ECLI:NL:RBGEL:2024:6155

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 458
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus - Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor antennemast op bosperceel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antennemast op een bosperceel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten heeft op 27 juni 2022 de omgevingsvergunning verleend, maar het bezwaar van eiser werd op 13 december 2022 ongegrond verklaard. Eiser, die in de nabijheid van de geplande antennemast woont, betoogt dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat er bodemverstoring zal plaatsvinden, wat in strijd zou zijn met eerdere toezeggingen van de gemeente. De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als vertegenwoordigers van het college en de derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan. De locatie van de antennemast is niet in een gebied dat behoort tot het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone, en de gevolgen voor het bos zijn volgens de rechtbank beperkt. De rechtbank oordeelt dat de antennemast goed landschappelijk kan worden ingepast en dat de functie van het bos als natuurlijke groenbuffer behouden blijft. Eiser's argumenten over het vertrouwensbeginsel en de onduidelijkheid van de locatie worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de omgevingsvergunning op juiste gronden heeft verleend en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/458

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats 2]

(gemachtigden: [naam 3] en [naam 4] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antennemast.
1.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning in het besluit van 27 juni 2022 verleend. In de beslissing op bezwaar van 13 december 2022 heeft het college het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn partner. Namens het college hebben gemachtigden deelgenomen en namens de derde-partij ook gemachtigden.

Totstandkoming van het besluit

2. De derde-partij heeft op 9 mei 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een antennemast voor telecommunicatiedoeleinden op het perceel [locatie 1] (ongenummerd) in [plaats 1] (het perceel). [1] De antennemast heeft een hoogte van 39,9 meter. Dit is hoger dan de bestemming “Bos” in het bestemmingsplan “Landelijk gebied 2015 uitbreiding recreatieterrein Goorzicht ” (bestemmingsplan) toestaat. Het college heeft daarom onderzocht of de omgevingsvergunning toch kan worden verleend door af te wijken van de toegestane hoogte in het bestemmingsplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling. [2] Dat kan als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [3] Het college is tot de conclusie gekomen dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en heeft de omgevingsvergunning in het besluit van 27 juni 2022 verleend.
2.1.
Eiser woont in de nabijheid van de te plaatsen antennemast. In de beslissing op bezwaar van 13 december 2022 is zijn bezwaar tegen het verlenen van de omgevingsvergunning ongegrond verklaard en heeft het college een nadere motivering en nadere voorschriften opgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het college de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kunnen verlenen?
5. Eiser betoogt dat het college niet heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan om de omgevingsvergunning te verlenen en voert daartoe het volgende aan. Eiser verwijst naar de toelichting bij het bestemmingsplan waarin staat dat op deze locatie het bos onaangeroerd zal blijven en geen bodemverstoring (beroering) zal plaatsvinden. De gemeente Aalten heeft volgens eiser bij een inventariserend veldonderzoek in 2019 aangegeven dat het beboste gebied waar nu de plaatsing van de antennemast is aangevraagd onaangeroerd zou blijven en geen bodemverstoring zou plaatsvinden. Het verlenen van de omgevingsvergunning doet volgens eiser afbreuk aan de eerdere toezegging van de gemeente. Dit betekent volgens eiser dat sprake is van een schending van het vertrouwensbeginsel. Daarnaast voert eiser aan dat door plaatsing van de antennemast lage beplanting zal worden verwijderd en wortels van omliggende bomen beschadigd zullen worden en afsterven. Volgens eiser zal door de plaatsing van de antennemast een blijvend opvallend zichtbaar object in het bos aanwezig zijn waardoor een groot stuk bos zal verdwijnen. Dit heeft volgens eiser gevolgen voor de ecologische verbinding met andere bosgebieden in de buurt. Eiser wijst erop dat de gemeente andere gebieden aan [locatie 2] afgewezen heeft voor het plaatsen van een antennemast omdat deze gebieden zijn aangewezen als Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone. Eiser voert verder aan dat hij bij de ontwikkeling van het nieuwe recreatieterrein [recreatieterrein] een aanvraag met tekening heeft ingediend om de parkeerplaats van het recreatieterrein aan de rechterzijde van de ingang van het nieuwe recreatieterrein (gezien vanuit de woning van eiser), te verplaatsen naar de linkerzijde op het in geding zijnde bosperceel met een geringe uitbreiding om te parkeren tussen de bomen in het bos en een aan te leggen grondwal. Dit verzoek werd toentertijd afgewezen omdat het bos aan de linkerkant onaangeroerd moest blijven en er daarom geen objecten in geplaatst mochten worden. Dat er nu wel een antennemast gerealiseerd mag worden vindt eiser niet juist. Eiser voert tot slot aan dat de locatie van de te plaatsen mast onduidelijk is en dat een andere locatie gekozen had moeten worden. Eiser voert daarbij aan dat het wenselijk is dat plaatsing van een antennemast door een onafhankelijke instantie wordt bekeken, die kennis en inzicht heeft en de argumenten van de bewoners in de directe omgeving hierin meeneemt in plaats van een operator die uitsluitend een bedrijfsbelang heeft. Tijdens de zitting heeft eiser nog aangegeven dat de grondeigenaar bij nader inzien de antennemast niet op deze locatie zou willen.
5.1.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe. Het college moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. [4] De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de hiervoor (onder 5) samengevatte beroepsgronden van eiser of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
5.2.
De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college heeft kunnen afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom het college tot de conclusie heeft kunnen komen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en waarom het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.
Plaatsing antennemast en gevolgen voor het bos
5.3.
Het college heeft wat betreft de plaatsing van de antennemast en de gevolgen voor het bos naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie kunnen komen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij is van belang dat de locatie niet behoort tot het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone, waar plaatsing van antennemasten niet wenselijk is. Ondanks de plaatsing van de antennemast zal het bosperceel zijn functie als natuurlijke groenbuffer en ecologische verbindingszone behouden waardoor migratie van flora en fauna mogelijk blijft.
Door de antennemast te plaatsen in een bosperceel is de antennemast omgeven door bomen en beplanting en daardoor goed landschappelijk ingepast. De antennemast zal op een open plek in het bos komen waardoor er geen bomen gekapt hoeven te worden. Deze plek zal conform de aanvraag 36 m2 bedragen. Dat sprake zou zijn van een grotere oppervlakte hebben het college en de derde-partij tijdens de zitting betwist. Er hoeft uitsluitend enkele lage struikbeplanting verwijderd te worden. Het bos blijft hierdoor zo veel mogelijk onaangeroerd. Het bos kan, mede omdat er beplanting wordt toegevoegd vanwege de ontwikkeling van de uitbreiding van de camping, zijn groene bufferwerking behouden. Het college heeft gelet op het voorgaande tot de conclusie kunnen komen dat de gevolgen van de plaatsing van de antennemast gering zijn en de landschapswaarden ter plaatse niet onevenredig worden aangetast en de functie van het bos als natuurlijke groenbuffer blijft bestaan.
Bodemverstoring
5.4.
Het college heeft ook tot de conclusie kunnen komen dat het van belang is dat bodemverstoring die noodzakelijk zal plaatsvinden tot een minimum wordt beperkt en niet onaanvaardbaar is. Het is onvermijdelijk dat het bos summier geroerd wordt voor de plaatsing van de antennemast en het mastblok met een oppervlakte van 36 m2 maar de plaatsing van de antennemast is een eenmalige actie. Verder zullen de onderhoudswerkzaamheden beperkt zijn. Omdat de locatie van de antennemast niet in een gebied ligt waar archeologische verwachtingen zijn, kan een (inventariserend) onderzoek daarnaar achterwege blijven. Om de bodemverstoring tot het minimum te beperken heeft het college een vergunningsvoorschrift aan de beslissing op bezwaar toegevoegd waarin is opgenomen dat de bodemverstoringen tijdens het plaatsen van de antennemast uitsluitend zijn toegestaan voor het aanleggen van de fundering en het benodigde leidingwerk. Tijdens onderhoud aan de antennemast mogen geen bodemverstoringen plaatsvinden.
Vertrouwensbeginsel
5.5.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk moet maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. [5]
5.6.
Eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. De opmerking dat geen bodemverstoring zou plaatsvinden op het bosperceel waar nu de antennemast is gepland staat in het inventariserend veldonderzoek uit 2019 dat ziet op de uitbreiding van recreatieterrein [recreatieterrein] en de vaststelling van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied, uitbreiding recreatieterrein Goorzicht”. In de toelichting bij het bestemmingsplan staat onder 3.1.3.1.: “De beide bospercelen aan de rand van het terrein blijven hiertoe onaangeroerd en blijven als natuurlijke groenbuffers.” Hieruit volgt dat de opmerkingen in het veldonderzoek en in de toelichting bij het bestemmingsplan waarnaar eiser verwijst (zie onder 5) weliswaar zien op het bosperceel waar de plaatsing van de antennemast is vergund, maar dat bedoeld is te zeggen dat
de uitbreiding van de campingniet zal zorgen voor bodemverstoring of aanroering van dat bosperceel. Er staat niet dat ter plaatse nooit sprake mag zijn van bodemverstoring of aanroering van dat bosperceel. De rechtbank oordeelt daarom dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er toezeggingen of andere uitlatingen door het college zijn gedaan waaruit hij redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het college nooit roering van het bos en bodemverstoring zou toestaan.
Parkeerterrein [recreatieterrein]
5.7.
Dat eisers verzoek om verplaatsing van een parkeerterrein bij de ontwikkeling van het nieuwe recreatieterrein [recreatieterrein] destijds is afgewezen, maakt ook niet dat het college in deze procedure ten onrechte tot de conclusie komt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het betreft een nieuwe situatie waarvoor een andere belangenafweging wordt gemaakt. Tevens is er bij de realisatie van de parkeerplaats in meerdere mate sprake van bodemverstoring dan bij de realisatie van de antennemast op de betreffende locatie, omdat er bij realisatie van de parkeerplaats bomen moeten worden gekapt en de grond verhard dient te worden.
Locatie
5.8.
Eisers betoog dat het locatiepunt van de antennemast onduidelijk is slaagt niet. Op het aanvraagformulier onder “Locatie” is aangegeven dat de antennemast wordt gebouwd op het kadastrale perceel [plaats 1] , [nummer] . De exacte locatie blijkt voldoende duidelijk uit de bij de aanvraag overgelegde tekeningen (“ [tekening] ”), in het bijzonder de tekening met omschrijving “Contracttekening”, die onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning.
Alternatieve locaties
5.9.
De rechtbank volgt eisers betoog dat voor een andere locatie gekozen had moeten worden niet. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2019 [6] waarin staat dat als een project op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven alleen dan tot het onthouden van medewerking dwingt, indien op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van één of meerdere alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Het college stelt dat de antennemast noodzakelijk is om de mobiele bereikbaarheid in het buurtschap [locatie 3] , in de omgeving rond [locatie 2] , te verbeteren. Er zijn meerdere geschikte locaties tegen elkaar afgewogen, maar deze locatie is het meest geschikt gebleken. De rechtbank oordeelt dat het college en de derde-partij gemotiveerd hebben aangegeven dat geen sprake is van een gelijkwaardig alternatief met aanmerkelijk minder bezwaren. Eiser heeft ook niet aangetoond dat er een gelijkwaardig alternatief met aanmerkelijk minder bezwaren bestaat. De opmerking van eiser tijdens de zitting dat de grondeigenaar bij nader inzien de antennemast niet op deze locatie zou willen maakt het voorgaande niet anders.
Onafhankelijke instantie
5.10.
Het betoog van eiser dat het wenselijk is dat plaatsing van een antennemast door een onafhankelijke instantie wordt bekeken, die kennis en inzicht heeft en de argumenten van de bewoners in de directe omgeving hierin meeneemt in plaats van een operator die uitsluitend een bedrijfsbelang heeft maakt het voorgaande niet anders. Het college heeft de gebruikelijke procedure gevolgd. Het college heeft uit te gaan van de gedane aanvraag. Er is geen regel of voorschrift dat bepaalt dat dit in een geval zoals in deze procedure voorligt anders vormgegeven had moeten worden.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het college heeft kunnen vaststellen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Het college heeft daarmee ook niet het vertrouwensbeginsel geschonden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus - Visschers, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De aanvraag ziet op de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan zoals opgenomen in artikel 2.1, eerste lid, aanhef onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
2.Zie artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2°, van de Wabo en artikel 4, vijfde lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Met toepassing van de kruimelgevallenregeling kan worden afgeweken van het bestemmingsplan, voor zover het betreft een ‘antenne installatie, mits niet hoger dan 40 meter’.
3.Dit staat in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2° van de Wabo: Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
4.Zie artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2° van de Wabo.
5.Uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, rechtsoverweging 11.2 en de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2781, rechtsoverweging 7.1.