ECLI:NL:RBGEL:2024:605

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
C/05/427269 / FZ RK 23-3273
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de klachtenprocedure door de rechtbank in een zorgzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een zorgaanbieder met betrekking tot de klachtenprocedure van een klachtencommissie. De zorgaanbieder stelde dat de klachtencommissie niet de juiste procedure had gevolgd bij de beoordeling van een klacht die door een betrokkene was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 10:7 van de Wet verplichte ggz (Wvggz) niet de mogelijkheid biedt voor de zorgaanbieder om een beslissing van de rechtbank te verkrijgen over de klachtenprocedure. De rechtbank heeft de zorgaanbieder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat de procedurele aspecten van de klachtencommissie niet onder de beoordeling van de rechtbank vallen. De rechtbank heeft benadrukt dat de oorspronkelijke klacht van de betrokkene inmiddels door de klachtencommissie gegrond was verklaard, waardoor er geen belang meer bestond bij de beoordeling van de procedurele aspecten. De rechtbank heeft ook erkend dat zij niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn een beslissing heeft kunnen nemen, wat te wijten was aan verschillende factoren zoals de feestdagen en werkdruk. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beschikking werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/427269 / FZ RK 23-3273
Datum uitspraak: 26 januari 2024
Beschikking beroep tegen klachtenprocedure
ter verkrijging van een beslissing over een klacht over zorgaanbieder ingediend bij de klachtencommissie op 25 september 2023 (hierna: de klachtencommissie).
[zorgaanbieder]
hierna te noemen: de zorgaanbieder of verzoeker
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [naam betrokkene] , betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift ex artikel 10:7 lid 1 Wvggz, bij de griffie van deze rechtbank ontvangen op 1 november 2023, met bijlagen;
- de reactie van de klachtencommissie [zorgaanbieder] van 10 november 2023;
- de reactie op de brief van de klachtencommissie en aanvullende informatie bij het verzoekschrift van verzoeker van 14 november 2023.
1.2.
Aan betrokkene wordt door de zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens beschikking van deze rechtbank van 6 januari 2023 geldend uiterlijk tot en met 6 januari 2024.
1.3.
[naam betrokkene] heeft bij brief van 28 september 2023 bij de klachtencommissie een klacht ingediend. Deze klacht is geregistreerd onder nummer [klachtnummer 1] en door de voorzitter van de klachtencommissie op 3 oktober 2023 niet ontvankelijk verklaard. Daarna heeft [naam betrokkene] op 6 oktober 2023 dezelfde klacht opnieuw ingediend. Deze klacht is geregistreerd onder nummer [klachtnummer 2] . Deze klacht is op 12 oktober 2023 inhoudelijk behandeld en door de klachtencommissie op 23 oktober 2023 gegrond verklaard.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 november 2023, in het gebouw van de rechtbank op locatie Zutphen ten overstaan van mr. B. Krijnen. Daarbij zijn verschenen: [naam 1] en [naam 2] namens [zorgaanbieder] en mr. W.L.M Fleuren, advocaat te Apeldoorn, namens betrokkene. Betrokkene heeft de mondelinge behandeling (deels) telefonisch meegeluisterd.
De klachtencommissie is als zodanig geen partij in deze procedure. Zij is dan ook niet opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
1.5.
Gedurende de mondelinge behandeling is aangegeven dat de zaak meervoudig zou worden beslist. Verzoeker en betrokkene hebben hiermee ingestemd en afgezien van het recht op een mondelinge behandeling door de meervoudige kamer.

2.Beoordeling

2.1.
Verzoeker verzoekt de beslissing van de (voorzitter van de) klachtencommissie Midden-Nederland met klachtnummer [klachtnummer 1] te vernietigen. Verzoeker voert hiertoe aan dat de klachtencommissie op 3 oktober 2023 een beslissing heeft genomen op de door de oorspronkelijke klager, de heer [naam betrokkene] , ingediende klacht. Deze klacht had betrekking op tegen de wil van [naam betrokkene] toegediende depotmedicatie. De klachtencommissie heeft zich echter volgens verzoeker ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Ze heeft een beslissing genomen op de klacht zonder de daarvoor geldende procedure in acht te nemen, aldus verzoeker. Zo zijn noch de zorgverantwoordelijke, noch de geneesheer-directeur, noch de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld hun zienswijze op de klacht kenbaar te maken. Ook is hen geen afschrift verstrekt van de beslissing. Bovendien is de beslissing, inhoudende een niet-ontvankelijkverklaring, niet gepubliceerd op de website van de klachtencommissie.
2.2.
Verzoeker stelt belang te hebben bij een beoordeling van dit verzoek door de rechtbank. De klachtencommissie heeft aan diverse verplichtingen, voortvloeiende uit de Wet verplichte ggz, niet voldaan. Zij dient uitvoering hieraan te geven, hetgeen zij heeft nagelaten.
2.3.
De klachtencommissie heeft bij schrijven van 14 november 2023 inhoudelijk gereageerd op het verzoek. Ze heeft verzocht om verzoeker niet ontvankelijk te verklaren omdat een beoordeling van de procedure buiten het kader van artikel 10:7 Wvggz valt. Verzoeker heeft vervolgens gereageerd op de reactie van de klachtencommissie en heeft daarbij aangegeven dat de klachtencommissie geen partij is in de procedure.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat voor zover verzoeker klaagt over de procedurele aspecten van de klachtencommissie, ze niet-ontvankelijk is in het verzoek. Het in art. 10:7 Wvggz geregelde verzoek aan de rechtbank om ‘een klacht’ te beoordelen ziet op de beoordeling door de rechtbank van een klacht zoals die bij de zorgaanbieder is ingediend door de oorspronkelijk klager. De door de wet gehanteerde formulering dat het hier een beroep betreft is verwarrend, immers er wordt niet gedoeld op het in beroep gaan van de beslissing van de klachtencommissie maar om een (her)beoordeling van de klacht. Dat artikel 10:7 Wvggz zo moet worden uitgelegd, blijkt ook uit artikel 10:10 Wvggz, waarin ook gesproken wordt over ‘de klacht tegen de beslissing’ waarbij het gaat om een beslissing van de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke.
2.5.
In de onderhavige zaak is de oorspronkelijk klager de heer [naam betrokkene] . Diens klacht is door de klachtencommissie in eerste instantie ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, zonder daarbij de gangbare procedure in acht te nemen, aldus verzoeker. Het is daartegen dat het verzoek van de zorgaanbieder is gericht. De wet biedt, zoals gezegd, echter niet de mogelijkheid om hierover als zorgaanbieder een beslissing van de rechtbank te verkrijgen.
2.6.
Nu de gronden van het verzoek primair lijken te zien op het niet volgen van de voorgeschreven procedure door de klachtencommissie, kan de rechtbank deze niet in behandeling nemen. Dit aspect valt onder hoofdstuk 13 van de Wvggz, zodat de zorgaanbieder zich voor een oordeel hierover dient te wenden tot de Inspectie gezondheidszorg en Jeugd, die onder meer ziet op het toezicht op het naleven van de wet.
2.7.
Voor zover verzoeker heeft beoogd om alsnog de oorspronkelijke klacht inhoudelijk aan de rechtbank voor te leggen, overweegt de rechtbank ten overvloede dat hierbij geen belang meer bestaat. De klachtencommissie heeft immers na de eerste niet-ontvankelijkheidsverklaring opnieuw beslist op de door de heer [naam betrokkene] (opnieuw) ingediende oorspronkelijke klacht en deze gegrond verklaard.
2.8.
Ten slotte hecht de rechtbank eraan te constateren dat zij niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn een beslissing heeft genomen op het verzoek. Dit is op voorhand tijdens de mondelinge behandeling aangegeven. De rechtbank betreurt het dat de beslissing niet tijdig kon worden genomen. De feestdagen, werkdruk en het feit dat de oorspronkelijke klacht inmiddels heeft geleid tot een nieuwe beslissing van de klachtencommissie, zoals uit de overgelegde stukken is gebleken zodat de urgentie om snel duidelijkheid te hebben over de klacht er niet meer was, hebben hiertoe geleid.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking wordt gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024 door
mrs. B. Krijnen, E. van Dusschoten en R.B.M. Keurentjes, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. van den Boogaard, griffier.
Tegen de beslissing op de klacht staat het rechtsmiddel cassatie open.
Indien er een beslissing omtrent schadevergoeding is genomen, staat tegen de schadevergoedingsbeslissing hoger beroep open op grond van artikel 358 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. .