ECLI:NL:RBGEL:2024:5925

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
431867
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over rechtsmacht en bevriezing van cryptowallets

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 18 juli 2024, hebben de gezamenlijke eisers een kort geding aangespannen tegen Payward Ltd en Payward Trading Ltd, met als doel het bevriezen van cryptowallets en het verkrijgen van NAW-gegevens van de entiteit achter bepaalde USDT-adressen. De eisers vorderden onder andere dat de gedaagden hun gebruikersaccount zouden bevriezen en de NAW-gegevens zouden verstrekken. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de rechtsmacht van de Nederlandse rechter vast te stellen. De eisers zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, en de rechtbank heeft hen veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de gedaagden niet juridisch verplicht zijn om aan de vorderingen van de eisers te voldoen, en dat de rectificatie van de procespartijen niet is gehonoreerd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de advocaat van de eisers en de advocaat van de gedaagden, waarbij de voorzieningenrechter de mondelinge uitspraak heeft gedaan na de behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/431867 / KG ZA 24-50
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 18 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen

1.PAYWARD LTD,

statutair gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
2.
PAYWARD TRADING LTD,
statutair gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Payward c.s. en afzonderlijk aan te duiden met Payward Ltd en Payward Trading,
advocaat: mr. M. Malycha te Amsterdam.
Het kort geding wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Arnhem.
De zaak wordt behandeld door mr. S.J. Peerdeman, voorzieningenrechter, en mr. L.S. Joosten als griffier.
Aanwezig zijn:
- [gezamenlijke eisers] , bijgestaan door mr. Hupkes voornoemd
- namens Payward c.s. mr. Malycha voornoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van 5 februari 2024 van [gezamenlijke eisers] met de conceptdagvaarding met daarin het verzoek om hangende het kort geding een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv te treffen,
- het tussenvonnis in kort geding en in incident van 16 februari 2024 waarbij de voorzieningenrechter de in de conceptdagvaarding onder A. opgenomen provisionele vorderingen heeft afgewezen en waarin is vermeld op welke wijze Payward c.s. door [gezamenlijke eisers] dienen te worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de hoofdvordering in kort geding,
- de betekende dagvaarding van 12 april 2024 met producties 1 tot en met 40,
- de akte houdende rectificatie procespartij, nieuwe producties en wijziging van eis van [gezamenlijke eisers] met producties 41 tot en met 49, ingekomen op 12 juli 2024 om 17:01 uur,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5, ingekomen op 16 juli 2024,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 18 juli 2024.
1.2.
Partijen hebben op de zitting aan de hand van spreekaantekeningen hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de voorzieningenrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

2.Het geschil

2.1.
In de op 12 april 2024 uitgebrachte dagvaarding hebben [gezamenlijke eisers] - zakelijk weergegeven - gevorderd:
(I) Payward c.s. te bevelen om het gebruikersaccount van de persoon of entiteit achter de USDT-adressen
[usdt-adres]en
[usdt-adres]te bevriezen, althans de rechten om transacties te verrichten te schorsen, onder de voorwaarde dat door [gezamenlijke eisers] een bodemprocedure wordt gestart binnen drie maanden nadat Payward c.s. de onder (II) genoemde gegevens bekend heeft gemaakt;
(II) Payward c.s. te veroordelen om op grond van artikel 843a Rv de NAW-gegevens te verstrekken van de persoon of entiteit die het gebruikersaccount met de onder (I) genoemde USDT-adressen op zijn of haar naam heeft staan;
(III) Payward c.s. te bevelen de naam bekend te maken van de entiteit die in contractuele relatie staat met de persoon of entiteit op wiens naam het gebruikersaccount staat indien dat niet één van gedaagden is,
(IV) de onder (I) en (II) genoemde maatregelen op te leggen aan de entiteit die in contractuele relatie staat met de persoon of entiteit op wiens naam het gebruikersaccount staat, indien dat niet één van gedaagden is,
(V) een en ander op straffe van een dwangsom en
(VI) met veroordeling van Payward c.s. in de proceskosten.
2.2.
Bij akte van 12 juli 2024 hebben [gezamenlijke eisers] beoogd de gedaagde partij(en) te rectificeren in die zin dat zij het kort geding willen voortzetten tegen Payward Ventures INC (hierna: Payward Ventures), gevestigd te San Francisco in de Verenigde Staten van Amerika. In dat kader hebben [gezamenlijke eisers] een (voorwaardelijke) eiswijziging ingesteld. [gezamenlijke eisers] vorderen - zakelijk weergegeven - na wijziging van eis:
( i) Payward Ventures te bevelen om het gebruikersaccount behorende bij USDT-adres
[usdt-adres]te bevriezen, onder de voorwaarde dat door [gezamenlijke eisers] een bodemprocedure wordt gestart tegen de onbekende persoon op wiens naam dat account staat binnen drie maanden nadat Payward Ventures de onder (ii) genoemde gegevens bekend heeft gemaakt en tevens onder de voorwaarde dat in de bodemprocedure een voorziening wordt gevorderd die de rechtspositie van Payward Ventures betreffende de afdracht van bevroren cryptovaluta, dan wel de tegenwaarde daarvan en/of de status van bevriezing van het account duidelijk maakt, waarbij Payward Ventures wordt opgeroepen en zich kan verweren,
(ii) Payward Ventures te veroordelen om op grond van artikel 843a Rv de NAW-gegevens van de persoon of entiteit van dat account mee te delen,
(iii) Payward Ventures te bevelen om aan de advocaat van [gezamenlijke eisers] bekend te maken op welke dag en welk tijdstip de laatste opname van de tegoeden uit het onder (i) vermelde account is gedaan en welk aantal en soort cryptovaluta door de bevriezing zijn getroffen,
(iv) Payward Ventures te veroordelen om aan de advocaat van [gezamenlijke eisers] in digitale vorm mutatieoverzichten te verstrekken van het account behorende bij het onder (i) vermelde USDT-adres,
( v) een en ander op straffe van een dwangsom en
(vi) met veroordeling van Payward Ventures in de proceskosten.
2.3.
Het hiervoor genoemde USDT-adres
[usdt-adres]zal hierna worden aangeduid met het ‘ [gezamenlijke eisers] -account’. Het hiervoor genoemde USDT-adres
[usdt-adres]zal hierna het ‘VS-account’ worden genoemd.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter geeft eerst de beslissing en vervolgens een toelichting daarop. De beslissing luidt als volgt. [gezamenlijke eisers] zijn niet-ontvankelijk in hun vorderingen in dit kort geding. Zij worden in de proceskosten veroordeeld conform het liquidatietarief voor een complex kort geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Aan die beslissing liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
Rectificatie
3.2.
De ‘rectificatie’ van de procespartijen, in die zin dat de procedure wordt gevoerd tegen Payward Ventures in plaats van tegen Payward c.s., wordt niet gehonoreerd. Payward Ventures is niet opgeroepen op de manier die artikel 55 Rv voorschrijft en niet is komen vast te staan dat mr. Malycha, de advocaat van Payward c.s., ook voor Payward Ventures optreedt. [gezamenlijke eisers] hadden een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling kunnen vragen teneinde Payward Ventures op te roepen in deze procedure maar dat hebben zij niet gedaan. Dat betekent dat Payward Ventures geen procespartij is in dit kort geding.
Ingetrokken vorderingen/wijziging van eis
3.3.
Vervolgens ligt de vraag voor of de in de dagvaarding geformuleerde vorderingen tegen Payward c.s. zijn ingetrokken. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval omdat de voorwaarden waaronder [gezamenlijke eisers] hun eis bij akte van 12 juli 2024 hebben gewijzigd, niet zijn vervuld. De verzochte rectificatie is immers niet gehonoreerd. Daarmee is de eiswijziging van de baan. Deze is immers gericht tegen Payward Ventures. Dat betekent dat wordt teruggevallen op de oorspronkelijke vorderingen tegen Payward c.s., zoals vermeld in dagvaarding van 12 april 2024. De vorderingen tegen Payward Ltd en de vorderingen voor zover deze zien op het [gezamenlijke eisers] -account zijn ter zitting door [gezamenlijke eisers] ingetrokken. Dit geldt ook voor de vordering onder III om de naam bekend te maken van de entiteit die in contractuele relatie staat met de persoon of entiteit op wiens naam het VS-account staat.
3.4.
Met betrekking tot de (voorwaardelijk ingestelde c.q. gewijzigde) vorderingen onder (iii) en (iv) van de akte van 12 juli 2024 (zie 2.2) geldt het volgende. Payward c.s. hebben niet hoeven begrijpen dat deze vorderingen uit de voorwaardelijke wijziging van eis, strekkende tot het verstrekken van - samengevat - (digitale) transactie/mutatie-overzichten van het VS-account, zouden moeten worden begrepen onder het oorspronkelijk (in de betekende dagvaarding) onder IV gevorderde bevel aan Payward Trading om de maatregelen op te leggen aan de entiteit die in contractuele relatie staat met de persoon of entiteit op wiens naam het VS-account staat. Dit is door [gezamenlijke eisers] pas ter zitting naar voren gebracht. Het voorgaande vergt een eiswijziging die op schrift had moeten worden gesteld. Dat is niet gebeurd en bovendien is deze eiswijziging in strijd met de eisen van een goede procesorde.
3.5.
Het voorgaande betekent dat nu de volgende vorderingen in dit kort geding ter beoordeling voorliggen:
(I) een bevel aan Payward Trading om het VS-account te bevriezen c.q. de rechten om transacties te verrichten te schorsen,
(II) veroordeling van Payward Trading om de NAW-gegevens van de persoon of entiteit die het VS-account op zijn of haar naam heeft staan te verstrekken,
(III) een bevel aan Payward Trading voornoemde maatregelen (het bevriezen van het VS-account en het verstrekken van NAW-gegevens) op te leggen aan Payward Ventures,
(IV) een en ander op straffe van een dwangsom en
(V) met veroordeling van Payward c.s. in de proceskosten.
Rechtsmacht
3.6.
De voorzieningenrechter moet ambtshalve toetsen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] kennis te nemen. Deze beoordeling geschiedt aan de hand van de feiten die partijen naar voren brengen en de mogelijke rechtsgronden voor deze vorderingen. [gezamenlijke eisers] hebben onvoldoende gesteld op grond waarvan Payward Trading het VS-account zou kunnen bevriezen of de NAW-gegevens met betrekking tot dat account zou kunnen verstrekken, zoals gevorderd onder I. en II. (zie hiervoor onder 3.5). Dat betekent dat de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten heeft om de rechtsmacht met betrekking tot die vorderingen vast te stellen. In het kader van dit kort geding voert het te ver dat de voorzieningenrechter zelf alle mogelijke rechtsgronden van de vorderingen voor het wel of niet aannemen van rechtsmacht moet aflopen.
3.7.
Dit geldt ook voor de rechtsmacht ten aanzien van de onder 3.5 genoemde vordering onder III, die ertoe strekt dat Payward Trading de bevriezingsmaatregel en (de verplichting tot) het verstrekken van NAW-gegevens oplegt aan Payward Ventures. [gezamenlijke eisers] hebben niet gesteld op grond waarvan Payward Trading daartoe gehouden zou zijn.
3.8.
Dat betekent dat voorshands geoordeeld geen rechtsmacht toekomt aan de Nederlandse rechter.
3.9.
Overigens heeft te gelden dat indien op enige grond wel rechtsmacht van de Nederlandse rechter zou worden aangenomen, de vorderingen van [gezamenlijke eisers] niet toewijsbaar zijn. Gelet op de gemotiveerde verweren van Payward c.s. is niet gebleken dat het in de macht van Payward Trading ligt om het VS-account te bevriezen, de NAW-gegevens te verstrekken van de persoon of entiteit die het VS-account op zijn of haar naam heeft staan en/of voornoemde maatregelen aan Payward Ventures op te leggen, nog daargelaten de vraag of Payward Trading daartoe juridisch gehouden is.
3.10.
De slotsom is dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is, zodat [gezamenlijke eisers] niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
Proceskosten
3.11.
Met betrekking tot de proceskostenveroordeling wordt als volgt overwogen. De voorzieningenrechter ziet onvoldoende aanleiding voor veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de reële proceskosten, zoals door Payward c.s. is bepleit. Weliswaar heeft mr. Malycha [gezamenlijke eisers] voorafgaand aan de mondelinge behandeling op een aantal verweren gewezen en verzocht het kort geding in te trekken, maar het doorzetten van het kort geding door [gezamenlijke eisers] betekent nog niet dat sprake is van misbruik van procesbevoegdheid. Dat betekent dat [gezamenlijke eisers] , als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten zullen worden veroordeeld conform het liquidatietarief voor een complex kort geding.
De proceskosten van Payward c.s. worden gelet op het voorgaande begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.661,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.527,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verklaart [gezamenlijke eisers] niet-ontvankelijk in hun vorderingen,
4.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] in de proceskosten van € 2.527,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gezamenlijke eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.