ECLI:NL:RBGEL:2024:6106

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
05-090770-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan een overval wegens gebrek aan bewijs

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een overval op een hotel in Almere op 31 december 2020. De officier van justitie had de verdachte ten laste gelegd dat hij informatie had verstrekt aan een medeverdachte over de kluis in het hotel, met als doel de overval te vergemakkelijken. Tijdens de zitting op 23 augustus 2024 werd het bewijs besproken, waaronder audiofragmenten van gesprekken waarin de verdachte mogelijk te horen zou zijn. De rechtbank concludeerde echter dat de politie niet voldoende bewijs had geleverd om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De geluidsfragmenten waren te algemeen en de herkenning van de stem van de verdachte was niet overtuigend genoeg. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte medeplichtig was aan de overval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Daarnaast werd de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 16/090770-21
Datum uitspraak : 6 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres] .
Raadsman: mr. E.D. van Tellingen, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 23 augustus 2024.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 31 december 2020 te
Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 220 Euro, althans enig geldbedrag en/of twee postpakketten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n)
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 3] en/of [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een capuchon op het hoofd en/of een hamer en/of een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp) in de hand(en) dat hotel binnen te lopen en/of
- zich achter de balie te begeven waar die [naam 3] en/of [naam 4] (zijnde
receptiemedewerkers) zich bevonden en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, dreigend tegen die [naam 3] en/of [naam 4] te zeggen “Dit is een overval” en/of “Waar is de kluis waar is de kluis” en/of
“Maar mevrouw ik wil gewoon de sleutel”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [naam 3] en/of [naam 4] te richten en/of gericht te houden en/of die hamer omhoog te bewegen en/of te houden en/of
- met die [naam 4] mee te lopen naar de kluisruimte en/of
- een slaande beweging met die hamer te maken in de richting van die [naam 4] ten gevolge waarvan zij zich heeft afgeweerd en/of ten val is gekomen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 november 2020 te Almere en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, door
- ( terwijl hij van 1 augustus 2018 tot en met 30 september 2020 in dat hotel werkzaam was geweest) aan medeverdachte [medeverdachte] uitleg te geven over de (inhoud van de) kluis achter de receptie en/of de werkwijze van het betalen van borg wetende dat die gesprekken door die [medeverdachte] waren opgeslagen met als doel om aan iemand anders (“een mattie”) te laten horen die “wou daar valle”.

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat er op 31 december 2020 rond 19:30 uur een overval heeft plaatsgevonden op het [naam 1] (hierna: het hotel). [naam 3] en [naam 4] , die die avond achter de receptie aan het werk waren in het hotel, hebben hiervan aangifte gedaan. Zij werden door twee jongens bedreigd met een vuurwapen en een mes, terwijl hen werd gevraagd naar de sleutel van de kluis. Toen duidelijk werd dat de medewerksters deze niet hadden, hebben de overvallers € 220,- uit de kassalade en twee postpakketten meegenomen en zijn ze uit het hotel vertrokken. Tot op heden is onbekend wie de overvallers waren.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte
betrokken is geweest bij de overval als medeplichtige, door medeverdachte [medeverdachte] telefonisch informatie te verschaffen over de kluis achter de receptie en de werkwijze van het betalen van de borg.
De betrokkenheid van verdachte zou kunnen blijken uit audiofragmenten van 27 november 2020 die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen, ervan uitgaande dat één van de personen die in die fragmenten te horen is, verdachte was. In de audiofragmenten wordt namelijk gesproken over een kluis achter de receptie van een hotel, over de inhoud van de kluis, hoe het hotel omgaat met borg of contanten en dat een vriend van één van de personen op de fragmenten een overval wil plegen op het hotel (“een mattie van me wou daar valle”). Verder zou één van de personen die te horen zijn bij een hotel hebben gewerkt. Verdachte is een tijd werkzaam geweest bij het restaurant van het hotel waar de overval heeft plaatsgevonden. Dit zou kunnen passen bij de inhoud van de geluidsfragmenten.
De politie heeft een proces-verbaal van bevindingen over de audiofragmenten opgemaakt waarin staat dat de stem van verdachte wordt herkend als één van de stemmen op twee van de tien geluidsfragmenten, te weten de fragmenten met nummers 2 en 4. De politie baseert die bevindingen op de omstandigheden dat zowel in de geluidsfragmenten als in het contact tussen verdachte enerzijds en verbalisanten anderzijds tijdens een fysiek gesprek op 22 januari 2021, verdachte vaak ‘euhhhh’ gebruikt tussen de woorden en zinnen. Daarnaast worden de woorden in goed ABN uitgesproken en tot slot komt ook de toonhoogte waarop werd gesproken overeen.
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij een van de personen is die te horen is op de geluidsfragmenten. Hij zou wel eens een gesprek over de kluis hebben gevoerd met iemand maar dat was alleen ‘stoerdoenerij’. Meer in het algemeen heeft verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij de overval.
De rechtbank overweegt dat op basis van de bevindingen van de politie niet zonder meer kan worden vastgesteld dat verdachte één van de personen is die op de audiofragmenten te horen is. De politie heeft haar bevindingen gebaseerd op vrij algemene omstandigheden die op veel mensen van toepassing kunnen zijn. Daarnaast gaat het om een vermeende herkenning op slechts twee van de tien fragmenten, waarvan de inhoud niet heel specifiek is en die heel kort zijn. Dit is dan ook te mager om te kunnen vaststellen dat het verdachte is geweest die te horen is op de audiofragmenten. Het voorgaande leidt dan ook tot het oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval, nog los van de vraag of er sprake zou zijn van het voor medeplichtigheid vereiste dubbel opzet.
Dit alles betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [naam 4] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.525,91 aan materiële schade en € 7.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. J.F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 september 2024.
mr. M.E. Snijders en mr. J.F. van Halderen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.