ECLI:NL:RBGEL:2024:6

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/05/429222 / KZ ZA 23-195
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen ex-echtgenoten met betrekking tot de verdeling van de woning en overwaarde

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de eisende partij, een ex-echtgenote, de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gedaagde partij, haar ex-echtgenoot, is gelegd op haar bankrekeningen. De gedaagde partij heeft het beslag gelegd op basis van een vermeende afstand van de overwaarde van de echtelijke woning, die in het kader van hun echtscheiding in 2019 is verdeeld. De eisende partij stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de woning en dat de gedaagde partij geen recht heeft op de overwaarde. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de gedaagde partij summierlijk ondeugdelijk is, omdat hij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de eisende partij de afstandsverklaring zonder zijn medeweten heeft opgenomen in de volmacht. Bovendien heeft de gedaagde partij artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geschonden door het verweer van de eisende partij niet op te nemen in het beslagrekest. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het belang van de eisende partij, die de opbrengst van de woning nodig heeft om haar woonruimte te financieren, zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde partij. De voorzieningenrechter heft daarom het beslag op en veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/429222 / KZ ZA 23-195
Vonnis in kort geding van 21 december 2023
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. K. Tülü te Haarlem,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
advocaat: mr. C. Cakir te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 t/m 7
  • de producties 1 t/m 5 aan de zijde van [gedaagde partij]
  • de aanvullende productie 8 aan de zijde van [eisende partij]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisende partij]
  • de wijziging van eis.
1.2.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter vanwege de grote spoedeisendheid van de zaak bepaald dat op 21 december 2023 een zogenaamd ‘kop-staart vonnis’ zal worden gewezen en dat de motivering van de beslissing later op schrift zal worden gesteld. De motivering volgt in dit vonnis en is vastgesteld op 3 januari 2023.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn ex-echtelieden. De scheiding van partijen is in 2019 uitgesproken door de rechtbank in Turkije. Onderdeel van de ontbonden huwelijksgemeenschap is de woning staande en gelegen aan de [adres+plaats] (hierna: de woning). Aan de woning is een hypotheekschuld verbonden.
2.2.
Bij e-mail en brief van 15 maart 2022 heeft mr. Cagla Bakirhan (hierna: mr. Bakirhan), destijds de advocaat van [eisende partij] , aan [gedaagde partij] onder meer geschreven:
“ (…)
Cliënte heeft aangegeven dat jullie, kort samengevat, in goed onderling overleg, ten aanzien van de verdeling van de goederen, met elkaar hebben afgesproken dat u de vakantiewoning in [plaats] zou houden en cliënte de echtelijke woning aan de [adres+plaats] . Cliënte heeft aangegeven dat u zich niet heeft gehouden aan deze afspraak(…).
Volgens cliënte heeft u na de echtscheiding in eerste instantie wel meegewerkt aan de door jullie gemaakte afspraak om de echtelijke woning aan haar te verdelen, maar bent u daar puntje bij paaltje op teruggekomen. Zo heeft u in augustus 2019 een aanvraagformulier om het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te regelen medeondertekend en is er door de notaris een (concept)akte van verdeling opgemaakt, waarbij cliënte de woning zou verkrijgen aan u, zoals afgesproken, geen bedrag vanwege overbedeling zou worden vergoed.
(…)
Hierbij stelt cliënte u voor om mee te werken aan de gemaakte afspraak om de voormalig echtelijke woning aan haar te verdelen zonder vergoeding van een eventuele overbedeling aan u. Indien u niet bereid bent om mee te werken aan de afgesproken verdeling maakt cliënte aanspraak op een vergoeding door u van de helft (50%) van de gemaakte huwelijkse schulden;(…).
Ook wenst cliënte met terugwerkende kracht een vergoeding door u van de helft van de maandelijkse hypotheekkosten, nu u hier nimmer aan heeft meebetaald.
2.3.
Per e-mail van 24 april 2023 heeft mr. Bakirhan geschreven:
“(…)
Via cliënte, mevrouw [eisende partij] , heb ik recent vernomen dat u inmiddels akkoord gaat met de verdeling van de echtelijke woning aan mevrouw [eisende partij] , zonder overbedeling aan u. Cliënte zal hiertoe op korte termijn de nodige handelingen verrichten en weer onkosten maken. Nu u heeft aangegeven akkoord te gaan, zal ik de gerechtelijke procedure aanhouden en (nog) niet aanhangig maken bij de rechtbank.(…)
Graag ontvang ikper omgaande, maar uiterlijk binnen twee werkdagen na heden,van u eenmailbevestigingdat u heeft toegezegd dat de woning aan cliënte kan worden toegewezen zonder overbedeling aan u, zodat mevrouw [eisende partij] de nodige handelingen kan verrichten tegen de nodige kosten.
[gedaagde partij] reageert die dag per e-mail om 23.08 als volgt: “
Hierbij wil ik bevestigen dat ik geen aanspraak maak op de woning aan de [adres+plaats] .”.
2.4.
Mr. Bakirhan heeft [gedaagde partij] bedankt per e-mail van 25 april 2023 voor de bevestiging. Verder heeft zij herhaald dat [eisende partij] de nodige handelingen zal verrichten en dat zij alsnog een gerechtelijke procedure zal starten als [gedaagde partij] wederom op zijn toezegging terugkomt. [gedaagde partij] heeft dezelfde dag per e-mail gereageerd met de tekst ‘
ik keur het goed’.
2.5.
Partijen hebben de woning verkocht. Op 15 november 2023 heeft [gedaagde partij] een (Nederlandstalige) onherroepelijke volmacht tot verkoop getekend waarin hij [eisende partij] volmacht verleent om de woning te leveren aan de kopers voor een koopsom van € 340.000,00. In de akte is verder opgenomen dat [gedaagde partij] verklaart dat in het kader van de echtscheiding is afgesproken dat hij geen aanspraak zal doen op enig gedeelte van de koopopbrengst van de woning. Op 17 november 2023 heeft [gedaagde partij] van het notariskantoor een Turkse vertaling van voornoemde volmacht ontvangen met het verzoek deze te ondertekenen. De verkoopopbrengst van de woning is op de rekening van [eisende partij] gestort.
2.6.
Op 24 november 2023 is aan [gedaagde partij] verlof verleend om conservatoir beslag te leggen op de bankrekeningen van [eisende partij] . [gedaagde partij] heeft -kort samengevat- aan het verzoek ten grondslag gelegd dat [eisende partij] zonder zijn medeweten een bepaling in de onherroepelijke volmacht heeft opgenomen waarin hij afstand deed van de overwaarde van de woning. Ten aanzien van het verweer van [eisende partij] is in het verzoekschrift het volgende opgenomen:

Verweer wederpartij
18. Doordat de man[voorzieningenrechter: [gedaagde partij] ]
zich bedrogen voelt, is de vrouw[voorzieningenrechter: [eisende partij] ]
niet aangeschreven. Zoals toegelicht onder punt 16 en 17 is er een ernstige vrees voor verduistering/wegsluizen van de gelden. De man heeft via kennissen vernomen dat zij het aandeel van de man niet meer zal teruggeven. Zij heeft aangegeven dat zij een huis zal kopen voor haar dochter uit een eerder huwelijk. De akte zal op 15 december as. bij de notaris worden gepasseerd. Als de gelden worden overgemaakt naar de bankrekening van haar dochter dan zal de man zijn verhaalsmiddelen verliezen. Om die reden zal voor die datum eerst beslag gelegd moeten worden. Vervolgens zal de vrouw aangeschreven worden om tot een oplossing te komen.
2.7.
Het beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 113.341,20.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - de opheffing van het gelegde beslagen.
3.2.
[eisende partij] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben tijdens de echtscheiding in 2019 afgesproken dat het vakantiehuis in Turkije aan [gedaagde partij] toegedeeld zou worden en dat [eisende partij] de woning toegedeeld zou krijgen, zonder verdeling van de overwaarde. Partijen hebben hier steeds naar gehandeld. Op enig moment ontstond er discussie. Na inschakeling van een advocaat heeft [gedaagde partij] telefonisch en tot tweemaal toe per e-mail bevestigd dat hij geen beroep meer zal doen op de overwaarde van de woning. Naar aanleiding van die toezegging is de volmacht opgesteld waarin tevens is opgenomen dat [gedaagde partij] geen beroep doet op de overwaarde. Er was dus geen sprake van een bepaling in de volmacht die zonder medeweten van [gedaagde partij] vanuit het niets is opgenomen. [gedaagde partij] heeft artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geschonden door voornoemd verhaal niet op te nemen in het beslagrekest. Dit kan reden zijn om alleen daarom al het beslag op te heffen. Met name bij het verzoek om conservatoir beslag, wat grote gevolgen heeft voor de beslagene en waarbij de beslagene in beginsel niet wordt gehoord, is het nakomen van de informatieplicht extra belangrijk. Verder heeft [eisende partij] in ieder geval sinds 2019 alle vaste lasten met betrekking tot de woning betaald, dus van een 50/50 verdeling van de overwaarde is in ieder geval geen sprake. Ten slotte dient ook een belangenafweging tot opheffing van het beslag te leiden. [eisende partij] heeft, vertrouwend op de afspraken tussen partijen dat de opbrengst uit de verkoop van de woning aan haar zou toekomen, de aankoop van een woning voor haar dochter helpen financieren. [eisende partij] gaat bij haar dochter inwonen en als de woning niet gefinancierd kan worden, heeft zij geen woonruimte.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer. [gedaagde partij] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] .
3.4.
[gedaagde partij] voert het volgende aan. Het is niet mogelijk om op deze wijze de woning te verdelen, dit dient te gebeuren via een gerechtelijke uitspraak of notariële akte. Verder heeft [gedaagde partij] niet afgesproken dat de woning in Turkije aan hem toebedeeld zou worden en de woning in Nederland aan [eisende partij] . De woning in Turkije waar [eisende partij] het over heeft staat niet op zijn naam. [gedaagde partij] is onder grote druk gezet om afstand te doen van de overwaarde door de familie van partijen (partijen zijn neef en nicht). Daarnaast heeft [eisende partij] de e-mailberichten van 24 en 25 april 2023 gedicteerd en door [gedaagde partij] laten verzenden. [gedaagde partij] is de Nederlandse taal niet machtig en wist niet waarmee hij akkoord ging. Tegen [gedaagde partij] is altijd gezegd dat hij wel zijn deel van de overwaarde zou krijgen. Op het moment van tekenen van de volmacht wist [gedaagde partij] niet waar hij voor tekende. Het notariskantoor heeft de Turkse vertaling pas later toegestuurd; daarvoor is het kantoor ook aansprakelijk gesteld. [gedaagde partij] heeft artikel 21 Rv niet overtreden. [gedaagde partij] heeft na 24 en 25 april 2023 zijn toestemming (mondeling) weer ingetrokken. Toen werd er weer gedreigd met allerlei procedures. Vervolgens ontving [gedaagde partij] bericht dat mr. Bakirhan [eisende partij] niet meer vertegenwoordigde. Het is dus niet zo dat er na de berichten van 24 en 25 april 2023 niets meer is gebeurd. Uit de brief van 15 maart 2022 van mr. Bakirhan blijkt dat, ook bij akkoord van partijen, nog een andere handeling verricht zou moeten worden, namelijk het opstellen van een (concept)akte van verdeling. Op 24 en 25 april 2023 wordt wederom aangegeven dat [eisende partij] “de handelingen” zou verrichten. [gedaagde partij] mocht er vanuit gaan dat het ging om het opstellen van een (concept) verdelingsakte van de notaris. Aangezien [gedaagde partij] niets meer had vernomen van een advocaat, [eisende partij] of een notaris was hij in afwachting van de door [eisende partij] aangekondigde gerechtelijke procedure. De bepaling in de volmacht kwam daarom wel degelijk uit het niets. Verder zou het verlof ook toegekend zijn als [gedaagde partij] de gevoerde correspondentie wel in het geding had gebracht. [eisende partij] heeft ook geen belang bij het opheffen van het beslag. Het is niet [eisende partij] die een nieuwe woning heeft gekocht en een koopovereenkomst moet nakomen, maar haar dochter. Er zijn geen contractuele verplichtingen waardoor [eisende partij] een eis in de hoofdzaak niet kan afwachten. Ten slotte prevaleert het belang van [gedaagde partij] . Het geld wordt besteed aan de woning van de dochter van [eisende partij] . Uit het feit dat [eisende partij] zelf geen financiering kon krijgen blijkt dat zij financiële problemen heeft. Als het beslag wordt opgeheven heeft [gedaagde partij] geen verhaalsmogelijkheden meer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, als het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vordering, nu het gaat om het opheffen van conservatoire beslagen. [gedaagde partij] heeft aangevoerd dat [eisende partij] geen belang heeft bij opheffing van de vordering en dat een bodemprocedure afgewacht kan worden. Dit verweer zal bij de inhoudelijke beoordeling van de vordering nader worden besproken.
opheffing beslag
4.3.
[gedaagde partij] heeft voor alle weren aangevoerd dat verdeling plaats dient te vinden bij gerechtelijke procedure of notariële akte. [gedaagde partij] heeft geen rechtsgevolgen verbonden aan deze stelling. Voor zover [gedaagde partij] bedoelt dat sprake is van een nietige of vernietigbare rechtshandeling door [eisende partij] wordt zijn verweer verworpen. Op grond van artikel 3:183 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan verdeling geschieden op de wijze en in de vorm die partijen goeddunkt. Er is geen sprake van een vormvereiste.
4.4.
[eisende partij] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de vordering van [gedaagde partij] summierlijk ondeugdelijk is. Uit de e-mailberichten van 24 en 25 april 2023 blijkt dat [gedaagde partij] afstand heeft gedaan van de overwaarde van de woning. [gedaagde partij] betwist niet dat hij de afstandsverklaring heeft uitgebracht. Volgens [gedaagde partij] stond hij echter onder grote druk van de familie, wist hij niet waar hij afstand van deed en heeft [eisende partij] de e-mailberichten bij hem op kantoor gedicteerd waarna hij ze heeft verzonden. [eisende partij] heeft de stellingen van [gedaagde partij] gemotiveerd betwist. Volgens haar vond alle correspondentie met Birkhan in het Nederlands plaats en heeft [gedaagde partij] voldoende kennis en kunde om de berichten te laten vertalen. [eisende partij] betwist verder dat zij op kantoor is geweest bij [gedaagde partij] om de reacties te dicteren. De e-mail van 24 april 2023 is om 23.08 uur verstuurd, het is niet aannemelijk dat [eisende partij] toen bij [gedaagde partij] op kantoor was.
4.5.
Het verweer van [gedaagde partij] is niet onderbouwd. Het is onaannemelijk dat [gedaagde partij] geen weet had van de inhoud van de berichten van 24 en 25 april 2023 en de gevolgen daarvan. Partijen hadden al langere tijd een discussie over de verdeling, de berichten zijn op twee verschillende dagen verstuurd, alle communicatie met Birkhan was in het Nederlands en [eisende partij] heeft op twee verschillende momenten zijn akkoord gegeven. Gezien de gemotiveerde betwisting van [eisende partij] blijkt verder onvoldoende dat de berichten door haar zijn gedicteerd en dat [gedaagde partij] geen weet had van de inhoud. Volgens [gedaagde partij] heeft hij vervolgens (mondeling) de afstandsverklaring weer ingetrokken. Deze stelling van [gedaagde partij] is echter verder niet onderbouwd en wordt door [eisende partij] gemotiveerd betwist. In had kader van dit kort geding blijkt daarom onvoldoende dat [gedaagde partij] de verklaring heeft ingetrokken. De vraag in hoeverre [gedaagde partij] wetenschap had van de bepaling in de volmacht kan daarom buiten beschouwing blijven. Ook zonder de inhoud van de volmacht is het voldoende aannemelijk dat [gedaagde partij] reeds afstand had gedaan van de overwaarde van de woning.
overschrijding artikel 21 Rv
4.6.
Bovendien is de voorzieningenrechter met [eisende partij] van oordeel dat [gedaagde partij] bij het beslagrekest ten onrechte niet heeft opgenomen dat partijen een discussie hadden over de overwaarde van de woning. Het moge zo zijn dat [gedaagde partij] ervan uitging dat [eisende partij] oftewel een procedure zou starten of een notariële akte zou opstellen, dat maakt niet dat hij niet wist wat het standpunt van [eisende partij] was omtrent de verdeling van de waarde van de woning. Partijen hadden daar al jarenlang een discussie over die nog niet was beslecht en [gedaagde partij] had in april nog afstand gedaan van de overwaarde. De voorzieningenrechter acht dit eveneens een reden om het beslag op te heffen. Het is niet uitgesloten dat de voorzieningenrechter bij de juiste weergave van het verweer verlof had verleend, maar dat maakt niet dat de voorzieningenrechter geen gevolgtrekkingen kan verbinden aan het schenden van de waarheidsplicht, waaronder het opheffen van het beslag. Juist bij het verzoek om het verlenen van conservatoir beslag is het belangrijk dat de verzoeker voldoet aan zijn waarheidsplicht omdat op basis van alleen zijn standpunt op het beslagrekest wordt beslist.
belangenafweging
4.7.
De belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. [gedaagde partij] heeft terecht opgemerkt dat een overgroot deel van het bedrag waar hij conservatoir beslag op heeft gelegd, wordt geïnvesteerd in de woning van de dochter van [eisende partij] . Hierdoor wordt het geld onttrokken aan verhaal voor [gedaagde partij] . Daar staat echter tegenover dat [eisende partij] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het geld nodig heeft om de woning van haar dochter te financieren waar [eisende partij] haar woonruimte zal hebben. Van haar kan daarom niet verwacht worden dat zij een bodemprocedure afwacht. Verder heeft [eisende partij] onbetwist aangevoerd dat zij nog een huis in Turkije heeft en dat zij een inkomen heeft als ondernemer waardoor [gedaagde partij] ook zonder de opbrengst van de woning voldoende verhaal heeft. Voorgaande in samenhang met het feit dat de vordering van [gedaagde partij] summierlijk ondeugdelijk is, maakt dat het belang van [eisende partij] prevaleert boven het belang van [gedaagde partij] .
4.8.
[gedaagde partij] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
- betekening oproeping € 129,14
- griffierecht 86,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 1.294,14

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de ten laste van [eisende partij] door [gedaagde partij] gelegde conservatoire beslagen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 1.294,14,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.