ECLI:NL:RBGEL:2024:6152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
05.038661.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 23 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 20 augustus 2023 in Doesburg. De verdachte, bestuurder van een personenauto (merk Cupra), reed met een snelheid tussen de 101 en 120 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 60 kilometer per uur was. Bij de kruising van de Bingerdenseweg, Rivierweg/N338 en Mariendaalseweg verleende hij geen voorrang aan een van rechts komende auto (merk Mitsubishi), wat resulteerde in een aanrijding. Het ongeval leidde tot de dood van [slachtoffer 1] en zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, wat in strijd was met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uur op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich bewust was van de risico's, maar desondanks roekeloos handelde door met te hoge snelheid de kruising te naderen, zonder voorrang te verlenen aan het andere voertuig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de ernst van de gevolgen voor de slachtoffers en hun nabestaanden zwaar meegewogen werd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/038661-24
Datum uitspraak : 23 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsman: mr. Y. ten Tuijnte, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 augustus 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 augustus 2023 te Doesburg in de gemeente Doesburg, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Cupra),
komende uit de richting van Beinum/Doesburg, gaande in de richting van de Mariendaalseweg, daarmede rijdende over de Bingerdenseweg,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 101 kilometer per uur en de 120 kilometer per uur en/of
terwijl het zicht van verdachte op van rechts komend verkeer (door zich op het naastgelegen (wei)land bevindende maïs(planten) en/of door de constructie/A-stijl van het door hem bestuurde voertuig) (ernstig) werd belemmerd en/of beperkt en/of
terwijl een van rechts komend voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) reeds op korte afstand was genaderd en/of
terwijl voor nagenoemde kruising een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV90), inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 RVV90, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht,
de kruising (van de Bingerdenseweg, de Rivierweg/N338 en de Mariendaalseweg) is genaderd en/of opgereden en/of overgereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
onvoldoende heeft opgelet en/of is blijven opletten op dat van rechts komende voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) en/of het over de kruisende weg (de Rivierweg/N338) rijdende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 RVV90 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto, merk Cupra) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de kruisende weg (de Rivierweg/N338) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
in strijd met het gestelde in artikel 62 jo. bord B6 RVV90 en/of artikel 80 RVV90 geen voorrang heeft verleend aan dat over de kruisende weg rijdende voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat voertuig (personenauto, merk Mitsubishi),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor
- een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en/of
- aan een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2023 te Doesburg in de gemeente Doesburg, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Cupra),
komende uit de richting van Beinum/Doesburg, gaande in de richting van de Mariendaalseweg, daarmede rijdende over de Bingerdenseweg,
terwijl hij ter plaatse bekend was,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 101 kilometer per uur en de 120 kilometer per uur en/of
terwijl het zicht van verdachte op van rechts komend verkeer (door zich op het naastgelegen (wei)land bevindende maïs(planten) en/of door de constructie/A-stijl van het door hem bestuurde voertuig) (ernstig) werd belemmerd en/of beperkt en/of
terwijl een van rechts komend voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) reeds op korte afstand was genaderd en/of
terwijl voor nagenoemde kruising een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV90), inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 RVV90, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht,
de kruising (van de Bingerdenseweg, de Rivierweg/N338 en de Mariendaalseweg) is genaderd en/of opgereden en/of overgereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
onvoldoende heeft opgelet en/of is blijven opletten op dat van rechts komende voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) en/of het over de kruisende weg (de Rivierweg/N338) rijdende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 RVV90 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto, merk Cupra) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de kruisende weg (de Rivierweg/N338) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
in strijd met het gestelde in artikel 62 jo. bord B6 RVV90 en/of artikel 80 RVV90 geen voorrang heeft verleend aan dat over de kruisende weg rijdende voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat voertuig (personenauto, merk Mitsubishi),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 augustus 2023 te Doesburg als bestuurder/bestuurster van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bingerdenseweg, ter plaatse waar voor een kruisende weg, te weten de voor het verkeer openstaande weg, de Rivierweg/N338, een bord B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst - aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg - en/of haaientanden waren aangebracht geen gevolg heeft gegeven aan dat verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers de bestuurder van een op die kruisende weg rijdende personenauto niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn/haar weg te vervolgen, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 augustus 2023 heeft in Doesburg een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Bingerdenseweg, Rivierweg/N338 en Mariendaalseweg. Verdachte reed als bestuurder van zijn personenauto (merk Cupra) over de Bingerdenseweg. Hij kwam uit de richting van Beinum/Doesburg en reed in de richting van de Mariendaalseweg. Op genoemde kruising waren op het wegdek van de Bingerdenseweg haaientanden aangebracht zoals bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) en voor die kruising, gezien verdachtes rijrichting, was rechts van de Bingerdenseweg een in verdachtes rijrichting gekeerd voorrangsbord B6 van bijlage 1 van de RVV geplaatst. Verdachte heeft een voor hem van rechts komend voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) geen voorrang verleend, terwijl die auto wel voorrang had. Op de kruising heeft vervolgens een aanrijding plaatsgevonden tussen verdachte en de Mitsubishi. [naam] was de bestuurder van de Mitsubishi. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zaten bij [naam] in de auto. [2]
[slachtoffer 1] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen aan haar halswervels, borst, buik en ruggenmerg (multitrauma). [3] Vijf dagen na het ongeval is zij aan haar verwondingen overleden. [4] [slachtoffer 2] heeft als gevolg van het ongeval een geperforeerde darm opgelopen. [5] Daarnaast was haar knieschijf uit de kom. Zij is geopereerd aan haar buik en heeft een brace gekregen voor haar knie. De duur van de genezing werd geschat op een jaar. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gereden waardoor [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte te hard reed en de kruising met te hoge snelheid heeft genaderd. Hij ontnam zichzelf hierdoor de kans om voorrang te kunnen verlenen aan de Mitsubishi.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De enkele waarnemingsfout, dat verdachte de van rechts komende Mitsubishi van de familie [familie slachtoffer 2] niet heeft gezien, levert geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid op, zoals vereist voor artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Er was sprake van een momentane onoplettendheid. Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid en/of onachtzaamheid. Daarbij moet worden gekeken naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld.
Vaststaat dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan de voor hem van rechts komende, op een voorrangsweg rijdende Mitsubishi, terwijl hij dat wel had moeten doen. Daarmee heeft hij in strijd met het gestelde in artikel 62 jo. bord B6 RVV 1990 en artikel 80 RVV 1990 geen voorrang verleend aan het voertuig dat over de kruisende weg reed.
Verdachte heeft verklaard dat hij bekend was met de kruising. Hij vermeed deze vaak omdat hij het geen fijne kruising vond. Verder heeft hij verklaard dat hij voor de kruising zijn snelheid heeft geminderd en goed naar links en naar rechts heeft gekeken. Hij heeft de Mitsubishi van de familie [familie slachtoffer 2] niet zien aankomen. Hij is de kruising opgereden en heeft gas gegeven. Op de kruising werd hij door de Mitsubishi aangereden. Opmerkelijk is dat verdachte verklaart een achter die Mitsubishi rijdende auto wel te hebben gezien. Hij vermoedt dat hij de Mitsubishi niet aan heeft zien komen door de deurstijl (A-stijl) van de auto. [7]
Uit het proces-verbaal van de Forensische Opsporing Verkeer blijkt dat verdachte vijf seconden voor de aanrijding met de Mitsubishi met een geregistreerde snelheid van 90 kilometer per uur de kruising naderde. De auto van verdachte bevond zich toen op ongeveer 83 meter voor het botspunt. Voor de kruising begon verdachte te remmen en remde hij af tot 37 kilometer per uur. Vervolgens accelereerde verdachte en reed hij de kruising op. Op het moment van de botsing reed verdachte met een snelheid van 56 kilometer per uur. [8]
Uit het proces-verbaal van de Forensische Opsporing Verkeer blijkt daarnaast dat het zicht van verdachte naar rechts, in de richting van de naderende Mitsubishi, werd belemmerd door hoog opgeschoten maisplanten. [9] Tot ongeveer 2,5 seconden voor de aanrijding werd het zicht naar rechts van verdachte belemmerd door het maisveld. Vanaf ongeveer 2,5 seconden voor de aanrijding had verdachte vrij zicht op het van rechts naderende verkeer dat op de Rivierweg/N338 reed. Het is mogelijk dat de Mitsubishi gedurende die 2,5 seconden wel was afgedekt door de A-stijl van de auto van verdachte. [10]
De rechtbank leidt uit voorgaande bewijsmiddelen af dat verdachte de kruising met een snelheid van 90 kilometer per uur is genaderd. Zijn zicht naar rechts werd tot ongeveer 2,5 seconden voor de aanrijding belemmerd door mais. Hij had daardoor slechts 2,5 seconden om de weg goed te overzien. Het is daarnaast mogelijk dat het zicht van de verdachte ook werd belemmerd door de A-stijl van het voertuig. Verdachte was hiervan ook op de hoogte omdat hij deze auto al langere tijd in bezit had. Onder deze omstandigheden en in de wetenschap dat het naar eigen zeggen een lastige kruising betrof, mocht van verdachte extra voorzichtigheid en oplettendheid worden verwacht. Hij is echter met 90 kilometer per uur de kruising genaderd en is nog met 37 kilometer per uur de kruising opgereden, daarbij nog eens versnellend tot 56 kilometer per uur vlak voor de botsing. Door deze snelheden heeft hij zichzelf de mogelijkheid ontnomen om de Mitsubishi tijdig te zien en daar adequaat op te reageren. Hij heeft gereden met een hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was. Hierdoor is verdachte in strijd met artikel 19 RVV 1990 niet meer in staat geweest om tijdig de kruisende weg te overzien en te stoppen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een momentane onoplettendheid, nu verdachte enige tijd voorafgaand aan de aanrijding te hard heeft gereden en bovendien naar eigen zeggen juist wel oplette. Het was de snelheid die maakte dat hij, ondanks dat hij oplette, de Mitsubishi niet zag.
De rechtbank is op basis van het geheel van gedragingen van verdachte van oordeel dat zijn rijgedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig moet worden aangemerkt. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW.
De rechtbank merkt nog op dat zij van oordeel is dat het overige rijgedrag van de verdachte, te weten het overschrijden van de maximumsnelheid op de Bingerdenseweg, niet in een causaal verband tot het ontstaan van het ongeval staat. Deze gedraging staat in plaats en tijd in een te ver verwijderd verband tot het ongeval. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Gevolgen
[slachtoffer 1] is als gevolg van het ongeval komen te overlijden. Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, haar letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks20 augustus 2023 te Doesburg in de gemeente Doesburg
, althans in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Cupra),
komende uit de richting van Beinum/Doesburg, gaande in de richting van de Mariendaalseweg, daarmede rijdende over de Bingerdenseweg,
roekeloos, althans zeer dan welaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was,
heeft gereden
met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid gelegen tussen de 101 kilometer per uur en de 120 kilometer per uur en/ofterwijl het zicht van verdachte op van rechts komend verkeer (door zich op het naastgelegen (wei)land bevindende maïs(planten) en
/ofdoor de constructie/A-stijl van het door hem bestuurde voertuig) (ernstig) werd belemmerd en/of beperkt en
/ofterwijl een van rechts komend voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) reeds op korte afstand was genaderd en
/ofterwijl voor nagenoemde kruising een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV90), inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en
/ofop het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 RVV90, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht,
de kruising (van de Bingerdenseweg, de Rivierweg/N338 en de Mariendaalseweg) is genaderd en
/ofopgereden en
/ofovergereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
/ofonvoldoende heeft opgelet
en/of is blijven opletten op dat van rechts komende voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) en
/ofhet over de kruisende weg (de Rivierweg/N338) rijdende verkeer en
/ofde verkeerssituatie ter plaatse en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 RVV90 niet de snelheid van dat door hem bestuurde voertuig (personenauto, merk Cupra) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de kruisende weg (de Rivierweg/N338) kon overzien en waarover deze vrij was en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 62 jo. bord B6 RVV90 en
/ofartikel 80 RVV90 geen voorrang heeft verleend aan dat over de kruisende weg rijdende voertuig (personenauto, merk Mitsubishi) en
/ofis gebotst tegen, althans inaanrijding is gekomen met, dat voertuig (personenauto, merk Mitsubishi),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor
- een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood en
/of -aan een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodaniglichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in deuitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht,

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat een taakstraf passend is in het geval de rechtbank komt tot een veroordeling van artikel 6 WVW. Een gevangenisstraf acht de raadsman niet passend. Verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid genomen, heeft zijn excuses gemaakt richting (de familie van) de slachtoffers en nabestaanden, hij heeft een blanco strafblad en heeft zijn leven goed op orde. Daarnaast heeft de raadsman verzocht geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, omdat verdachte een first offender is, hij na het ongeluk gebruik heeft kunnen maken van zijn auto en zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte is, terwijl zijn zicht op de kruisende weg werd belemmerd, met een te hoge snelheid een kruising genaderd. Hij heeft de personenauto van de slachtoffers niet zien aankomen. Door zijn rijgedrag heeft hij zichzelf de kans ontnomen om de personenauto van de slachtoffers tijdig te zien en zijn rijgedrag hierop aan te passen.
Verdachte heeft door zijn handelen bij de nabestaanden van het overleden slachtoffer [slachtoffer 1] onherstelbaar leed teweeggebracht. Het leed en gemis voor de nabestaanden moet enorm zijn. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij was tijdens het ongeval tien jaar oud. Ook heeft zij haar oma verloren.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 3 juli 2024. Hieruit is gebleken dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft ook oog voor het feit dat het verkeersongeval verdachte niet onberoerd heeft gelaten. De rechtbank ziet dat verdachte nooit opzet heeft gehad op de gevolgen van zijn handelen. Hij zal ermee moeten leren leven dat hij het verkeersongeval met zulke grote gevolgen heeft veroorzaakt. Ter zitting is gebleken dat verdachte stappen heeft ondernomen om met de nabestaanden in contact te komen en er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen hen. Ook is gebleken dat verdachte zich zeer bewust is van de ernstige gevolgen van zijn handelen. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk
De straf
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn open proceshouding reden om in enige mate van de oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie af te wijken ten voordele van verdachte.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 200 uren passend, bij niet uitvoeren te vervangen door 100 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
  • ontzegtverdachte ten aanzien het bewezen verklaarde feit de
    bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging van de rijbevoegdheid, te weten
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2024.
mr. W. Bruins en mr. S.I. Nelissen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p. 4; proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p 69; proces-verbaal verhoor [naam] , p. 34, de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 augustus 2024.
3.Schouwverslag van GGD Gelderland-Zuid d.d. 26 augustus 2023.
4.Proces-verbaal schouw, p. 40.
5.Proces-verbaal verhoor [naam] , p. 34.
6.Geneeskundige verklaring d.d. 11 september 2023, p. 43.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 augustus 2023.
8.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 108-109.
9.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, p. 70; proces-verbaal Snelheid & Impact analyse, p. 176.
10.Proces-verbaal Snelheid & Impact analyse, p. 176.