ECLI:NL:RBGEL:2024:6107

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
05-090764-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan een overval door gebrek aan bewijs

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een overval op een hotel in Almere op 31 december 2020. De officier van justitie stelde dat de verdachte informatie had verstrekt aan de overvallers en hen na de overval toegang had verleend tot een woning. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldoende was om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De audiofragmenten die op de telefoon van de verdachte waren aangetroffen, konden niet zonder meer aan hem worden toegeschreven, en er was geen stemherkenning uitgevoerd. Bovendien was de verdachte niet herkend op camerabeelden van de omgeving van de overval. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de tenlastelegging en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 16/090764-21
Datum uitspraak: 6 september 2024
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] .
Raadsman: mr. D.A.W. Dekker, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) op of omstreeks 31 december 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 220 euro, althans enig geldbedrag en/of twee postpakketten, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 3] en/of [naam 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
 met een capuchon op het hoofd en/of een hamer en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de hand(en) dat hotel binnen te lopen en/of
 zich achter de balie te begeven waar die [naam 3] en/of [naam 4] (zijnde receptiemedewerkers) zich bevonden en/of
 meerdere malen, althans eenmaal, dreigend tegen die [naam 3] en/of [naam 4] te zeggen "Dit is een overval" en/of "Waar is de kluis waar is de kluis" en/of "Maar mevrouw ik wil gewoon de sleutel", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
 (daarbij) dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [naam 3] en/of
[naam 4] te richten en/of gericht te houden en/of die hamer omhoog te bewegen en/of te houden en/of
 met die [naam 4] mee te lopen naar de kluisruimte en/of
 een slaande beweging met die hamer te maken in de richting van die [naam 4] ten gevolge waarvan zij zich heeft afgeweerd en/of ten val is gekomen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 november 2020 tot en met 31 december 2020 te Almere en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/ of inlichtingen heeft verschaft, door
 bij [medeverdachte] - die van 1 augustus 2018 tot en met 30 september 2020 in dat hotel werkzaam was geweest - navraag te doen over de (inhoud van de) kluis achter de receptie en/of de werkwijze van het betalen van borg en/of
 die gesprekken met die [medeverdachte] op te slaan om aan iemand anders ("een mattie") te laten horen die "wou daar valle",
 informatie over (de inhoud van de) kluis en/of kluizen bij dat hotel en/of de werkwijze van het betalen van borg en/of aanwezigheid van contant geld te delen met die onbekend gebleven pleger(s) van voornoemde diefstal met (bedreiging met) geweld en/of
 die onbekend gebleven pleger(s) van voornoemde diefstal met (bedreiging met) geweld tijdens/na hun vlucht toegang te verlenen tot de portiek en/of het trappenhuis behorende bij [adres 4] en/of tot de woning [adres 2] .

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, te weten – kort gezegd – medeplichtigheid aan een overval op een hotel door twee anderen door aan hen inlichtingen te verschaffen en hen na hun vlucht toegang te verlenen tot een woning. De officier van justitie baseert zijn standpunt op geluidsfragmenten aangetroffen op de telefoon van verdachte, het feit dat verdachte vlak na de overval in de buurt was en op camerabeelden waaruit zou moeten blijken dat verdachte na de overval naar de woning aan [adres 2] is gegaan en de overvallers na hun vlucht daar binnen heeft gelaten. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft gesteld dat niet is vast komen te staan dat verdachte op de geluidsfragmenten te horen is. De politie heeft geen stemherkenning gedaan. Ook is niet vastgesteld hoe de geluidsfragmenten op zijn telefoon terecht zijn gekomen en waar ze zijn opgeslagen, wat er op kan duiden dat de geluidsfragmenten mogelijk afkomstig zijn van andere personen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat niet is vast komen te staan dat verdachte zich vlak na de overval aan [adres 2] heeft begeven om de overvallers na hun vlucht toegang te verlenen.
Verdachte is niet herkend op de beelden en evenmin is hij daar die avond aangetroffen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat er op 31 december 2020 rond 19:30 uur een overval heeft plaatsgevonden op het [naam 1] (hierna: het hotel). [naam 3] en [naam 4] , die die avond achter de receptie aan het werk waren in het hotel, hebben hiervan aangifte gedaan. Zij werden door twee jongens bedreigd met een vuurwapen en een mes, terwijl hen werd gevraagd naar de sleutel van de kluis. Toen duidelijk werd dat de medewerksters deze niet hadden, hebben de overvallers € 220,- uit de kassalade en twee postpakketten meegenomen en zijn ze uit het hotel vertrokken. Tot op heden is onbekend wie de overvallers waren.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat voor het tenlastegelegde en overweegt hierover als volgt.
De betrokkenheid van verdachte zou met name kunnen blijken uit audiofragmenten van 27 november 2020 die op zijn telefoon zijn aangetroffen. In deze audiofragmenten wordt namelijk gesproken over een kluis achter de receptie in een hotel, over de inhoud van de kluis, hoe het hotel omgaat met borg of contanten en dat een vriend van één van de personen op de fragmenten een overval wil plegen op het hotel hotel (“een mattie van me wou daar valle”). Op basis van het procesdossier kan echter niet zonder meer worden vastgesteld dat verdachte één van de personen is die op de audiofragmenten te horen is. In het procesdossier bevindt zich geen onderzoek naar herkenning van de stem van verdachte. Ook staat niet beschreven in welke applicatie op de telefoon van verdachte de fragmenten zijn aangetroffen en is dus onduidelijk waar en hoe de audiofragmenten zijn opgeslagen op de telefoon van verdachte. Tot slot kan niet worden vastgesteld hoe de audiofragmenten op die telefoon terecht zijn gekomen. De rechtbank kan om die redenen niet op basis van de audiofragmenten vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. De enkele omstandigheid dat de audiofragmenten op zijn telefoon zijn aangetroffen is daarvoor onvoldoende.
Daarnaast zou de betrokkenheid van verdachte kunnen blijken uit de omstandigheid dat hij regelmatig verblijft bij zijn pleegmoeder [naam 5] , op [adres 2] te Almere, en dat hij - vlak na de overval - in de omgeving van die woning is staande gehouden door de politie. De politie heeft verschillende camerabeelden uit de omgeving bekeken en beschreven. Het gaat onder meer om de beelden van de ringdeurbel aan [adres 2] en de camerabeelden van [adres 3] . Verdachte is op die beelden niet herkend. Verder blijkt uit het procesdossier niet dat hij vlak na de overval aanwezig was aan [adres 2]
. De omstandigheid dat verdachte kort na de overval in de omgeving van die woning is staande gehouden maakt dat niet anders.
Hoewel de stukken in het dossier aanleiding geven tot een verdenking tot betrokkenheid bij de overval, kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Dit betekent dat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [naam 4] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.525,91 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet- ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. J.F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2024.
mr. M.E. Snijders en mr. J.F. van Halderen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.