ECLI:NL:RBGEL:2024:6013

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
127250.24, 220607.23 (gev. ttz.), 323950.20 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor twee vermogensfeiten en wederspannigheid met vrijspraak voor heling

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996 en momenteel gedetineerd. De zaak betreft meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal van fietsen en wederspannigheid. De verdachte is vrijgesproken van heling, omdat niet bewezen kon worden dat de betrokken fiets van misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van braak en aan medeplegen van schuldheling. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en meewerken aan behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €200,- toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de diefstal van zijn fiets. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat de verdachte nu onder de ISD-maatregel valt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Zutphen, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.127250.24; 05.220607.23 (gev. ttz.) + 05.323950.20 (tul)
Datum uitspraak : 8 augustus 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres 1] , [postcode] in [plaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. A. Foppen, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
05.127250.24
1.
hij op of omstreeks 13 april 2024 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische) (dames)fiets B'Twin, type Elops 120E), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 maart 2024 tot en met 14 maart 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (heren)fiets (Cortina, type U4), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat / die weg te nemen fiets / goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
05.220607.23
1.
hij op of omstreeks 1 september 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij, in of omstreeks de periode van 31 augustus 2023 tot en met 1 september 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 1 september 2023 te Arnhem, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [agent 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [agent 2] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten het aanhouden van de verdachte ex artikel 53 Wetboek van Strafvordering (vanwege verdenking van overtreding van artikel 416 en/of 417bis Wetboek van Strafrecht) door zijn, verdachtes, armen en/of lichaam te bewegen in tegengestelde richting dan die waarin voornoemde verbalisanten hem trachtten te bewegen en/of door zich los te rukken/trekken.

2.Vrijspraak feit 1 parketnummer 05.127250.24

Standpunten
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 1, reeds omdat uit het dossier niet blijkt dat de in de tenlastelegging bedoelde fiets van enig misdrijf afkomstig is.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

05.127250.24 [1]
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 11-12;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 15-16;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juli 2024.
05.220607.23 [2]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige] heeft op 1 september 2023 aangifte gedaan van diefstal van de fiets van haar zoon in de nacht van 31 augustus op 1 september 2023. De fiets van haar zoon betreft een blauwe crossfiets van het merk Cannondale type H600. [getuige] zag op Markplaats dat ene ‘ [verdachte] ’ een Cannondale type H600 te koop aanbood die volledig overeen kwam met de fiets van haar zoon. [getuige] maakte op aanraden van de politie een afspraak met de verkoper. [getuige] had afgesproken op de [adres 2] in Arnhem. Zij zagen een persoon in een zwart trainingspak aan de ene kant van de weg staan. Aan de overkant van de straat stond een man met de fiets. Op een gegeven moment kwam de man in het zwarte trainingspak erbij staan. Hij zei dat hij er minimaal € 90,- voor wilde hebben en dat hij de remmen had veranderd. Nadat [getuige] de politie had ingeseind, werden beide mannen door de politie aangehouden. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] herkende de man met de zwarte pet, het zwarte trainingspak en de witte sneakers ambtshalve als [verdachte] . [4]
[verdachte] heeft verklaard dat hij de fiets op Marktplaats heeft gezet onder de naam ‘ [verdachte] ’ en dat hij de afspraak heeft gemaakt om de fiets te verkopen. [5]
[medeverdachte] heeft verklaard dat het [verdachte] is geweest die hem, [medeverdachte] , heeft gevraagd een fiets weg te brengen.
Vaststaat daarmee dat beiden aanwezig zijn op het moment dat zij een kort daarvoor gestolen fiets aan de eigenaren proberen terug te verkopen.
[verdachte] heeft verklaard dat hij niet wist dat de fiets van diefstal afkomstig was en dat hij nog aan [medeverdachte] gevraagd heeft of het een eerlijke fiets was, hetgeen [medeverdachte] zou hebben bevestigd. Uitgaande van de juistheid van deze verklaring, heeft [verdachte] daarmee, al dan niet voor een ander, een voor hem onbekende fiets op Markplaats gezet. Vervolgens heeft hij de fiets samen met [medeverdachte] ergens op straat proberen te verkopen.
Verdachte heeft zich er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende van vergewist of de fiets die hij aanbood wel een eerlijke fiets was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de wijze waarop de fiets werd geprobeerd te verkopen (op straat, op verzoek van iemand anders, met een Marktplaats-account zonder achternaam) verdachte had moeten brengen tot een grotere voorzichtigheid en nader onderzoek. Door dat achterwege te laten heeft hij zich samen met [medeverdachte] in ieder geval schuldig gemaakt aan het medeplegen van schuldheling. Voor opzetheling acht de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende bewijs aanwezig.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 23-24;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juli 2024.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde van parketnummer 05.127250.24 en het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde onder parketnummer 05.220607.23 heeft begaan, te weten dat:
05.127250.24
2.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 13 maart 2024 tot en met 14 maart 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,een (heren)fiets (Cortina, type U4)
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat /die weg te nemen fiets
/ goedonder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
05.220607.23
1.
hij op
of omstreeks1 september 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,een fiets
, althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader
(s)ten tijde van
de verwerving ofhet
voorhanden krijgen van dit goed
wist(en), althansredelijkerwijs had
(den
)moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op
of omstreeks1 september 2023 te Arnhem, zich met geweld
en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen
een ofmeer
dereambtenaren, [agent 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en
/of[agent 2] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, te weten het aanhouden van de verdachte ex artikel 53 Wetboek van Strafvordering (vanwege verdenking van overtreding van artikel 416 en/of 417bis Wetboek van Strafrecht) door zijn, verdachtes, armen
en/of lichaamte bewegen in tegengestelde richting dan die waarin voornoemde verbalisanten hem trachtten te bewegen en
/ofdoor zich los te rukken/trekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
05.127250.24
feit 2:
diefstal, door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
05.220607.23
feit 1 primair:
medeplegen van schuldheling
feit 2:
wederspannigheid

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel met de volgende voorwaarden wordt opgelegd: meldplicht, behandelverplichting, persoonlijkheidsonderzoek, mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname van maximaal 9 weken, middelenverbod, verplichte urinecontroles, voor zover dit wordt geadviseerd het meewerken aan een ambulante behandeling en eventueel de verplichting dat verdachte in de woning van zijn vriendin zal verblijven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen sanctie rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een fietsendiefstal in vereniging door middel van braak en het medeplegen van schuldheling van een fiets. Dit zijn ergerlijke feiten die voor veel overlast zorgen voor de slachtoffers en de maatschappij. Daarnaast heeft verdachte zich verzet bij zijn aanhouding. Dit is een vervelend feit. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op het gezag van deze verbalisanten.
Uit het NIFP-advies van 19 april 2024 blijkt dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane schuldheling en diefstal misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat de tenuitvoerlegging van deze straffen verdachte er niet van heeft weerhouden de bewezenverklaarde feiten te begaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal plegen.
Ook blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte van 19 juni 2024 dat over een periode van vijf jaar voor meer dan tien misdrijffeiten tegen verdachte processen-verbaal zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de twaalf maanden voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit. Verdachte valt hierdoor onder de definitie van een stelselmatige dader in de zin van de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers, waaraan het Openbaar Ministerie is gebonden bij het vorderen van de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de eisen van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers om een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de veiligheid van goederen in beginsel het opleggen van de ISD-maatregel, die strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive, eist. De rechtbank ziet echter aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel voor de duur van twee jaar voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 3 jaar. Ter zitting heeft verdachte uitdrukkelijk aangegeven open te staan voor hulpverlenging. Met een voorwaardelijke ISD-maatregel wil de rechtbank verdachte nog een laatste kans geven en deze maatregel kan eveneens als ‘stok achter de deur’ dienen om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat. Verdachte krijgt hiermee het voordeel van de twijfel, maar komt hij lopende de proeftijd met justitie in aanraking of houdt hij zich niet aan de voorwaarden dan kan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel alsnog ten uitvoer worden gelegd. Dit is de allerlaatste kans voor verdachte om te laten zien dat hij zich kan houden aan de voorwaarden en geen strafbare feiten zal plegen. De rechtbank ziet graag dat de reclassering strak toeziet op de voorwaarden en verwacht dat een onmiddellijke terugmelding volgt indien verdachte zich niet houdt aan de voorwaarden.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke ISD-maatregel de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht, het doorgeven van zijn adres, meewerken aan dagbesteding, meewerken aan diagnostiek en, voor zover dit wordt geadviseerd, meewerken aan een behandeling met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname voor maximaal 7 weken, een drugsverbod en controle op het drugsverbod door middel van urinecontroles.
Om behandelmogelijkheden bij eventuele tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet te doorkruisen, houdt de rechtbank bij de duur van de ISD-maatregel geen rekening met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Omdat de rechtbank de ISD-maatregel voorwaardelijk oplegt zal zij het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.De beoordeling van de civiele vordering

05.127250.24
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 708,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
- € 600,- ‘ gestolen Cortina U4 transportfiets’;
- € 15,- ‘ fietskrat’;
- € 18,- ‘ kapot kettingslot’, en
- € 75,- ‘ nieuwe fiets kopen’.
Standpunten
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft immers de fiets van de benadeelde partij gestolen. De vordering van de benadeelde partij is verder niet onderbouwd met stukken. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en wijst een bedrag van € 200,- toe als vergoeding voor de gestolen fiets. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 200,- kan worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 13 maart 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05.323950.20)

De politierechter heeft verdachte op 6 januari 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 weken waarvan 12 weken voorwaardelijk.
De officier van justitie vordert de afwijzing van de voorwaardelijk opgelegde straf, nu zij een ISD-maatregel eist.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf wordt afgewezen, omdat verdachte meer baat heeft bij hulpverlening.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen nu aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 38p, 47, 57, 180, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:

spreekt verdachte vrij van het onder 1 van parketnummer 05.127250.24ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
  • bepaalt dat
  • de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- de bijzondere voorwaarden:
o dat verdachte zich uiterlijk binnen 3 (drie) dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis in persoon zal melden bij Reclassering Nederland (Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
o dat verdachte bij wijziging van zijn adres het nieuwe adres schriftelijk doorgeeft aan de reclassering;
o dat verdachte meewerkt aan diagnostiek, te bepalen door de reclassering of een door de reclassering aangewezen zorginstelling, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van diagnostiek worden gegeven;
o dat verdachte zich, voor zover de reclassering dit nodig acht, gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een door de reclassering aangewezen zorginstelling en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door die zorginstelling worden gegeven. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering/behandelaar een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor 7 (zeven) weken of zoveel korter als de reclassering/behandelaar dit noodzakelijk acht. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
o dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
o dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Civiele vordering
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 onder parketnummer 05.127250.24 tot betaling van schadevergoeding aan de
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 200,- (tweehonderd euro) aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 4 (vier) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging 05.323950.20
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 6 januari 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 12 weken af (05.323950.20).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. J.H.B. Bemelmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 augustus 2024.
mr. J.H.B. Bemelmans is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024168438, gesloten op 15 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] , hoofdagent van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023402325, gesloten op 3 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, [getuige] , p. 46-47.
4.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] , p. 10.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 92, 93.