ECLI:NL:RBGEL:2024:5972

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
05-153269-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van online handelsfraude met medicijnen via een website

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van online handelsfraude. De verdachte, geboren in 1984 en woonachtig in [woonplaats], werd ervan beschuldigd samen met een medeverdachte een website te hebben opgezet waarop medicijnen werden aangeboden die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn. Gedurende de periode van 13 mei 2020 tot en met 9 juni 2020 hebben meerdere slachtoffers via deze website medicijnen besteld en betaald, maar nooit ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte op een professionele wijze opereerden, wat het vertrouwen van de kopers wekte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gewoonte, aangezien er in een korte periode meer dan tweehonderd bestellingen waren geplaatst zonder dat de goederen werden geleverd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die in totaal bijna € 18.000,- hadden verloren door de frauduleuze praktijken van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/153269-22
Datum uitspraak : 2 september 2024
Tegenspraak (art. 279 Sr)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.W. Wortelboer, advocaat in Heerhugowaard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2020 tot en met 9 juni 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten tegen betaling,
(telkens) met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door in of omstreeks de genoemde periode in de gemeente [woonplaats] , althans in Nederland, op het plaform/de website [website] een of meerdere advertentie(s) voor goederen, te weten medicijnen (oxycodon, dormicum/midazolam, flurazepam, methylfenidaat en/of diazepam) voor een
koopprijs te plaatsen, op welke advertentie(s)
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] ,
- [slachtoffer 11] ,
- [slachtoffer 12] ,
- [slachtoffer 13] en/of
- [slachtoffer 14]
(telkens) heeft/hebben gereageerd en via overboeking de prijs voor het aangeboden goed en/of de bijbehorende verzendkosten heeft/hebben betaald, zonder dat het goed/de goederen daadwerkelijk is/zijn geleverd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2020 tot en met 9 juni 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten na overboeking voor een aankoop/verkoop via de website [website] , wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om zonder volledige levering betalingen te ontvangen. Bovendien is geen sprake van medeplegen, nu verdachte zich op het standpunt stelt dat verdachte [medeverdachte] degene was die zich met de handel in medicijnen bezighield en daarvoor mede de bankrekening van verdachte gebruikte.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
De website [website] staat op naam van verdachte [verdachte] . [2] Op deze site werden verschillende soorten medicatie te koop aangeboden. Het betrof telkens UR-geneesmiddelen. Deze zijn uitsluitend op recept verkrijgbaar. Verdachte [verdachte] heeft geen BIG-nummer en beschikte ook niet over een handels- of activiteitenvergunning als bedoeld in de Geneesmiddelenwet. [3]
Via de website [website] heeft [slachtoffer 5] op 13 mei 2020 30 stuks oxycodon 5 mg besteld voor € 70,-. Dit bedrag heeft hij de volgende dag overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Daarbij heeft hij als omschrijving opgegeven ‘bestelnummer [bestelnummer 1] ’. Na ontvangst van zijn betaling kreeg hij een e-mailbericht dat zijn bestelling verwerkt zou worden. Hij heeft zijn bestelling echter niet gekregen, ook niet nadat hij contact had gezocht via de contactpagina van de website. [4]
[slachtoffer 8] zocht via Google naar een website waar hij medicijnen kon kopen. Voornoemde website verscheen bovenaan bij de eerste balk. Dat gaf hem een gevoel van vertrouwen. Op de website bestelde hij slaappillen en pijnstillers. Na zijn bestelling ontving hij een bevestigingse-mail. Daarin stond dat hij moest betalen door een geldbedrag over te maken naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Hij heeft op 15 mei 2020 een bedrag van € 150,- overgemaakt onder vermelding van bestelnummer [bestelnummer 2] en op 17 mei 2020 een bedrag van € 360,- onder vermelding van bestelnummer [bestelnummer 3] . Vervolgens kreeg hij een e-mailbericht dat de betaling was gelukt en dat hij de medicijnen zou krijgen. Dat is echter nooit gebeurd. Hij heeft geprobeerd contact te zoeken via het e-mailadres dat op de website stond, maar hij kreeg geen reactie. [5]
[slachtoffer 1] heeft op 17 mei 2020 bij deze website oxycodon, diazepam en dormicum besteld. Ze heeft betaald door een bedrag van € 650 ,- over te maken naar tegenrekening [rekeningnummer 1] , onder vermelding van het bestelnummer [bestelnummer 4] . Diezelfde dag kreeg ze een bevestigingsmail dat haar bestelling was afgerond. Ze heeft echter niets ontvangen en kon via de website ook geen contact krijgen met de verkoper. [6]
[slachtoffer 7] heeft op 24 mei 2020 twee doosjes oxycodon van 5 mg besteld ter waarde van € 150,-. Dit bedrag heeft ze gestort op rekeningnummer [rekeningnummer 1] met vermelding van het bestelnummer [bestelnummer 5] . Na haar bestelling werd er echter niet geleverd. [7]
[slachtoffer 3] , getrouwd met [slachtoffer 4] , heeft op 25 mei 2020 30 stuks oxycodon 5 mg gekocht via deze website. Betaling vond plaats door een bedrag van € 70,- over te maken van rekeningnummer [rekeningnummer 2] , hun gezamenlijke rekening op naam van [slachtoffer 4] , naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] onder vermelding van betalingskenmerk [bestelnummer 6] . Ze heeft de medicatie niet ontvangen. [8]
Ook [slachtoffer 2] heeft medicatie besteld via voornoemde website, namelijk 30 stuks oxycodon op 26 mei 2020. Vervolgens ontving ze een e-mailbericht waarin stond hoe ze kon betalen, namelijk via een overboeking met als betalingskenmerk het bestelnummer. Hiervoor heeft ze € 80,- overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] met als betalingskenmerk het bestelnummer [bestelnummer 7] . Ze heeft haar bestelling niet ontvangen en de verkoper reageerde vervolgens niet op e-mailberichten. [9]
De vrouw van [slachtoffer 6] heeft op 31 mei 2020 medicatie, te weten dormicum, gekocht bij deze website, die ze via Google had gevonden. Voor de betaling heeft ze € 130,- overgemaakt van hun gezamenlijke rekening naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] onder vermelding van ‘ [bestelnummer 8] ’ in de omschrijving. De medicijnen zijn echter nooit geleverd. [10]
De bankrekening [rekeningnummer 1] staat op naam van [bv] . Dit is de naam van een – inmiddels ontbonden – besloten vennootschap van wie verdachte de enige aandeelhouder en bestuurder was. In de periode van 5 mei 2020 tot en met 18 juni 2020 werden in totaal 156 betalingen gedaan door verschillende personen, waarbij telkens een bestelnummer werd genoemd. Het ging om een bedrag van in totaal € 13.810,-. [11]
[slachtoffer 11] heeft eerdergenoemde website gevonden via Google. Ze heeft hier op 4 juni 2020 oxycodon, dormicum en fluranzepam (de rechtbank begrijpt: flurazepam) besteld voor € 370,-. Dit bedrag heeft ze overgemaakt naar de rekening [rekeningnummer 3] met als omschrijving ‘ [bestelnummer 9] . De verkoper zou [naam] uit [plaats] zijn. [slachtoffer 11] heeft de bestelde medicatie niet ontvangen. Ze heeft de verkoper geprobeerd te benaderen via hun telefoonnummer en via WhatsApp, maar er werd niet gereageerd. [12]
[slachtoffer 10] heeft op 7 juni 2020 30 stuks oxycodon 5 mg gekocht via de website. Hij is bij deze website uitgekomen via Google. Voor de betaling heeft hij € 75,- overgemaakt naar [rekeningnummer 3] , een rekening op naam van ‘ [naam] ’, onder vermelding van ‘bestelling [bestelnummer 10] ’. Er is echter nooit geleverd. Hij heeft vele e-mailberichten gestuurd, maar daarop werd niet gereageerd. [13]
Op 7 juni 2020 heeft [slachtoffer 14] via Google gezocht naar medicatie die via internet te koop werd aangeboden. Daarom keek hij op voormelde website, die betrouwbaar op hem overkwam. Hij bestelde er diazepam en oxycodon via een bestelformulier, waarna hij een bevestigingsbericht kreeg. Daarin stond dat de bestelling zou worden afgerond na betaling. Hij moest handmatig een bedrag van € 130,- overmaken naar ‘ [naam] ’ op rekeningnummer [rekeningnummer 3] met in de omschrijving ‘ [bestelnummer 11] ’. Na zijn betaling heeft hij echter geen medicatie ontvangen. [14]
[slachtoffer 9] heeft op 8 juni 2020 besteld bij voornoemde website, die hij hoog in Google had gevonden. Het was een zeer geloofwaardige, professionele website met een wachtwoord voor een persoonlijk account, die suggereerde dat er zorgvuldig te werk werd gegaan. Hij heeft twee doosjes dormicum 20 mg besteld en hiervoor een bedrag van € 130,- overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 3] op naam van ‘ [naam] ’ onder vermelding van betalingskenmerk [bestelnummer 12] . Hij heeft niets ontvangen, ook niet na het sturen van meerdere e-mailberichten. [15]
Op 9 juni 2020 kwam [slachtoffer 12] via Google bij de website uit, die er betrouwbaar en professioneel uit. Er was ook een pagina met klantenservice- en contactgegevens, waaronder een e-mailadres. Daardoor kreeg hij het gevoel dat het een professionele en betrouwbare website was. Hij heeft voor een bedrag van € 115,- aan medicatie besteld. Het geld heeft hij via een bankafschrijving overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 3] met als tenaamgestelde ‘ [naam] ’ en als omschrijving ‘ [bestelnummer 13] ’. Hij heeft een bevestigingsorder gekregen, maar de medicatie heeft hij nooit ontvangen. [16]
Ook [slachtoffer 13] vond de website via Google. De website stond bovenaan de lijst van advertenties op Google. Op 9 juni 2020 bestelde hij twee doosjes methylfenidaat voor € 90,- en € 10,- aan verzendkosten. Na zijn bestelling ontving hij een e-mailbericht waarin stond dat zijn bestelling in de wacht stond tot de betaling binnen was. Hij maakte in totaal € 100,- over naar [rekeningnummer 3] ter attentie van ‘ [naam] ’ met als omschrijving ‘ [bestelnummer 14] ’. Hij heeft de medicatie niet ontvangen. [17]
De bankrekening [rekeningnummer 3] staat op naam van medeverdachte [medeverdachte] . Op 21 mei 2020 vond op deze rekening de eerste betaling plaats waarin een bestelnummer stond genoemd. De laatste transactie vond plaats op 11 juni 2020. Er werden in totaal 46 bestelnummers genoemd van telkens verschillende personen. Deze betalingen betroffen samen een bedrag van € 3.765,-. [18]
Op naam van verdachte staan ook een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 4] en een spaarrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 5] . Op de bankrekening werd in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 in totaal € 9.785,- bijgeschreven vanaf de eerdergenoemde rekening [rekeningnummer 1] op naam van [bv] . Ook wordt er een bedrag van € 5.703,90 bijgeschreven vanaf eerdergenoemde rekening [rekeningnummer 3] op naam van medeverdachte [medeverdachte] . Er werden grote bedragen overgemaakt naar de spaarrekening van verdachte met in de beschrijving ‘vakantiehuis Italië’. Op de spaarrekening werd in dezelfde periode een bedrag van in totaal € 29.895,- gestort, telkens afkomstig van de betaalrekening, waaronder een bijschrijving van € 22.000,- op 5 oktober 2020. Bij meerdere overboekingen staat in de beschrijving ‘spaarpotje naar: vakantie huis [medeverdachte] - [verdachte] ’ en een keer ‘noodgeld Italië’. [19]
Verdachte woont sinds 2013 aan de [adres] te [woonplaats] . Hij zou op 4 januari 2021 tegen de politie hebben verklaard dat hij daar samenwoont met zijn partner. Sinds 21 augustus 2020 woont ook verdachte [medeverdachte] op dit adres. In de politiesystemen staan diverse registraties waarin zij samen naar voren komen. [20]
De beoordeling door de rechtbank
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] buiten medeweten van verdachte om zich bezig heeft gehouden met de handel in medicatie en hiervoor de (bank)gegevens van verdachte heeft gebruikt.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat verdachte bij de politie geen verklaring heeft afgelegd. Verdachte is ook niet ter terechtzitting verschenen om een verklaring af te leggen. Dat hij vanwege medische redenen niet ter terechtzitting kon verschijnen, zoals zijn raadsman heeft gesteld, is niet met stukken onderbouwd. . De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting over de afwezigheid van betrokkenheid van verdachte geldt alleen in diens strafzaak, nu de zaken tegen beide verdachten gelijktijdig maar niet gevoegd zijn behandeld. De rechtbank is van oordeel dat de enkele stelling dat medeverdachte [medeverdachte] de enige was die zich bezig hield met de online handel in medicatie, welke stelling uitsluitend bij monde van zijn raadsman ter zitting is gedaan zonder enige onderbouwing, niet heeft te gelden als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, waarbij de tenlastelegging wordt bestreden met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen. Daarom gaat de rechtbank bij de beoordeling uit van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het procesdossier.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat de domeinnaam [website] ten tijde van de ten laste gelegde periode op naam van verdachte stond. Op deze website werden de in de tenlastelegging genoemde medicatie, die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn, te koop aangeboden.
In de periode van 13 mei 2020 tot en met 19 juni 2020 hebben in ieder geval de dertien aangevers medicatie besteld en hiervoor betaald, soms inclusief verzendkosten. Zij hebben telkens verklaard dat zij hun bestelling niet hebben ontvangen. De rechtbank ziet niet in waarom hun verklaring op dit punt niet betrouwbaar zou zijn, zeker nu een deel van de aangevers niet uit zichzelf aangifte heeft gedaan, maar pas nadat de politie contact met hen opnam in de loop van het onderzoek.
Het aankoopbedrag werd telkens overgemaakt naar een bankrekening op naam van [bv] , een bedrijf waarvan verdachte de enige bestuurder was, of naar een rekening op naam van medeverdachte [medeverdachte] .
Door middel van een geautomatiseerd werk
Vereist is dat het aanbod van de verkoop via internet tot uitdrukking is gebracht. Uit de aangiftes blijkt dat aangevers via Google.nl op de website [website] , waarop de goederen werden aangeboden, terecht zijn gekomen. Gelet hierop acht de rechtbank dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
Verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling
Vast is komen te staan dat op de website [website] goederen, in dit geval medicijnen, werden aangeboden tegen betaling. Gelet hierop acht de rechtbank dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen. Niet is bewezen dat verdachte het verlenen van diensten tegen betaling heeft aangeboden, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
De rechtbank overweegt dat de medicatie op voornoemde website werd aangeboden. De website zag er professioneel uit en stond bovenaan de lijst met zoekresultaten van Google. Verdachte presenteerde zich aldus als professionele deelnemer aan het economisch verkeer. Dit wekte vertrouwen bij de kopers, maar uit het procesdossier blijkt niet dat zij hun bestelling hebben ontvangen of hun geld terug hebben gekregen. Naderhand probeerden zij contact te leggen via de website, maar dat bleek niet mogelijk, omdat verdachte en medeverdachte niet reageerden.
Verder overweegt de rechtbank dat een deel van de kopers hun geld moest storten op de rekening van medeverdachte [medeverdachte] onder vermelding van de naam ‘ [naam] ’ of ‘ [naam] ’. De rechtbank ziet hierin reden om aan te nemen dat een andere naam werd gebruikt om te verhullen wie er werkelijk gebruik maakte van de bankrekening.
Bovendien werd er uitsluitend medicatie aangeboden die slechts op recept mag worden verkocht, terwijl uit het procesdossier niet blijkt dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte] bevoegd was dit soort medicatie te verstrekken. Evenmin is gebleken dat verdachte of zijn medeverdachte legaal over de aangeboden medicijnen konden beschikken of in de aangeboden hoeveelheden konden beschikken.
Verdachte noch medeverdachte [medeverdachte] hebben een verklaring gegeven op welke wijze zij dan wel de beschikking zouden hebben gekregen over de diverse medicijnen. Gelet hierop acht de rechtbank de stelling van verdachte dat er vaak wel geleverd zou zijn onaannemelijk. Immers uit niets is gebleken dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk de beschikking hadden over de via de website aangeboden medicatie.
Gelet op bovenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte en de medeverdachte de bedoeling hadden zich te verrijken door betaling van goederen zonder deze te leveren. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van moedwillige wanprestatie.
Het maken van een beroep of gewoonte
Voor bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging is vereist dat verdachte meermalen gelijksoortige feiten heeft verricht. Het moet daarbij gaan om een veelvoud van feiten die niet slechts toevallig op elkaar volgen, maar onderling in zeker verband staan. Dat geldt zowel voor de aard van de feiten als voor de psychische gerichtheid van verdachte, te weten de neiging om telkens weer een dergelijk feit te begaan.
De rechtbank overweegt dat iedere bestelling op de website op dezelfde manier verliep. Nadat een koper had besteld, ontving deze een e-mailbericht, waarin stond dat het aankoopbedrag handmatig moest worden overgemaakt naar een rekening, hetzij die van medeverdachte [medeverdachte] of die van het bedrijf van verdachte, onder vermelding van een betalingskenmerk (het bestelnummer). Als het geld was overgemaakt, ontving de koper een tweede e-mailbericht met een bevestiging.
In de periode van 5 mei 2020 tot en met 18 juni 2020 werden in totaal 202 betalingen op voornoemde rekeningen gedaan, waarbij telkens een betalingskenmerk werd genoemd. Hieronder bevonden zich ook de betalingen van de dertien aangevers. Het ging om een bedrag van in totaal bijna € 18.000,-. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte ook de bestellingen van de kopers die geen aangifte hebben gedaan niet heeft geleverd. Dat de politie geen contact heeft gezocht met alle 202 personen is begrijpelijk, gelet op de enorme investering van tijd en mankracht die dit zou hebben vereist.
Bovendien stond de website bovenaan de zoekresultaten in Google. Dat betekent ofwel dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte] heeft betaald voor die hoge positie ofwel dat de website ontzettend populair was. De website was dus overduidelijk gericht op het bereiken van zoveel mogelijk mensen, wat ook bleek uit de professionele wijze waarop de website en het bestelproces was ingericht.
Dat betekent dat verdachte in een relatief korte periode van iets meer dan zes weken een groot aantal afzonderlijke transacties tot verkoop is aangegaan. Er is meer dan tweehonderd keer een betaling ontvangen zonder dat het bestelde goed werd geleverd. Deze betalingen staan in onderling verband, want de bestellingen werden op dezelfde website gedaan en de handelwijze van verdachte was telkens hetzelfde. Er is dus sprake van het meermalen verrichten van soortgelijke feiten, namelijk het aanbieden van goederen zonder de intentie om te leveren. Dat maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte van zijn handelen een gewoonte heeft gemaakt.
Levering aan [slachtoffer 13]
Uit het procesdossier blijkt dat [slachtoffer 13] op 15 mei 2020 methylfenidaat heeft besteld via deze website en de bestelde medicatie ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Hiernaar wordt ook verwezen in het relaasproces-verbaal. Uit het procesdossier blijkt niet dat er sprake is van meer of andere daadwerkelijke leveringen van bestelde medicatie.
Dat verdachte één keer wel heeft geleverd, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daardoor het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling of het maken van een gewoonte van het aanbieden van goederen zonder de intentie te leveren, is komen te vervallen. Des te meer is dat oogmerk niet komen te vervallen, nu een latere bestelling van [slachtoffer 13] van 9 juni 2020 niet is ontvangen.
Gelet op hetgeen eerder is overwogen ligt het voor de hand dat deze ene bestelling enkel mogelijk is geweest door aan verdachte zelf voorgeschreven medicatie. Immers tijdens de huiszoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is een doosje methylfenidaat aangetroffen dat, blijkens de zich op het doosje bevindende sticker, voorgeschreven was aan verdachte.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat de domeinnaam van de website op naam van verdachte is aangemaakt. De betalingen van kopers werden gestort op bankrekeningen op naam van medeverdachte [medeverdachte] en op naam van [bv] , een bedrijf waarvan verdachte de enige bestuurder was. Bovendien is op de rekeningen van beide verdachten te zien dat er meerdere overschrijvingen over en weer plaatsvinden, waaronder ook grote bedragen. Het heeft er alle schijn van dat de betalingen meteen werden doorgesluisd naar andere rekeningen, waaronder de spaarrekening van verdachte, al dan niet met de omschrijving ‘spaarpotje naar: vakantie huis [medeverdachte] - [verdachte] ’.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten. Het tenlastegelegde medeplegen kan dan ook worden bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna bewezen verklaard.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2020 tot en met 9 juni 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen(telkens) een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen
en/of het verlenen van dienstentegen betaling,
(telkens) met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen
of dienstente verzekeren door in of omstreeks de genoemde periode in de gemeente [woonplaats] , althans in Nederland, op
het plaform/de website [website] een of meerdere advertentie(s) voor goederen, te weten medicijnen (oxycodon, dormicum/midazolam, flurazepam, methylfenidaat en
/ofdiazepam) voor een
koopprijs te plaatsen, op welke advertentie(s)
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] ,
- [slachtoffer 11] ,
- [slachtoffer 12] ,
- [slachtoffer 13] en
/of- [slachtoffer 14]
(telkens)
heeft/hebben gereageerd en via overboeking de prijs voor het aangeboden goed en/of de bijbehorende verzendkosten
heeft/hebben betaald, zonder dat het goed/de goederen daadwerkelijk is/zijn geleverd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van veroordeling oplegging van een voorwaardelijke straf bepleit. Verder heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de ouderdom van het feit. Ten slotte heeft de raadsman laten weten dat verdachte lijdt aan een zeldzame vorm van leukemie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van – kort gezegd – online handelsfraude in 2020. Verdachte en zijn partner hebben een website aangemaakt en daarop medicatie te koop aangeboden die uitsluitend op recept verkrijgbaar is en die ze niet bevoegd waren te verstrekken. In een periode van iets meer dan zes weken zijn meer dan tweehonderd bestellingen gedaan via de website en hiervoor is ook geld betaald, soms zelfs honderden euro’s. Er is slechts één bestelling geleverd.
Uit het procesdossier blijkt dat vele kopers wanhopig op zoek waren naar medicatie, vaak omdat hun eigen arts die niet of niet meer wilde voorschrijven, in de hoop hun pijn te verlichten. Eén van de kopers wilde de medicatie gebruiken om zelfmoord te plegen. De rechtbank vindt het ontzettend kwalijk dat verdachten voor eigen financieel gewin misbruik hebben gemaakt van de wanhoop van deze – vaak kwetsbare – mensen en hen een bedrag van in totaal bijna € 18.000,- afhandig hebben gemaakt. Het geld dat ze op deze manier hebben buitgemaakt, was blijkbaar bestemd voor verblijf in Italië. Vervolgens zijn verdachten ook daadwerkelijk naar Italië vertrokken. Daardoor konden ze pas in 2022 worden verhoord. Mede hierdoor heeft de afdoening van deze zaak lang op zich laten wachten.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte, d.d. 16 juli 2024, blijkt dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan onderhavig feit meerdere keren is veroordeeld wegens het plegen van vermogensdelicten, onder andere tot gevangenisstraffen van meerdere maanden. Kennelijk heeft verdachte hier geen lering uit getrokken, want het heeft hem er niet van weerhouden opnieuw over de schreef te gaan.
De rechtbank constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het reclasseringsadvies dat Reclassering Nederland op 12 maart 2024 over verdachte heeft opgemaakt, blijkt dat verdachte het de reclassering onmogelijk heeft gemaakt om met hem in contact te komen. Daarom kan de reclassering geen uitspraken doen over de aanwezigheid van risico- of beschermende factoren en kan er ook geen plan van aanpak worden opgesteld. De reclassering concludeert dat op zijn strafblad sinds 2002 een patroon van vermogensdelicten is te zien. Sinds 2010 is verder een patroon van zowel openlijk als heimelijke delicten zichtbaar. De risico’s op recidive en letsel kunnen niet worden ingeschat, maar het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De laatste taakstraffen die hem zijn opgelegd, zijn niet (goed) uitgevoerd. Daarom schat de reclassering de kans op het slagen van een taakstraf niet hoog in.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet geschikt is voor detentie vanwege diens medische gesteldheid. De rechtbank stelt echter vast dat de verdediging geen enkele onderbouwing van de medische situatie van verdachte heeft overgelegd, zodat de rechtbank hier bij de strafoplegging geen rekening mee zal houden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het feit en het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van de wanhoop en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie dan ook niet passend, mede omdat die ook niet overeenkomt met de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Zoals gezegd, weegt de rechtbank het misbruik van de kwetsbaarheid van de slachtoffers en zijn strafblad mee als strafverzwarende omstandigheden. De rechtbank deelt de mening van de reclassering dat een voorwaardelijk strafdeel geen toegevoegde waarde heeft. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in beginsel 8 maanden gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Verdachte en zijn partner zijn na het plegen van onderhavig feit naar Italië vertrokken. Ze hebben zich pas op 7 januari 2022 gemeld bij de politie, waarna een afspraak is gemaakt voor zijn verhoor. De rechtbank merkt deze datum aan als een handeling waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld door het Openbaar Ministerie. Op dat moment ving de redelijke termijn dus aan. De rechtbank doet echter pas op 2 september 2024 uitspraak. Daarmee is de redelijke termijn met bijna acht maanden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. De rechtbank houdt hiermee in het voordeel van verdachte rekening bij de strafoplegging.
De rechtbank legt aan verdachte op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Dit is een langere straf dan aan de medeverdachte wordt opgelegd, omdat de rechtbank meeweegt dat verdachte meerdere keren eerder is veroordeeld wegens het plegen van vermogensdelicten.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met uitzondering van de immateriële schade van benadeelde partij [slachtoffer 11] , met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft tevens verzocht te bepalen dat beide verdachten hoofdelijk kunnen worden aangesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op het betoog voor vrijspraak primair betoogd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] op een bestelling ziet die buiten de tenlastegelegde periode valt. De bestelling die wel binnen de tenlastegelegde periode is gedaan, is niet terug te zien in de rekeningoverzichten en er blijkt uit het procesdossier geen link met [slachtoffer 4] . Daarom dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft geen bankrekeningafschrift overgelegd ter onderbouwing van zijn vordering. Daarom dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 11] vordert ook immateriële schade, maar heeft niet onderbouwd dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen. Er is, gelet op het feit, geen sprake van een zodanige aantasting in de persoon dat eenieder begrijpt dat er ook zonder onderbouwing recht op schadevergoeding bestaat. Op dit onderdeel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige kunnen worden toegewezen.
De beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met onderhavig feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 183,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Zij heeft namelijk samen met [slachtoffer 4] een gezamenlijke rekening op zijn naam. Vanaf die rekening heeft ze op 25 mei 2020 een bedrag van € 70,- overgemaakt naar de rekening van één van de verdachten als betaling voor medicatie die ze vervolgens nooit heeft ontvangen. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat de in haar vordering genoemde overschrijving van € 183,- op 31 maart 2021buiten de tenlastegelegde periode valt. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 70,- kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 25 mei 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Uit het dossier is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte samenwonen. Bovendien werden de opbrengsten vanaf rekeningen van beide verdachten op één rekening geboekt met een omschrijvingen waaruit is af te leiden dat de opbrengst aan beiden gelijk ten goede kwam. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12]
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft in verband met onderhavig feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 115,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat deze schadepost onvoldoende inhoudelijk is betwist. Het procesdossier bevat, anders dan de verdediging heeft gesteld, immers een bankafschrift en een rekeningoverzicht, waaruit blijkt dat hij het gevorderde bedrag naar de rekening van één van de verdachten heeft overgemaakt, terwijl hij zijn bestelling nooit heeft ontvangen. De schadepost is dus voldoende onderbouwd en komt verder ook niet onredelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 9 juni 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Uit het dossier is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte samenwonen. Bovendien werden de opbrengsten vanaf rekeningen van beide verdachten op één rekening geboekt met een omschrijvingen waaruit is af te leiden dat de opbrengst aan beiden gelijk ten goede kwam. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft in verband met onderhavig feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 370,- aan materiële schade en € 250,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat deze schadepost niet inhoudelijk is betwist. Deze schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft smartengeld gevorderd, omdat onderhavig feit zou hebben gezorgd voor gevoelens van paniek, verdriet, wantrouwen en depressiviteit. Ook zou het hebben geleid tot een verergering van haar PTSS-klachten.
Bij delicten die geen lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad, moet worden gekeken of sprake is van aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon op andere wijze is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Hiervoor moet de benadeelde voldoende concrete gegevens aanleveren waaruit blijkt dat door het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Een uitzondering hierop kan slechts worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, bijvoorbeeld in geval van verkrachting. Het strafbare feit levert dan een dusdanig ernstige inbreuk op een fundamenteel recht op dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze moet worden beschouwd.
In dit geval heeft de benadeelde partij haar vordering niet onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van onderhavig feit. Verder is naar het oordeel van een rechtbank geen sprake van voornoemde uitzondering, omdat de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer in geval van vermogensdelicten over het algemeen niet zodanig ernstig zijn dat het vermogensdelict in kwestie op zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze moet worden beschouwd. Dat is ook hier niet het geval, althans is onvoldoende onderbouwd dat dit het geval is.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het smartengeld dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 4 juni 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Uit het dossier is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte samenwonen. Bovendien werden de opbrengsten vanaf rekeningen van beide verdachten op één rekening geboekt met een omschrijvingen waaruit is af te leiden dat de opbrengst aan beiden gelijk ten goede kwam. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met onderhavig feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 80,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat deze schadepost niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist.
Deze is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 26 mei 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Uit het dossier is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte samenwonen. Bovendien werden de opbrengsten vanaf rekeningen van beide verdachten op één rekening geboekt met een omschrijvingen waaruit is af te leiden dat de opbrengst aan beiden gelijk ten goede kwam. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met onderhavig feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 130,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat deze schadepost niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist.
Deze is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 31 mei 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Uit het dossier is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte samenwonen. Bovendien werden de opbrengsten vanaf rekeningen van beide verdachten op één rekening geboekt met een omschrijvingen waaruit is af te leiden dat de opbrengst aan beiden gelijk ten goede kwam. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 47, 63 en 326e van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan hierna genoemde de benadeelde partijen van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Naam
Bedrag
Dagen gijzeling
Wettelijke rente vanaf
[slachtoffer 3]
€ 70,-
1
25 mei 2020
[slachtoffer 12]
€ 115,-
2
9 juni 2020
[slachtoffer 11]
€ 370,-
7
4 juni 2020
[slachtoffer 2]
€ 80,-
1
26 mei 2020
[slachtoffer 6]
€ 130,-
2
31 mei 2020
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 11] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag telkens op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Naam
Bedrag
Dagen gijzeling
Wettelijke rente vanaf
[slachtoffer 3]
€ 70,-
1
25 mei 2020
[slachtoffer 12]
€ 115,-
2
9 juni 2020
[slachtoffer 11]
€ 370,-
7
4 juni 2020
[slachtoffer 2]
€ 80,-
1
26 mei 2020
[slachtoffer 6]
€ 130,-
2
31 mei 2020
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. M. Hoedeman en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2024.
Mr. Hollebrandse en mr. Aalbers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-20205333961, gesloten op 26 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 204.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 299-300.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 73-74, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 78 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 281.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] , p. 95-96, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 97-98 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 280-281.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 56-57 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 280.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 89-90 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 279.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 67-68, proces-verbaal van bevindingen, p. 72 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 279.
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 61-62, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 66 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 279.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 86-87, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 88 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 277.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 274-275 en proces-verbaal van bevindingen, p. 296.
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 109-110, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 114, en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 272.
13.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 106-107 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 273.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 131 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 273.
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] , p. 99-100, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 104 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 273.
16.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 115-116, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 117 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 273.
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 119-120, een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 125 en een geschrift, te weten een rekeningoverzicht, p. 273.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 270.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 217-218.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 296.