ECLI:NL:RBGEL:2024:6084

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
05.093872.24 en 05.090732-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk sepot en veroordeling voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 maart 2024 in Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht in haar woning, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte, geboren in 1991 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door haar raadsman, mr. W.R. Gorseling. De officier van justitie had eerder besloten de zaak voorwaardelijk te seponeren, maar omdat de kennisgeving hiervan niet aan de verdachte was uitgereikt, werd de officier niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging onder parketnummer 05/090732-24. De rechtbank oordeelde dat de beslissing tot seponeren externe werking heeft, ook al was de verdachte niet op de hoogte gesteld.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met brandbare materialen, wat leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de goederen daarin. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 300 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische opname voor behandeling van haar problematiek. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een spoedige klinische behandeling, gezien het hoge risico op recidive en de ernst van de feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/093872-24 en 05/090732-24
Datum uitspraak : 2 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het [verblijfplaats] in [plaats] .
Raadsman: mr. W.R. Gorseling, advocaat in Cuijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder parketnummer
05/093872-24ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 maart 2024 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht door in een woning, gelegen aan het adres [adres] , open vuur (een waxinelichtje) in aanraking te brengen met een tampon, een kunststof voorwerp, een houten etalagere en/of een televisie meubel, althans brandbaar materiaal, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en/of de in voornoemde woning aanwezige goederen en/of (goederen in) de naastgelegen woning(en) te duchten was;
Onder parketnummer
05/090732-24is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 14 maart 2024 te Arnhem, een ambtenaar, [agent 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [agent 1] tegen zijn been, althans het lichaam, te trappen en/of schoppen;
2
zij op of omstreeks 14 maart 2024 te Arnhem, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [agent 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [agent 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door
- zich te bewegen in een richting tegengesteld aan de richting waarin voornoemde ambtenaren haar trachten te geleiden,
- haar arm- en beenspieren aan te spannen, en/of
- voornoemde [agent 1] in zijn arm vast te knijpen en/of haar nagels in de arm van die [agent 1] te zetten;
3
zij op of omstreeks 14 maart 2024 te Arnhem opzettelijk een ambtenaren, te weten [agent 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [agent 1] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Morherfuckers" en " klootzakken", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

2. Overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie (parketnummer 05/090732-24)

De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie in een brief van 16 maart 2024 heeft vermeld dat is besloten de zaak met dit parketnummer voorwaardelijk te seponeren. In deze brief staat dat verdachte niet zal worden vervolgd onder de voorwaarde dat zij zich gedurende een proeftijd van 1 jaar, ingaande op de dag van uitreiking van deze kennisgeving, niet aan enig strafbaar feit schuldig zal maken.
Uit de akte van uitreiking volgt dat op 23 maart 2024 is geprobeerd de kennisgeving uit te reiken op het adres [adres] , maar dat dat niet gelukt is omdat verdachte niet meer op dat adres verbleef omdat zij gedetineerd is.
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de brief van 16 maart 2024 alleen administratief is aangemaakt, maar niet is uitgereikt. Bij herbeoordeling is besloten alsnog te dagvaarden voor deze feiten. Ook op de justitiële documentatie van verdachte staat niet vermeld dat voorwaardelijk geseponeerd is.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in deze redenering. De officier van justitie heeft de beslissing genomen voorwaardelijk te seponeren en vervolgens geprobeerd de kennisgeving van die beslissing aan verdachte te doen betekenen. De omstandigheid dat de uitreiking niet is gelukt en verdachte niet in kennis is gesteld van dit (voorwaardelijk) sepot, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat het de officier van justitie vrij staat terug te komen op een dergelijke beslissing. Ook in het geval een betekening niet slaagt, heeft een beslissing tot seponeren namelijk externe werking, ook richting bijvoorbeeld eventuele slachtoffers. Het gegeven dat de kennisgeving van de sepotbeslissing niet aan verdachte is uitgereikt, betekent enkel dat de proeftijd niet is gaan lopen maar doet niet af aan het feit dat de beslissing tot seponeren is genomen. Daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (parketnummer 05/093872-24) [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 7-9;
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, aanvullend procesdossier, ongenummerde pagina (nummer PL0600-2024123153-11);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 48.
In de woning van verdachte bevonden zich diverse brandbare goederen, zoals bijvoorbeeld de gordijnen naast de brandhaard. Als de brand niet was geblust, dan had de brand kunnen overslaan naar die goederen en de goederen in de naastgelegen woningen. Daarom acht de rechtbank gemeen gevaar voor goederen in de woning van verdachte en de goederen in de naastgelegen woningen bewezen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/093872-24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks17 maart 2024 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht door in een woning, gelegen aan het adres [adres] , open vuur (een waxinelichtje) in aanraking te brengen met een tampon, een kunststof voorwerp, een houten
etagèreen
/ofeen televisie meubel,
althans brandbaar materiaal, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde woning en
/ofde in voornoemde woning aanwezige goederen en/
of(goederen in) de naastgelegen woning(en) te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd en cursief weergegeven. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer
05/093872-24:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte weinig documentatie heeft en dat langer vastzitten niet nodig is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft brand gesticht in haar woning in een woonzorgcomplex waarbij gevaar voor goederen is ontstaan. Dankzij het brandalarm en adequaat handelen van een medewerker is erger voorkomen. Maar een brand is zeer onvoorspelbaar en er had meer schade kunnen ontstaan en mensen hadden letsel kunnen oplopen.
Er is een advies van het NIFP van 27 maart 2024 beschikbaar en daarnaast zijn er enkele reclasseringsrapporten. In het meest recente rapport van de reclassering, dat van 19 augustus 2024, is beschreven dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Dit heeft onder andere te maken met het alcoholgebruik van verdachte en de vermoedelijke aanwezigheid van een psychische stoornis. Er is sprake van een voorgeschiedenis met trauma-ervaringen, maar het is onduidelijk gebleven of verdachte daar behandeling voor heeft gehad. De reclassering schat in dat de kans groot is dat ze weer gaat drinken wanneer ze niet de benodigde behandeling krijgt. Verdachte verklaart dit zelf ook. Zij laat voortdurend ‘acting out’ gedrag zien als schreeuw om hulp. Verdachte lijkt onvoldoende in staat te zijn om de gevolgen voor haar omgeving in te zien van haar risicovolle en gevaarzettende gedrag. De reclassering heeft van de casemanager vernomen dat verdachte in de penitentiaire inrichting weer brand heeft gesticht, haar cel heeft laten vollopen met water en haar hoofd in de wc pot heeft gestopt. Ook heeft verdachte een medewerker in het gezicht gespuugd toen hij, volgens haar, niet naar haar luisterde.
De behandeling voor de alcoholverslaving bij Iriszorg liep van 17 april 2023 tot 16 maart 2024, maar bleek niet voldoende toereikend voor de problematiek van verdachte. Gelet op de hoge risico’s, complexe problematiek en het gevaarzettende gedrag, zoals automutilatie en de incidenten in de penitentiaire inrichting, ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan te adviseren om verdachte toe te leiden naar een klinische opname vanuit detentie. Verdachte heeft strakke kaders met passende hulp nodig. De reclassering vindt een klinische opname voor haar trauma’s, coping mechanismen en alcoholgebruik noodzakelijk en dit sluit aan bij de wens/behoefte van verdachte zelf.
In een e-mail van de reclassering van 27 augustus 2024 is vermeld dat [FPK plaats] op 3 september 2024 een plek voor verdachte heeft. De opname voor die datum is officieel bevestigd door [FPK plaats] . Inmiddels is ook vervoer voor verdachte aangevraagd bij DV&O.
De rechtbank overweegt dat zij een spoedige klinische behandeling van verdachte noodzakelijk vindt, niet alleen in het belang van verdachte zelf, maar ook van de maatschappij. Daarom zal de rechtbank volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die niet langer is dan de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit betekent dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen van 171 dagen (het aantal dagen vanaf de inverzekeringstelling op 17 maart 2024 tot en met het moment van plaatsing van verdachte bij [FPK plaats] op 3 september 2024).
De rechtbank zal (medewerking aan) die klinische behandeling opleggen als bijzondere voorwaarde, naast een aantal andere bijzondere voorwaarden, in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Alles bij elkaar acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 129 dagen voorwaardelijk en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. Hoewel de officier van justitie bij haar eis is uitgegaan van een bewezenverklaring van de feiten onder parketnummer 05/090732-24, is de rechtbank van oordeel dat ook alleen de brandstichting deze straf rechtvaardigt.
De rechtbank zal bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Uit het forensisch onderzoek volgt dat de brand zeer beperkt is gebleven door het brandalarm en adequaat optreden van de medewerker van [bedrijf] . Indien de brand zich had kunnen uitbreiden had mogelijk levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel kunnen ontstaan omdat de woning onderdeel is van een woonzorgcomplex waarbij vier woningen direct grenzen aan de woning waar de brand heeft gewoed. De rechtbank vindt ook van belang dat verdachte heeft verklaard dat zij zo weer brand zou stichten en zij dat in de penitentiaire inrichting ook daadwerkelijk heeft gedaan. Daarom dient de opname plaats te vinden aansluitend aan het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging in de zaak met parketnummer
05/090732-24;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer
05/093872-24tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 129 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich meldt bij de Reclassering Nederland na afstemming met/via haar behandelaren. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- verdachte zich aansluitend aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf laat opnemen bij [FPK plaats] in Almelo of een andere zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- verdachte zich aansluitend aan een klinisch traject, indien noodzakelijk blijkt, ambulant laat behandelen door een forensische psychiatrische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener binnen de reguliere geestelijke gezondheidszorg, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- verdachte na een klinisch traject in een instelling voor begeleid, beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
 bepaalt dat verdachte op 3 september 2024 met justitieel vervoer zal worden overgebracht naar [FPK plaats] .
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hollebrandse, voorzitter, mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024123153, gesloten op 18 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.