In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en N.V. Schadeverzekering-Maatschappij Bovemij. De zaak betreft een geschil over een schadevergoeding na een autobrand. De eiser, vertegenwoordigd door mr. I.P. Sigmond, heeft gesteld dat de brand niet door hem is veroorzaakt, terwijl Bovemij, vertegenwoordigd door mr. I. van der Putt-van Vessem, betoogt dat de eiser de brand zelf heeft aangestoken en hierover heeft gelogen. In een tussenvonnis van 17 november 2023 is de eiser in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewijsoordeel dat hij de autobrand zelf heeft veroorzaakt. Tijdens het getuigenverhoor op 4 april 2024 heeft de eiser zichzelf en meerdere getuigen gehoord, maar de kantonrechter oordeelt dat het tegenbewijs niet is geleverd. De verklaringen van de getuigen en de rapporten van DEKRA ondersteunen het voorshands bewijsoordeel dat de eiser de autobrand zelf heeft veroorzaakt. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van verval van het recht op uitkering, waardoor de vordering van de eiser in conventie wordt afgewezen. In reconventie wordt de vordering van Bovemij toegewezen, waarbij de eiser wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.648,62, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt de eiser in de proceskosten veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie.