Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
“(…) I would have preferred to talk to you prior to my trip of 10 days abroad [verzoeker] …I feel it is not right to let this sit so long.”
“I understand your point, there is space to talk (…) If you are worried about leaving too soon, I won’t do that. We can discuss steps and the best way to do this for [verweerder] . We can talk all about it when you are back without problems.”
4.Het verzoek
5.De beoordeling
De vraag die [verweerder] opwerpt betreft de uitleg van (de reikwijdte van) artikel 7:686a BW. Hierover is in de rechtspraak en tussen juristen discussie. Zie onder andere de conclusie van A-G Langemeijer, 8 januari 2021, ECLI:NL:PHR:2021:21 (randnummer 2.30 e.v.).
Daarbij is van belang dat de bedoeling van de wetgever, zoals te lezen in de memorie van toelichting, is geweest:
‘Het gaat daarbij om alle mogelijke vorderingen die bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst of herstel daarvan kunnen worden ingesteld, zoals een vordering uit achterstallig loon, uit hoofde van een tussen partijen aangegaan concurrentiebeding of rond (de terugbetaling van) een aan de werknemer toegekende transitievergoeding. Ook kunnen in dat verband bij verweerschrift incidentele verzoeken worden gedaan. Zodoende wordt een dubbele rechtsgang voorkomen. Dat scheelt tijd en geld. Ook het gerechtelijke apparaat wordt daarmee minder zwaar belast (één in plaats van twee afzonderlijke procedures).’
Hoewel het verzoek om vernietiging zelf niet gebaseerd is op afdeling 9 van boek 7 BW, maar op Boek 3 BW, zien de andere verzoeken wel op ‘herstel’ van de beëindiging en daarmee aan de genoemde afdeling. Overigens kan in dit geval het antwoord op de vraag in het midden gelaten worden. Indien de door [verweerder] voorgestelde conclusie wordt gevolgd, zou dat niet leiden tot een niet-ontvankelijkheid, maar zou de procedure op grond van artikel 69 Rv worden omgezet naar het (juiste) spoor van de dagvaardingsprocedure. Dit zou enkel voor onredelijke vertraging van het geding zorgen, terwijl niet gesteld of gebleken is dat [verweerder] in haar verdediging is geschaad met het volgen van de verzoekschriftprocedure. Toepassing van artikel 69 Rv zou de goede procesorde, waaronder het belang van een doelmatige en voortvarende rechtspleging, dan ook niet ten goede komen. Nu de belangen van partijen zijn niet geschaad met de gevolgde procedure kan omzetting achterwege blijven.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verzoeker] kwam voor [verweerder] vrij onverwacht. [verweerder] is daarom meermaals met [verzoeker] in gesprek gegaan over (de reden van) haar opzegging. Wat er tijdens die (telefonische) gesprekken over en weer is gezegd is niet vast komen te staan. Feit is wel dat in ieder geval niet is gebleken dat [verzoeker] is teruggekomen op haar eerdere verklaring(en). Ook springt in het oog dat [verzoeker] het bericht van [betrokkene 2] van 18 september 2023, waarin staat dat ze met [verzoeker] wil praten over haar beslissing om [verweerder] te verlaten, niet heeft tegengesproken. Indien [verzoeker] van mening was dat er geen sprake was van opzegging van haar kant, zou een – in ieder geval meer verbaasde – reactie in de lijn der verwachting liggen. [verzoeker] heeft verder zelf overeenkomstig haar opzegging gehandeld door na 7 september 2023 – ondanks verzoeken daartoe – haar werkzaamheden niet meer op het kantoor te verrichten en haar vertrek ook naar de buiten wereld toe via LinkedIn officieel kenbaar te maken.