ECLI:NL:RBGEL:2024:6149

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
C/05/439599 KG RK 24-598
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na einduitspraak in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 19 augustus 2024 een verzoek tot wraking van mr. P.J. Tikken, rechter in een bestuursrechtelijke procedure, afgewezen. Het verzoeker, wonende te Lunteren, had op 3 augustus 2024 een wrakingsverzoek ingediend, naar aanleiding van opmerkingen die de rechter had gemaakt tijdens een zitting op 15 juli 2024. Verzoeker stelde dat deze opmerkingen een schijn van partijdigheid wekten, omdat de rechter al een oordeel leek te hebben gevormd voordat hij de argumenten van verzoeker had gehoord. Daarnaast werd er gesuggereerd dat de belastingdienst verzoeker zou helpen met een betaalplan, wat verzoeker de indruk gaf dat hij al verplichtingen had zonder dat zijn pleidooi was gehoord.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wet vereist dat verzoeker deze omstandigheden aanvoert zodra ze zich voordoen. In dit geval was het wrakingsverzoek ingediend na de einduitspraak van de rechter op 31 juli 2024, wat volgens de wet niet mogelijk is. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor wraking na een einduitspraak. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/439599/ KG RK 24-598
Beslissing van 19 augustus 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Lunteren
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P.J. Tikken,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 3 augustus 2024.
1.2.
De wrakingskamer heeft bepaald dat het wrakingsverzoek op grond van artikel 4, lid 2 onder d van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Gelderland zonder zitting kan worden afgedaan.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer ARN 22/5751 tussen verzoeker en de inspecteur van de belastingdienst.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn schriftelijke verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter tijdens de zitting van 15 juli 2024 opmerkingen heeft gemaakt die een beeld van vooringenomenheid en schijn van partijdigheid bij hem hebben opgeroepen. Aan het begin van de hoorzitting, voordat verzoeker zijn pleidooi kon geven, merkte de rechter op: “Ik denk niet dat de rechtbank u hierin zal steunen”. Deze opmerking is tijdens de zitting nog twee keer herhaald. Dit wekt bij verzoeker de indruk dat de rechter al een oordeel had gevormd zonder de argumenten van verzoeker volledig te hebben gehoord. Daarnaast suggereerde de rechter aan het begin van de zitting aan de vertegenwoordiger van de belastingdienst om “meneer vast te helpen met een betaalplan te maken”. Dit wekt bij verzoeker de indruk dat hij de verschuldigde bedragen moet terugbetalen terwijl zijn pleidooi nog niet door de rechter was aangehoord.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit de wet volgt dat de verzoeker die omstandigheden moet aanvoeren zodra deze zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt namelijk de procedure direct geschorst om te voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht in een periode waarvan later wordt vastgesteld dat die rechter toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Uit het schriftelijke wrakingsverzoek maakt de wrakingskamer op dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden aan hem bekend zijn geworden op de zitting van 15 juli 2024. Het verzoek tot wraking is eerst gedaan bij brief van 3 augustus 2024. Nog los van de vraag of het wrakingsverzoek ondanks een tijdsverloop van bijna 3 weken tijdig is gedaan, is de wrakingskamer gebleken dat het verzoek tot wraking van 3 augustus 2024 is gedaan nadat de rechter op 31 juli 2024 in de hoofdzaak in het openbaar einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan. Na de einduitspraak worden door de rechter immers geen proceshandelingen meer verricht. Dat verzoeker op het moment van indiening van zijn verzoek tot wraking gelet op de verzendtermijn van artikel 8:79 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wellicht nog niet beschikte over de einduitspraak, maakt voorstaande niet anders.
3.3.
Gelet op het feit dat 31 juli 2024 einduitspraak is gedaan, kan verzoeker niet in zijn wrakingsverzoek van 3 augustus 2024 worden ontvangen. Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat inhoudelijke debat wordt gezien het voorstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.P.T. Blokhuis, voorzitter, mr. G. Edelenbos en mr. S. Boot, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.