ECLI:NL:RBGEL:2024:6018

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
C/05/436428 / HA ZA 24-274
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake rechtsmacht en toepasselijk recht in een internationale verbinteniszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 augustus 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Neophitou, heeft gedaagden, die in Zwitserland wonen, gedagvaard. De procedure begon met een dagvaarding op 17 april 2024, gevolgd door een herstelexploot op 7 mei 2024. Op 29 mei 2024 werd verstek verleend tegen de gedaagden, die niet verschenen. De rechtbank heeft ambtshalve onderzoek gedaan naar de rechtsmacht en het toepasselijk recht, aangezien de gedaagden in het buitenland wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij rechtsmacht heeft op basis van de forumkeuze in de leningsovereenkomst en dat het Nederlands recht van toepassing is, zoals overeengekomen door partijen.

De rechtbank heeft vervolgens de vorderingen van de eiser beoordeeld. De primaire vordering tot nakoming van de overeenkomst, waarbij gedaagden werden veroordeeld tot afgifte van een voertuig, werd toegewezen. Echter, de vordering tot het opleggen van een dwangsom werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende grond was voor deze vordering. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van beslagkosten en proceskosten, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd.

De rechtbank heeft in haar beslissing het eerder verleende verstek vervallen verklaard, maar opnieuw verstek verleend tegen de gedaagden. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.000,00 aan de eiser, vermeerderd met rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Ook zijn zij veroordeeld tot afgifte van het voertuig binnen 30 dagen na betekening van het vonnis, met een vervangende schadevergoeding van € 110.000,00 in geval van niet-nakoming. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.F. van den Berg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/436428 / HA ZA 24-274
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A. Neophitou te Oss,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] , Zwitserland,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 april 2024;
  • het herstelexploot van 7 mei 2024;
  • het op 29 mei 2024 tegen gedaagden verleende verstek;
  • het e-mailbericht van 24 juni 2024 van de rechtbank aan mr. Neophitou;
  • het B16-formulier van 24 juni 2024 van mr. Neophitou.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagden wonen in Zwitserland, zodat de rechtbank ambtshalve onderzoek moet doen naar het antwoord op de vragen of er sprake is van rechtsmacht en welk recht van toepassing is.
Rechtsmacht
2.2.
De zaak is een burgerlijke of handelszaak. Dit betekent dat de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, moet worden beoordeeld aan de hand van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Verdrag van Lugano van 30 oktober 2007, Pb EU 2007, L 339/3, hierna: EVEX II).
2.3.
Deze rechtbank is exclusief bevoegd op grond van de uitdrukkelijke forumkeuze die partijen in artikel 6.5 van de leningsovereenkomst hebben gemaakt (artikel 23 lid 1 EVEX II).
Toepasselijk recht
2.4.
De grondslag van de vorderingen is gelegen in een verbintenis uit overeenkomst. Voor de bepaling van het toepasselijk recht is in dat geval de EG-Verordening inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (593/2008, hierna: Rome I) van toepassing.
2.5.
In artikel 6.5 van de leningsovereenkomst hebben partijen een uitdrukkelijke keuze gedaan voor toepasselijkheid van Nederlands recht, zodat de rechtbank dit recht op grond van artikel 2 en 3 lid 1 Rome I bij de beoordeling zal toepassen.
Verstek
2.6.
Eiser heeft een (herstel)exploot van dagvaarding van 7 mei 2024 aangebracht op de rolzitting van 29 mei 2024. Gedaagden zijn niet verschenen en vervolgens is tegen hen verstek verleend.
2.7.
Vervolgens heeft de rechtbank geconstateerd dat eiser het hiervoor genoemde (herstel)exploot enkel heeft doen betekenen ten kantore van mr. S.J.B. Drijber, advocaat te Velp, omdat - volgens eiser - gedaagden aldaar woonplaats hebben gekozen. Omdat eiser heeft verzuimd om een bewijsstuk van de gestelde woonplaatskeuze te overleggen, heeft de rechtbank hem - op grond van artikel 3.1. en 3.2 van het toepasselijke procesreglement - daartoe alsnog in de gelegenheid gesteld. Op 24 juli 2024 heeft eiser het bewijsstuk van de gestelde woonplaatskeuze overgelegd.
2.8.
Het voorgaande betekent dat er op 29 mei 2024 onvoldoende grond was om tegen gedaagden verstek te verlenen. Daarom zal de rechtbank die verstekverlening vervallen verklaren.
2.9.
Op grond van het op 24 juli 2024 beschikbare procesdossier is de rechtbank van oordeel dat het (herstel)exploot rechtsgeldig aan gedaagden in persoon is betekend (vgl. Hoge Raad 2 februari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1982). Omdat gedaagden niet in de procedure zijn verschenen, wordt tegen hen verstek verleend.
Inhoudelijke beoordeling
2.10.
Het primair gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.11.
De rechtbank begrijpt de primaire vordering van eiser ter zake van het in de dagvaarding genoemde voertuig (randnummer 13 van de dagvaarding en randnummer 2 - onder het kopje Primair - van het petitum) aldus, dat gedaagden tot nakoming (afgifte van het voertuig aan eiser) binnen 30 dagen na dit vonnis worden veroordeeld en dat, indien gedaagden niet tijdig nakomen, zij worden veroordeeld tot het betalen van een vervangende schadevergoeding van € 110.000,00 te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering is toewijsbaar.
2.12.
Eiser heeft echter (in randnummer 2 - onder het kopje Primair - van het petitum) ook gevorderd dat gedaagden een dwangsom verbeuren indien zij niet tijdig nakomen. Toewijzing van deze vordering zou betekenen dat gedaagden ingeval van niet-tijdige nakoming zowel een dwangsom als een schadevergoeding verschuldigd zijn. De rechtbank is van oordeel dat voor toewijzing van deze (primaire dan wel subsidiaire) vordering, geen althans onvoldoende grond bestaat.
2.13.
Eiser vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op:
- explootkosten € 973,89
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat €
1.929,00(1,0 punt × tarief € 1.929,00)
Totaal € 3.222,89.
2.14.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 2.306,00 (€ 2.626,00 - € 320,00)
- salaris advocaat €
1.929,00(1,0 punt × tarief € 1.929,00)
Totaal € 4.370,97.
2.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart het op 29 mei 2024 tegen gedaagden verleende verstek vervallen,
3.2.
verleent verstek tegen gedaagden,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 15.000,00, vermeerderd met de contractuele rente van 10% per jaar over het toegewezen bedrag met ingang van 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.119,25 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één afgeeft ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting af te geven het voertuig [merk auto] , met Zwitsers [kenteken] ,
3.6.
veroordeelt - indien gedaagden bovengenoemd voertuig niet binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan eiser afgeven - gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 110.000,00 aan vervangende schadevergoeding, vermeerderd met de contractuele rente van 10% per jaar over het toegewezen bedrag met ingang van 1 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt - indien gedaagden bovengenoemd voertuig niet binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan eiser afgeven - gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.389,75 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.8.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.222,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.9.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 4.370,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.10.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.