ECLI:NL:RBGEL:2024:616

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
416447
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst recreatiewoning wegens tekortkomingen in nakoming door verkoper

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en verkopers van een recreatiewoning. De koper, een besloten vennootschap, heeft de koopovereenkomst ontbonden omdat de woning niet beschikte over de eigenschappen die voor normaal gebruik nodig zijn. De verkopers hebben de woning verkocht zonder de benodigde toestemming van de Vereniging van Eigenaren, waardoor de koper geen toegang had tot de woning. De rechtbank oordeelde dat de verkopers tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank heeft de verkopers veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 50.000,00, na matiging van de oorspronkelijk gevorderde boete van € 102.500,00. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de koper toegewezen. In reconventie hebben de verkopers een vordering ingesteld tegen de koper, maar deze is afgewezen omdat de koper niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij het verkopen van onroerend goed, met name de noodzaak om te voldoen aan de voorwaarden van de koopovereenkomst en de relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/416447 / HA ZA 23-106 / 1011 / 1787
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiser],
te [Plaats 3] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [Eiser] ,
advocaat: mr. G.A. de Boer te Meppel,
tegen

1.[Gedaagde 1] ,2. [Gedaagde 2] ,

beiden wonende te [Plaats 1] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: [Gedaagden] ,
advocaat: mr. B.P. van Overeem te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2023;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 december 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 13 augustus 2022 hebben [Gedaagden] een perceel grond met woning aan de [Adres 1] te [Plaats 2] aan [Eiser] verkocht voor een bedrag van € 1.025.000,00. De woning is gelegen op recreatiepark “Het Kerkeland”.
2.2.
De koopovereenkomst, die gebaseerd is op de NVM-koopovereenkomst (model 2021), bevat de volgende bepalingen:
“a
rtikel 4 Eigendomsoverdracht
4.1.
De akte van levering zal worden gepasseerd op
22 september 2022of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen (…).
artikel 6 Staat van de onroerende zaak/ Gebruik
6.1.
De onroerende zaak zal aan de koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, zichtbare en onzichtbare gebreken en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan. Koper aanvaardt deze staat (…).
6.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:
Recreatiewoning.(…)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. (…).
artikel 11 Ingebrekestelling/Ontbinding
11.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van een tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren (…).”
2.3.
In de vragenlijst die onderdeel is van de koopovereenkomst hebben [Gedaagden] bij de vragen 15 en 16 vermeld dat geen toestemming/goedkeuring van derden is vereist voor verkoop van de woning en voorts dat er geen Vereniging van Eigenaren in de zin van het appartementsrecht is, maar wel een ‘VVE volgens 2BW cq een gewone vereniging, VVE’.
2.4.
De VVE waaraan [Gedaagden] in de vragenlijst refereren betreft de “Vereniging van Eigenaars van het recreatiepark Het Kerkeland”. Vereniging Kerkeland beheert recreatiepark het Kerkeland en is ook eigenaar van onder meer de wegen en paden op het park. De leden van Vereniging Kerkeland mogen op grond van hun lidmaatschap van de wegen en paden op het park gebruik maken.
2.5.
In de statuten van Vereniging Kerkeland staat:

Het lidmaatschap en de daaraan verbonden rechten en verplichtingen
Artikel 4.
1. Leden van de vereniging zijn de eigenaars van recreatiewoonverblijven in het recreatiepark “Het Kerkeland.” (…)
3. De uit het lidmaatschap voortvloeiende rechten zijn vatbaar voor vervreemding (…) tezamen met het recreatiewoonverblijf, met dien verstande dat voor vervreemding voorafgaande toestemming van het bestuur zal zijn vereist. Het bestuur zal binnen veertien dagen na schriftelijke aanvrage omtrent de toestemming moeten beslissen, bij gebreke waarvan de toestemming geacht zal worden te zijn verleend.
4. De in het vorige lid bedoelde toestemming wordt in het algemeen niet gegeven, indien deze betreft
vervreemding van het recreatiewoonverblijf aan (…) een rechtspersoon (…).
2.6.
[Eiser] heeft het bestuur van Vereniging Kerkeland verzocht haar als lid van Vereniging Kerkeland te accepteren.
2.7.
Op 21 september 2022 heeft de notaris per e-mail aan partijen bericht dat de op 22 september 2022 geplande overdracht geen doorgang zal kunnen vinden, omdat de Vereniging nog geen besluit had genomen over het lidmaatschapsverzoek van [Eiser] en [Eiser] – aangezien de toegangsweg van de recreatiewoning eigendom is van de Vereniging – zonder lid te zijn juridisch niet bij de woning kan komen.
2.8.
Op 22 september 2022 heeft de makelaar van [Eiser] [Gedaagden] een brief gestuurd. Daarin wordt meegedeeld dat [Gedaagden] zijn tekortgeschoten, omdat zij niet hebben voldaan aan hun verplichtingen uit artikel 4 van de koopovereenkomst. [Gedaagden] worden verzocht hun verplichtingen uiterlijk op 30 september 2022 alsnog na te komen.
2.9.
De advocaat van [Gedaagden] heeft bij e-mail van 30 september 2022 op deze brief gereageerd. In de e-mail staat dat [Gedaagden] hebben begrepen dat [Eiser] bij de transporterend notaris heeft aangegeven dat zij zonder toestemming van de Vereniging niet wil transporteren en dat zij de eigendom van de woning wil verkrijgen zonder dat de mogelijkheid bestaat dat toegang over de weg en naar de
woning kan worden ontzegd. Hieruit blijkt volgens [Gedaagden] dat [Eiser] levering van de woning zelf in de weg staat. [Eiser] wordt daarom verzocht alsnog mee te werken aan levering en daarvoor in overleg met de notaris en (de makelaar van) [Gedaagden] een datum af te spreken.
2.10.
[Eiser] heeft niet op deze brief gereageerd. De advocaat van [Gedaagden] heeft [Eiser] daarop bij brief van 6 oktober 2022 gesommeerd om haar verplichtingen uit de koopovereenkomst alsnog na te komen.
2.11.
Op 22 oktober 2022 heeft het bestuur van Vereniging Kerkeland aan de makelaar van [Eiser] laten weten dat zij, op grond van artikel 4.4 van haar statuten en de mening van haar leden, tijdens een algemene ledenvergadering heeft besloten [Eiser] geen toestemming te verlenen voor het lidmaatschap van Vereniging Kerkeland.
2.12.
Bij brief van 26 oktober 2022 heeft de advocaat van [Eiser] [Gedaagden] bericht dat [Eiser] de koopovereenkomst tussen partijen ontbindt, omdat zij vanwege het ontbreken van toestemming van Vereniging Kerkeland voor de verkoop tekortschieten in de nakoming van die overeenkomst en het verkochte niet aan de overeenkomst beantwoordt. In de brief worden [Gedaagden] verder gesommeerd om de contractuele boete van € 102.500,00 aan [Eiser] te voldoen. Aan deze sommatie hebben [Gedaagden] geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[Eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
voor recht verklaart dat de koopovereenkomst tussen [Eiser] en [Gedaagden] is ontbonden, subsidiair deze ontbindt,
[Gedaagden] veroordeelt om aan [Eiser] te betalen de contractueel verschuldigde boete van € 102.500,00, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie redelijk acht, vermeerderd met wettelijke rente.
subsidiair
de koopovereenkomst tussen [Gedaagden] en [Eiser] vernietigt;
voor recht verklaart dat [Gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [Eiser] ;
voor recht verklaart dat [Gedaagden] aansprakelijk zijn voor de schade die [Eiser] heeft geleden en in de toekomst zal lijden als gevolg van wanprestatie, dan wel onrechtmatige daad;
[Gedaagden] veroordeelt om aan [Eiser] een schadevergoeding van € 38.128,45 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente,
met veroordeling van [Gedaagden] in de proceskosten, hieronder begrepen de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Aan haar primaire vordering legt [Eiser] het volgende ten grondslag. [Gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en in verzuim zijn geraakt. [Eiser] heeft de koopovereenkomst daarom ontbonden. In verband met de ontbinding zijn [Gedaagden] een contractuele boete van 10% van de koopprijs, te weten € 102.500,00, verschuldigd. [Eiser] maakt dan ook aanspraak op betaling van de boete door [Gedaagden] . Aan haar subsidiaire vordering legt [Eiser] ten grondslag dat de koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen door bedrog of onder invloed van dwaling. De overeenkomst is daarom nietig dan wel vernietigbaar. [Gedaagden] hebben bovendien onrechtmatig jegens [Eiser] gehandeld. [Gedaagden] dienen de schade te vergoeden die [Eiser] als gevolg daarvan heeft geleden. Volgens [Eiser] bedraagt haar schade € 38.128,45.
3.3.
[Gedaagden] voeren gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[Gedaagden] vorderen - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [Eiser] veroordeelt om aan [Gedaagden] een bedrag van € 102.500,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [Eiser] in de proceskosten.
3.5.
Aan hun vordering leggen [Gedaagden] het volgende ten grondslag. [Eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst door niet mee te werken aan levering van de woning. [Gedaagden] hebben [Eiser] in gebreke gesteld. Aan die ingebrekestelling heeft [Eiser] geen gehoor gegeven, zodat zij in verzuim is geraakt. [Eiser] is daarom de contractuele boete van € 102.500,00 verschuldigd.
3.6.
[Eiser] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Tekortkoming
4.1.
[Eiser] stelt dat [Gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. Volgens [Eiser] bestaat de tekortkoming van [Gedaagden] daaruit dat de woning die [Gedaagden] aan haar hebben verkocht niet aan de overeenkomst beantwoordde.
4.2.
Een zaak beantwoordt niet aan de koopovereenkomst, indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen (artikel 7:17 BW).
4.3.
Artikel 7:17 BW is van regelend recht, zodat partijen in de koopovereenkomst een andere regeling kunnen treffen. De tussen [Eiser] en [Gedaagden] gesloten koopovereenkomst, die is gebaseerd op het NVM-model, bevat in de artikelen 6.1 en 6.3 een van artikel 7:17 BW afwijkende regeling. Die regeling houdt in dat [Gedaagden] instaan voor de afwezigheid van gebreken die een normaal gebruik van de woning als recreatiewoning verhinderen. Alle andere zichtbare en onzichtbare gebreken zijn door [Eiser] aanvaard en zijn dus voor haar rekening en risico.
4.4.
[Eiser] stelt, zo begrijpt de rechtbank, dat de woning niet beschikte over de eigenschappen die nodig waren voor normaal gebruik daarvan. Ter onderbouwing van deze stelling voert [Eiser] aan dat zij bij Vereniging Kerkeland een lidmaatschap heeft aangevraagd. Vereniging Kerkeland heeft haar echter niet als lid geaccepteerd, waardoor [Eiser] geen gebruik mag maken van de wegen en paden op het recreatiepark en zij de woning, die op het park gelegen is, niet kan bereiken.
4.5.
[Gedaagden] betwisten dat de woning niet geschikt is voor normaal gebruik. [Eiser] kan de woning namelijk ook zonder lidmaatschap van Vereniging Kerkeland bereiken via een bospad. Dit bospad is deels in eigendom van Vereniging Kerkeland en wordt openbaar gebruikt, aldus [Gedaagden] .
4.6.
Van een recreatiewoning die geschikt is voor normaal gebruik mag worden verwacht dat de woning bereikbaar is en blijft. Tussen partijen is niet in geschil dat [Eiser] de woning, die is gelegen op een (besloten) recreatiepark, in principe niet kan bereiken omdat voor het gebruik van de wegen en paden op het park een lidmaatschap van Vereniging Kerkeland is vereist en Vereniging Kerkeland [Eiser] niet als lid accepteert. Dat de woning wel kan worden bereikt via een bospad waarvan het gebruik door niet-leden door Vereniging Kerkeland kennelijk wordt gedoogd, kan zo zijn, maar dat gebruik is onvoldoende bestendig en biedt geen garantie dat [Eiser] de woning ook in de toekomst via dat pad kan blijven bereiken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de woning die [Eiser] van [Gedaagden] heeft gekocht niet de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn. Dit betekent dat [Gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit artikel 6.3 van de koopovereenkomst.
4.7.
Dit oordeel wordt niet anders door de stelling van [Gedaagden] dat [Eiser] had kunnen weten dat Vereniging Kerkeland een B.V. in beginsel niet als lid accepteert als zij daar meer onderzoek naar had gedaan. De mededelingsplicht van [Gedaagden] als verkoper gaat namelijk voor de onderzoeksplicht van [Eiser] als koper. [Gedaagden] hebben ter zitting verklaard dat zij wisten dat het in het algemeen niet gewenst is dat een B.V. lid wordt van Vereniging Kerkeland en dat dit een probleem zou kunnen opleveren. Zij hadden [Eiser] daar dan ook over moeten inlichten. Omdat [Gedaagden] dat niet hebben gedaan, kunnen zij [Eiser] niet tegenwerpen dat [Eiser] meer onderzoek had moeten doen.
Ontbinding
4.8.
Nu [Gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst diende [Eiser] [Gedaagden] eerst in gebreke te stellen, voordat zij de met hen gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden (artikelen 11.1 en 11.2 van de koopovereenkomst).
4.9.
Volgens [Gedaagden] heeft [Eiser] niet aan de vereisten uit de artikelen 11.1 en 11.2 van de koopovereenkomst voldaan. [Eiser] heeft [Gedaagden] op 22 september 2022 weliswaar een ingebrekestelling gestuurd, maar de tekortkoming genoemd in die ingebrekestelling is een andere tekortkoming dan de tekortkoming waarvoor [Eiser] de ontbinding van de overeenkomst heeft ingeroepen bij brief van 26 oktober 2022. In de ingebrekestelling staat immers dat [Gedaagden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van artikel 4 van de koopovereenkomst (zie hiervoor onder 2.8) en in de brief van 26 oktober 2022 staat dat [Gedaagden] zijn tekortgeschoten omdat de toestemming van Vereniging Kerkeland voor de verkoop ontbreekt en het verkochte niet aan de overeenkomst beantwoordt (zie hiervoor onder 2.12). Nu [Eiser] [Gedaagden] niet in gebreke heeft gesteld voor de tekortkoming waarvoor zij de ontbinding van de overeenkomst heeft ingeroepen, was er geen sprake van verzuim van [Gedaagden] en mist de ontbindingsverklaring van [Eiser] het beoogde rechtsgevolg, aldus [Gedaagden] .
4.10.
De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat de ingebrekestelling van [Eiser] volgde op berichten van de notaris dat er problemen waren met het lidmaatschap van Vereniging Kerkeland en in verband daarmee de bereikbaarheid van de woning. [Gedaagden] hebben ter zitting verklaard dat er zich nadien ook geen andere problemen hebben voorgedaan. Omdat er zich nadien geen andere problemen hebben voorgedaan, kan niet worden geconcludeerd dat [Eiser] [Gedaagden] voor een andere tekortkoming in gebreke heeft gesteld dan de tekortkoming waarvoor [Eiser] de ontbinding van de overeenkomst heeft ingeroepen. De tekortkoming van [Gedaagden] is in de ingebrekestelling weliswaar anders geformuleerd dan in de brief van 26 oktober 2022, maar in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden was het helder dat het om een en dezelfde tekortkoming ging. [Gedaagden] hebben ook niet duidelijk kunnen maken dat zij dachten dat het om een andere tekortkoming ging. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [Eiser] aan de vereisten uit de artikelen 11.1 en 11.2 voor ontbinding van de koopovereenkomst heeft voldaan. Dit betekent dat [Eiser] de overeenkomst met [Gedaagden] bij brief van 26 oktober 2022 rechtsgeldig heeft ontbonden. De door [Eiser] gevorderde verklaring voor recht die hierop ziet zal daarom worden gegeven.
Contractuele boete
4.11.
Omdat [Eiser] de koopovereenkomst met [Gedaagden] rechtsgeldig heeft ontbonden, zijn [Gedaagden] in beginsel de contractuele boete van 10% van de koopprijs, een bedrag van € 102.500,00, aan [Eiser] verschuldigd (artikel 11.2 van de koopovereenkomst).
4.12.
[Gedaagden] hebben de rechtbank verzocht de boete te matigen. Voor matiging van de boete kan slechts reden zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist (artikel 6:94 BW). Dit brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook met de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. [1]
4.13.
Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre in het onderhavige geval matiging van de boete op zijn plaats is, neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking. Partijen hebben gebruik gemaakt van een NVM-koopovereenkomst waarin een standaardboetebeding is opgenomen. Dit boetebeding omvat één bedrag voor vele, mogelijk sterk uiteenlopende tekortkomingen. Niet gesteld of gebleken is dat partijen voorafgaand aan de ondertekening van de koopovereenkomst over de rechtsgevolgen van het boetebeding hebben gesproken dan wel dat zij over het boetebeding hebben onderhandeld. [Gedaagden] hebben de onderhavige koopovereenkomst bovendien als consument/particulier gesloten. Verder is er sprake van een grote discrepantie tussen de boete van € 102.500,00 en de door [Eiser] gestelde daadwerkelijk door haar geleden schade van € 35.773,80 en werd pas in een laat stadium duidelijk dat de woning door [Eiser] zou worden gekocht en niet door [Eiser] in privé. Anderzijds neemt de rechtbank ook mee in de beoordeling dat de koopovereenkomst tussen partijen het uitgangspunt is en dat [Gedaagden] het verwijt kan worden gemaakt dat zij [Eiser] niet hebben medegedeeld dat de koop van de woning door [Eiser] een probleem zou kunnen opleveren (zie hiervoor onder 4.7).
4.14.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat integrale toepassing van het boetebeding, hetgeen neerkomt op een boete van € 102.500,00, in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en onaanvaardbaar resultaat leidt. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de boete te matigen tot een bedrag van € 50.000,00. Hierbij houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met enerzijds de gestelde omvang van de door [Eiser] werkelijk geleden schade en anderzijds rekening met het verwijt dat [Gedaagden] kan worden gemaakt. De rechtbank zal de gevorderde betaling van de boete toewijzen tot een bedrag van € 50.000,00. De wettelijke rente over het bedrag van € 50.000,00 zal worden toegewezen als gevorderd. Hiertegen is geen verweer gevoerd.
4.15.
[Gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [Eiser] vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
- nakosten
135,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.738,73
4.16.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.17.
Zoals hiervoor in conventie is overwogen, zijn [Gedaagden] tekortgeschoten in de nakoming van de met [Eiser] gesloten koopovereenkomst. Dit betekent dat [Eiser] mocht weigeren de recreatiewoning op de overeengekomen datum van levering af te nemen en dat zij daardoor niet is tekortgeschoten. Omdat [Eiser] niet is tekortgeschoten, ontvalt de grondslag aan de vordering van [Gedaagden] , zodat die vordering zal worden afgewezen.
4.18.
[Gedaagden] zullen als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [Eiser] vastgesteld:
- salaris advocaat
1.880,00
(2,00 punten × 0,5 × € 1.880,00)
- nakosten
135,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.015,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [Eiser] en [Gedaagden] is ontbonden,
5.2.
veroordeelt [Gedaagden] om aan [Eiser] te betalen een bedrag van € 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 10 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [Gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [Eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 9.738,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, met bepaling dat als [Gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, [Gedaagden]
€ 45,00 extra moeten betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt [Gedaagden] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.5.
verklaart de veroordelingen onder 5.2, 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vordering van [Gedaagden] af,
5.8.
veroordeelt [Gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [Eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.015,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, met bepaling dat als [Gedaagden] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, [Gedaagden]
€ 45,00 extra moeten betalen, plus de kosten van betekening,
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.

Voetnoten

1.HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638.