Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2024
- de door [gedaagde] ter zitting overgelegde stukken.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over de ontruiming van een woning na de beëindiging van hun samenwoning. Partijen hebben een affectieve relatie gehad en samen twee kinderen. Op 21 april 2023 hebben zij een samenlevingsovereenkomst gesloten, die door [eiseres] op 15 januari 2024 is opgezegd. [eiseres] heeft de woning op 18 april 2024 verlaten en sindsdien verblijft [gedaagde] met de kinderen in de woning. [eiseres] vordert in dit kort geding de ontruiming van de woning, omdat zij deze wil verkopen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft, aangezien de termijn van drie maanden na de opzegging van de samenlevingsovereenkomst is verstreken. De rechter heeft geoordeeld dat het belang van [eiseres] om haar woning te verkopen zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven wonen. Daarom is [gedaagde] veroordeeld om de woning uiterlijk op 31 oktober 2024 te verlaten. De vordering tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen, omdat [eiseres] al een titel heeft om tot ontruiming over te gaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.