkt uit het dossier niet dat verdachte - buiten wat hij hierover zelf heeft verklaard - door de medeverdachten zwaar onder druk is gezet. De pauzes in de telefonische ‘afpersgesprekken’ waar verdachte en zijn raadsvrouw op hebben gewezen waarin verdachte door zijn medeverdachten zou zijn bedreigd, kunnen evengoed blijken van ‘normaal’ overleg tussen verdachten over wat te zeggen tegen de café-eigenaar. Bovendien is verdachte op verschillende momenten ruimschoots in de gelegenheid geweest weg te lopen of om op hulp te vragen en heeft hij zijn moeder tijdens dit weekend aan de telefoon gehad en tegen haar gezegd dat het ‘gezellig’ was. Een andere contra-indicatie voor de verklaring van verdachte op dit punt is dat een medeverdachte tegen hem, vlak voor het ophalen van het geldbedrag, heeft gezegd dat verdachte zou ‘gaan stinken naar money’, een aanwijzing dat verdachte (juist) volop zou delen in de buit.
Het advies van de deskundigen
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Deze deskundige heeft het volgende gerapporteerd.
Betrokkene is een 15-jarige jongen die als gevolg van een lange periode van huiselijk (verbaal) geweld en een lange periode van pesten met zijn uiterlijk (overgewicht) een posttraumatische stressstoornis, matig en een depressieve stoornis met angstige stemming, matig heeft ontwikkeld. Tevens spelen er sociaal-maatschappelijke factoren als negatieve invloed van ouderlijke relatieproblemen op een kind, uiteenvallen van een gezin door scheiding, hoog niveau van gevoelsuitingen binnen een gezin, problemen verband houdend met overige juridische omstandigheden en inadequate behuizing (tot kort voor het ten laste gelegde). Hoewel betrokkene een gezonde persoonlijkheids- en gewetensontwikkeling doormaakt en beschikt over gezonde adaptieve vaardigheden maken zijn intelligentieniveau (laag in het gemiddelde gebied), de hoge mate van klachten die hij ervaart in die periode in combinatie met het wonen bij een veel oudere vriend, het missen van de structuur van school, het missen van ouderlijk toezicht en zijn beperkte weerbaarheid hem kwetsbaar en beïnvloedbaar.
Tijdens het ten laste gelegde was er zeer waarschijnlijk sprake van bovengenoemde functionele beperkingen. Het is zeer waarschijnlijk dat de gedragskeuzes van betrokkene en zijn gedragingen hierdoor werden beïnvloed. Het is ook zeer waarschijnlijk dat betrokkene vanuit zijn kwetsbaarheid verminderd weerbaar en beïnvloedbaar was, geen goed inzicht had in de intenties van deze medeverdachten en zich mogelijk mee heeft laten trekken in crimineel gedrag. Ook is op basis van zijn kwetsbaarheid niet uit te sluiten dat hij de gevolgen van zijn gedrag op dat moment niet heeft kunnen overzien. Hoewel er voor het zorgvuldig onderbouwen van de toerekenbaarheid ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit informatie mist over de precieze rol van betrokkene, wordt op basis van de bovengenoemde functionele beperkingen in het dagelijks leven en op basis van de sociaal-maatschappelijke factoren, waaronder het missen van ouderlijk toezicht en toezicht vanuit school in die periode, geadviseerd deze ten laste legging in verminderde mate toe te rekenen.
Als gekeken wordt naar de samenhang tussen de stoornissen, de risico- en beschermende factoren en het ten laste gelegde dan is de voorzichtige verwachting dat er met de nieuwe woning een meer stabiele thuissituatie met moeder en zijn tweelingbroer ontstaat, waardoor mogelijk ook het ouderlijk toezicht hersteld zal worden. De belangrijkste risicofactor blijft echter zijn kwetsbaarheid met beperkte weerbaarheid en beïnvloedbaarheid voor minder pro-sociale jongeren. Als betrokkene zonder toezicht is en er geen interventies plaatsvinden, kan hij in sociale situaties met minder prosociale leeftijdsgenoten komen, die hij niet goed kan inschatten. Als betrokkene in een dergelijke sociale situatie komt, dan wordt het risico op recidive ingeschat op matig en worden de beschermende factoren, die dan uitsluitend individueel zijn (o.a. motivatie en veerkracht) ingeschat op onvoldoende. Om het recidiverisico te beperken, wordt geadviseerd om betrokkene coaching te bieden, gericht op zijn persoonlijkheids- en sociaal-emotionele ontwikkeling, het ontwikkelen van adaptieve vaardigheden voor het vergroten van zelfredzaamheid. Ook wordt geadviseerd betrokkene te begeleiden op verschillende levensgebieden zoals werk, school en financiën. Daarnaast wordt geadviseerd om te starten met therapie voor de depressieve, angst en posttraumatische stressklachten. Tot slot wordt een assertiviteitstraining in het belang van betrokkene geacht, is het van belang dat hij inzicht geeft in zijn sociale contacten en dient hij mee te werken aan het opstellen van een delictanalyse. De voorgaande adviezen kunnen als bijzondere voorwaarden worden opgenomen in het kader van ITB Harde Kern, gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan de vanuit het psychologisch onderzoek geadviseerde hulpverlening en/of behandeling;
  • zich onder behandeling stelt van BOEI Limburg of een soortgelijke instelling;
  • een adequate vorm van dagbesteding heeft;
  • geen contact heeft of laat leggen met de medeverdachte(n);
  • huisarrest heeft, met uitzondering van school, waarbij hij gehaald wordt van en gebracht wordt naar school door een volwassene (zolang de jeugdreclasseerder dit nodig vindt);
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg in Roermond, zich houdt aan het locatiegebod conform het advies van Reclassering Nederland van 2 mei 2024, en zich ter controle van het locatiegebod onder elektronische toezicht zal stellen van Reclassering Nederland;
  • medewerking verleent aan de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan 6 maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, zich daarna gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
Het standpunt van de jeugdreclassering
De jeugdreclasseerder heeft tijdens de zitting verteld dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt tijdens de periode van schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte is gemotiveerd en stelt zich open voor begeleiding. De jeugdreclasseerder is van mening dat een nieuwe periode van detentie de kans op recidive verhoogt, omdat de positieve ontwikkeling van verdachte daarmee wordt doorkruist. De jeugdreclasseerder heeft desgevraagd kenbaar gemaakt dat hij achter het advies van de Raad staat. Hij is van mening dat een verlenging van het ITB Harde Kern traject in combinatie met het elektronisch toezicht nu nog nodig is, maar dat dit kader gaandeweg kan worden versoepeld. Hiervoor is het van belang dat de rechtbank deze voorwaarde oplegt, waarbij wordt opgenomen dat de voorwaarde geldt zolang de reclassering dat nodig vindt.
De ontwikkeling van verdachte sinds de feiten
De rechtbank vindt het positief dat verdachte zich goed heeft ontwikkeld in de periode van schorsing van de voorlopige hechtenis, zoals naar voren is gekomen tijdens de zitting. Verdachte heeft laten zien dat hij gemotiveerd is om iets van zijn leven te maken. Hij heeft ondanks een periode van detentie weten te slagen voor zijn eindexamen. Ook heeft hij zich aangemeld voor een vervolgopleiding en een stageplek geregeld. Bovendien is verdachte gestart met een bijbaan. Verdachte heeft in de afgelopen periode laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden en hij stelt zich open voor begeleiding en behandeling. De rechtbank weegt de positieve ontwikkelingen mee in het voordeel van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de ernst van de bewezen verklaarde afpersing in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur zou rechtvaardigen. Alles afwegende zal de rechtbank in het geval van verdachte, conform de eis van de officier van justitie, aan verdachte een jeugddetentie van 245 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk opleggen en daarnaast een werkstraf van 120 uur. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (door de rechtbank berekend op 65 dagen) dient van de opgelegde jeugddetentie te worden afgetrokken. Dit houdt in dat verdachte niet terug hoeft naar de JJI. De rechtbank weegt daarin mee dat verdachte tijdens de voorlopige hechtenis een relatief lange periode in beperkingen heeft doorgebracht, sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een enkelband draagt en hij zich sinds het vrijkomen uit de voorlopige hechtenis positief ontwikkelt. De rechtbank wil deze positieve ontwikkeling niet doorkruisen. Aan verdachte wordt wel een forse voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en in het bijzonder om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie verbindt de rechtbank een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. De rechtbank legt, ondanks het verzoek van de raadsvrouw en het standpunt hierover van de officier van justitie, wel elektronisch toezicht op ter controle van het locatiegebod, voor een periode van maximaal vier maanden, waarbij de jeugdreclassering dit toezicht desgewenst kan beëindigen. De rechtbank vindt het in het belang van verdachte dat de versoepeling van de voorwaarden onder leiding van de jeugdreclassering geleidelijk kan plaatsvinden, in een tempo dat past bij de ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft (onder meer) in verband met de ten laste gelegde afpersing een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 7.458,59 aan materiële schade en € 7.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ten aanzien van een eventuele hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van de schade heeft de benadeelde partij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor wat betreft het gevorderde bedrag aan smartengeld en de materiële schade die ziet op de kosten van therapie. Dit is een bedrag van € 8.597,07. De officier van justitie vordert ook toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Bij de schadevergoedingsmaatregel dient volgens de officier van justitie geen vervangende jeugddetentie te worden opgelegd.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van smartengeld op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag veel te hoog is. De jurisprudentie die is aangehaald door de advocaat van de benadeelde partij ziet op aanslagen op woningen. De raadsvrouw is van mening dat de explosie verdachte niet valt te verwijten, maar slechts de afpersing. Om die reden is zij van mening dat een vergoeding voor de immateriële schade aanzienlijk lager moet worden vastgesteld dan het gevorderde bedrag.
Over de materiële schade heeft de raadsvrouw opgemerkt dat uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij al voor de afpersing een moeilijke tijd doormaakte. Uit de stukken blijkt niet waarvoor hij in therapie was. De raadsvrouw heeft opgemerkt dat uit de stukken niet blijkt dat de volledige kosten van de therapie verband houden met de afpersing. Zij is daarom van mening dat slechts een deel van de kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat de overige kostenposten verband houden met de explosie en niet met de afpersing. Zij heeft de rechtbank daarom gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het deel van de vordering dat ziet op deze posten.
De beoordeling door de rechtbank
De materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde bedragen van € 146,- en € 95,70 voor respectievelijk de vliegtickets en het parkeergeld voldoende zijn onderbouwd en rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze bedragen toewijzen. De kosten van de therapiesessies zal de rechtbank deels toewijzen, tot een bedrag van € 550,-de helft van het gevorderde bedrag.
De rechtbank overweegt verder dat er onvoldoende causaal verband is aangetoond tussen de bewezenverklaarde afpersing en de gevorderde schadeposten die zien op het vat bier, de flatscreen tv en de gederfde omzet, omdat deze het gevolg lijken te zijn van de ontploffing bij het café, waarvoor de rechtbank verdachte niet (mede)verantwoordelijk houdt. De rechtbank zal om die reden de delen van de vordering die hiermee verband houden afwijzen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van het dossier en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Deze benadeelde partij is gelet op de aard en ernst van de normschending, zijnde de afpersing, op andere wijze in zijn persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is daarbij op de voet van artikel 6:102 BW jegens de benadeelde partij hoofdelijk aansprakelijk voor de naast de afpersing mogelijk mede door de ontploffing veroorzaakte schade. Het hierop ziende verweer namens verdachte verwerpt de rechtbank dan ook.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 4.000,00 vaststellen.
Verdachte is vanaf 26 augustus 2024 (datum indiening vordering) wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding verschuldigd en vanaf 9 maart 2024 (datum bewezenverklaarde feit) over het toegewezen bedrag aan smartengeld.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hoofdelijk) opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel alleen ziet op het toegewezen bedrag. In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.

9.De beoordeling van het beslag

Er ligt beslag op een Apple iPhone 8 en een Apple iPhone XR.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd te bepalen dat de beide telefoons terug worden gegeven aan de rechthebbenden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van de Apple iPhone XR aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
De rechtbank overweegt dat de Apple iPhone 8 toebehoort aan een vriend van verdachte. Zij zal de teruggave van deze iPhone aan de rechthebbende gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aaen 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
A. een taakstraf, te weten
een werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
een jeugddetentie voor de duur van 245 (tweehonderdvijfenveertig) dagen;
bepaalt dat van die
jeugddetentie 180 (honderdtachtig) dagenniet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaar onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
1. meewerkt aan de vanuit het psychologisch onderzoek geadviseerde hulpverlening (waar onder in ieder geval therapie voor de depressieve, angst en posttraumatische stressklachten en het volgen van een assertiviteitstraining) en/of zich onder behandeling stelt van een deskundige of zorginstelling, door de jeugdreclassering te bepalen;
2. zich onder behandeling stelt van BOEI Limburg of een soortgelijke instelling, te bepalen door de jeugdreclassering;
3. in overleg met de jeugdreclassering een adequate vorm van dagbesteding heeft;
4. geen contact heeft of laat leggen met de medeverdachten: [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2004 in [geboorteplaats 2] ) en [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 3] 2004 in [geboorteplaats 3] );
5. huisarrest heeft, met uitzondering van school, waarbij hij gehaald wordt van en gebracht wordt naar school door een volwassene, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
6. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg in Roermond, zich houdt aan het locatiegebod conform het advies van Reclassering Nederland van 2 mei 2024, en zich ter controle van het locatiegebod voor een periode van maximaal 4 maanden onder elektronische toezicht zal stellen van Reclassering Nederland, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt;
7. meewerkt aan de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan 6 maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, en zich daarna gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
geeft de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg, locatie Roermond, de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
onder de voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg, locatie Roermond, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen.
 beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
 heft het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan verdachte, te weten de Apple iPhone XR;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten de Apple iPhone 8;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 791,70 (zevenhonderdéénennegentig euro en zeventig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 4.000,00 (vierduizend euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de gevorderde schadevergoeding voor het vat bier, de flatscreen TV en de gederfde omzet af;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 791,70 aan materiële schade en € 4.000,00 aan smartengeld. De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Het bedrag aan smartengeld wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het volledige bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Pas (kinderrechter en voorzitter), mr. M. Rietveld en
mr. M.W. Stoet, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2024.
mr. C.L. Pas, mr. M.W. Stoet en de griffier
zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummers PL0600-2024105997 en PL0600-2024110328, gesloten op 18 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.