In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 augustus 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Neophitou, heeft gedaagden, die in Zwitserland wonen, gedagvaard. De procedure begon met een dagvaarding op 17 april 2024, gevolgd door een herstelexploot op 7 mei 2024. Op 29 mei 2024 werd verstek verleend tegen de gedaagden, die niet verschenen. De rechtbank heeft ambtshalve onderzoek gedaan naar de rechtsmacht en het toepasselijk recht, aangezien de gedaagden in het buitenland wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij rechtsmacht heeft op basis van de forumkeuze in de leningsovereenkomst en dat het Nederlands recht van toepassing is, zoals overeengekomen door partijen.
De rechtbank heeft vervolgens de vorderingen van de eiser beoordeeld. De primaire vordering tot nakoming van de overeenkomst, waarbij gedaagden werden veroordeeld tot afgifte van een voertuig, werd toegewezen. Echter, de vordering tot het opleggen van een dwangsom werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende grond was voor deze vordering. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van beslagkosten en proceskosten, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd.
De rechtbank heeft in haar beslissing het eerder verleende verstek vervallen verklaard, maar opnieuw verstek verleend tegen de gedaagden. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.000,00 aan de eiser, vermeerderd met rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Ook zijn zij veroordeeld tot afgifte van het voertuig binnen 30 dagen na betekening van het vonnis, met een vervangende schadevergoeding van € 110.000,00 in geval van niet-nakoming. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.F. van den Berg.