ECLI:NL:RBGEL:2024:5916

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/435991 / FA RK 24-1643
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming inschrijving middelbare school en wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige

In deze zaak hebben ouders een verzoek ingediend bij de rechtbank om vervangende toestemming voor de inschrijving van hun dochter, [minderjarige 2], op een middelbare school. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij hem vast te stellen, terwijl de moeder zich verzet tegen deze wijziging en zelf toestemming vraagt voor inschrijving op een andere school. De rechtbank heeft op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn geweest om samen tot een schoolkeuze voor [minderjarige 2] te komen, wat heeft geleid tot de noodzaak voor de rechtbank om een beslissing te nemen. De rechtbank heeft de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige 2] in te schrijven op het [naam school 1] te [plaats 1]. Dit besluit is genomen in het belang van [minderjarige 2], die tijdens een kindgesprek haar voorkeur voor deze school heeft uitgesproken. De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vader vastgesteld, omdat de afstand tussen de huidige woonplaats van de moeder en de nieuwe school te groot is voor dagelijks vervoer. De rechtbank heeft de zorgregeling voor zowel [minderjarige 2] als haar zus, [minderjarige 1], aangepast, waarbij [minderjarige 2] om de week bij de moeder verblijft en [minderjarige 1] om de week bij de vader. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat beide ouders zich blijven inzetten voor de ontwikkeling van de kinderen en dat zij elkaar op de hoogte houden van eventuele zorgsignalen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/435991 / FA RK 24-1643
Datum uitspraak: 19 augustus 2024
beschikking ex artikel 1:253a BW
in de zaak van
[verzoeker](hierna: de vader),
wonende te [plaats 1] ,
advocaat mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem ,
tegen
[verweerster](hierna: de moeder),
wonende te [plaats 2] ,
advocaat mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Jeugd Veilig Verder,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 8 mei 2024;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken, ingekomen bij de griffie op 25 juli 2024;
- het F9-formulier met bijlage van mr. M.P.L.M. Buijsrogge van 26 juli 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 31 juli 2024 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. M.W.G.M. Geurts als waarnemer van mr. M.P.L.M. Buijsrogge;
- de moeder, bijgestaan door mr. C.H.J. Willemsen;
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De kinderen hebben op 31 juli 2024 hun mening over de verzoeken aan de rechtbank gegeven.

2.De feiten

2.1.
Voorafgaand aan het huwelijk van de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
2.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van [datum] de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Het huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats 2] .
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 25 november 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 25 november 2021 tot 25 november 2022. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds door de kinderrechter verlengd, voor het laatst bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 14 november 2023 tot uiterlijk 25 november 2024.
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 juni 2021 is een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld, die inhoudt dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • eenmaal per veertien dagen (in de oneven weken) van vrijdag 19.00 uur tot maandagochtend naar school, waarbij de vader de kinderen op vrijdag bij de moeder ophaalt en op maandag naar school brengt;
  • iedere week van dinsdag na school tot woensdagochtend naar school, waarbij de vader de kinderen op dinsdag van school haalt en op woensdagochtend naar school brengt;
  • gedurende de vakanties en feestdagen in overleg tussen de ouders in te vullen middels de gesprekken die nog bij Pactum plaatsvinden.
2.7.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, is voornoemde zorgregeling gewijzigd en is bepaald:
de kinderen verblijven primair bij de moeder. Bij het uitvoeren van de zorgregeling is het de vader die de kinderen ophaalt bij de moeder en hen weer terugbrengt bij de moeder;
de kinderen zijn in de oneven weken van donderdag tot dinsdag bij de vader. De vader haalt de kinderen op donderdag op van school/de BSO en brengt hen op dinsdagochtend weer naar school. Als de kinderen op een donderdag vrij zijn (studiedagen van school) haalt de vader de kinderen bij de moeder op om 08.30 uur. Mocht één van de kinderen ziek zijn, dan is de vader ook verantwoordelijk voor de opvang op die dag;
de vader en de kinderen slapen de nacht voor een schooldag in [plaats 3] , of in ieder geval op minder of vergelijkbare afstand, van school;
onder vakantie wordt verstaan de door de rijksoverheid vastgestelde schoolvakanties. De vakantie begint op vrijdag na schooltijd. De betreffende ouder waar de kinderen volgens de vakantieregeling verblijven zal de kinderen op vrijdagmiddag uit school halen en op maandagochtend naar school brengen;
de kinderen zijn tijdens vakanties van twee weken of meer, de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder. In de even jaren zijn de kinderen in de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder. In de oneven jaren zijn de kinderen de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader;
tijdens een vakantie van minder dan twee weken, worden de vakanties verdeeld tussen de ouders, over de even- en oneven jaren volgens het schema van de GI;
tijdens vakanties van twee weken of meer is de wissel op de zaterdagmiddag om 16.00 uur. Zijn de kinderen met Hemelvaartsdag bij de vader dan haalt de vader de kinderen al op de woensdag ervoor op vanuit school;
feestdagen worden gevierd bij de ouder waar de kinderen volgens de zorg- en vakantieregeling op dat moment verblijven. De verjaardagen worden doorgebracht bij de ouder bij wie de kinderen op dat moment zijn, waarbij de andere ouder de gelegenheid heeft het betreffende kind te feliciteren;
waarbij de GI de regie heeft over eventuele uitzonderingen.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
de beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige 2] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vader;
de beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, te wijzigen en als zorgregeling vast te stellen dat [minderjarige 2] één keer per veertien dagen (in de even weken) van donderdag tot en met dinsdag bij de moeder verblijft, waarbij de moeder [minderjarige 2] haalt en brengt;
primair: vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] met ingang van schooljaar 2024-2025 in te schrijven op het [naam school 1] te [plaats 1] en
subsidiair: vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] met ingang van schooljaar 2024-2025 in te schrijven op het [naam school 1] te [plaats 4] .
3.2.
De vader heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat [minderjarige 2] volgend jaar middelbaar onderwijs wil volgen op het [naam school 1] te [plaats 1] . De vader vindt het belangrijk dat aan die wens gehoor wordt gegeven. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij [minderjarige 2] de laatste tijd op diverse vlakken erg heeft zien lijden. Zij was bijvoorbeeld helemaal niet blij met haar havoadvies, omdat zij graag praktijkgericht onderwijs wil volgen. De vader heeft [minderjarige 2] nog nooit zo gelukkig gezien als na de open dag van het [naam school 1] . Zij had daar zelfs direct een vriendinnetje gemaakt, wat haar normaal gesproken veel moeite kost. De vader vindt dat [minderjarige 2] serieus moet worden genomen in haar wens. Vooral omdat uit het eindevaluatieverslag van het traject [naam] , dat [minderjarige 2] heeft gevolgd bij [hulpverlening] , blijkt dat het voor [minderjarige 2] belangrijk is om zelf een schoolkeuze te maken die bij haar past, dat de ouders daarin neutraal blijven en hun voorkeur niet aan [minderjarige 2] opdringen.
3.3.
De vader meent dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en een wijziging van de zorgregeling inherent zijn aan de schoolgang van [minderjarige 2] in [plaats 1] .

4.Het verweer

4.1.
De moeder concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van de vader in zijn verzoeken, dan wel tot afwijzing hiervan en verzoekt de rechtbank te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.2.
Bij wege van zelfstandig verzoek vraagt de moeder de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven c.q. ingeschreven te houden op het [naam school 2] te [plaats 5] , zodat zij met ingang van het schooljaar 2024-2025 naar deze middelbare school kan gaan;
  • de beschikking van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, uitsluitend ten aanzien van de beslissing onder sub b ten aanzien van [minderjarige 1] te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige 1] in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot dinsdag bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige 1] op vrijdag van school haalt en haar op dinsdag weer naar school brengt en waarbij geldt dat als [minderjarige 1] op de vrijdag vrij is (studiedagen van school), de vader [minderjarige 1] om 08.30 uur bij de moeder ophaalt en waarbij de vader verantwoordelijk is voor de opvang van [minderjarige 1] op die dag als zij ziek is;
  • te bepalen dat de vader de bij beschikking van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, bepaalde zorgregeling dient na te komen, in het bijzonder hetgeen onder sub c van deze beslissing is bepaald, te weten: vader en de kinderen slapen de nacht voor een schooldag in [plaats 3] , of in ieder geval op minder of vergelijkbare afstand van de school.
4.3.
Als voorwaardelijk zelfstandig verzoek, voor zover de rechtbank de verzoeken van de vader ten aanzien van [minderjarige 2] toewijst, verzoekt de moeder de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de beschikking van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, uitsluitend ten aanzien van de beslissingen onder a en b ten aanzien van [minderjarige 2] te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige 2] in de even weken van vrijdagmiddag 15.30 uur tot zondagavond 20.00 uur bij de moeder zal verblijven, waarbij de moeder haar op vrijdagmiddag van school of bij de vader ophaalt en de vader [minderjarige 2] op zondag bij de moeder ophaalt.
Wijziging hoofdverblijf, zorgregeling en vervangende toestemming inschrijving school
4.4.
De moeder wil het beste voor [minderjarige 2] en meent dat zij de gevolgen van een wijziging van haar hoofdverblijfplaats niet goed kan inschatten vanwege haar leeftijd en ontwikkeling. [minderjarige 2] heeft het volgens de moeder niet gemakkelijk en ontwikkelt zich niet helemaal leeftijdsadequaat. De moeder denkt dat [minderjarige 2] daardoor geen reëel beeld heeft van de situatie, die erg complex is. De moeder vindt een wijziging van de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de school teveel tegelijk en daarom niet in het belang van [minderjarige 2] . Ook is [minderjarige 2] volgens de moeder sociaal onhandig, waardoor het voor haar erg prettig zou zijn om naar een school te gaan waar zij al kinderen kent, zoals het [naam school 2] in [plaats 5] . Verder maakt de moeder zich zorgen om de voortgang van de Psychomotorische therapie (hierna: PMT) van [minderjarige 2] in [plaats 2] . De moeder betwijfelt of de vader ervoor zal zorgen dat [minderjarige 2] daar vanuit [plaats 1] naartoe kan blijven gaan.
4.5.
Volgens de moeder wordt [minderjarige 2] al langdurig door de vader beïnvloed en onder druk gezet. Zo stelt de moeder dat de vader [minderjarige 2] bijvoorbeeld voorhoudt dat zij op school in [plaats 1] geen huiswerk hoeft te maken. Ook zou de vader [minderjarige 2] hebben verteld dat zij – als zij bij de vader komt wonen – de grootste slaapkamer krijgt en dat de vader ervoor zal zorgen dat [minderjarige 2] zich niet aan de regels van zijn partner hoeft te houden.
4.6.
In tegenstelling tot de vader, stelt de moeder dat [minderjarige 2] niet enthousiast was over het [naam school 1] te [plaats 4] . Naar aanleiding van de open dagen heeft [minderjarige 2] bij de vader gekozen voor het [naam school 1] te [plaats 1] en bij de moeder voor het [naam school 2] in [plaats 5] . Op deze beide scholen is [minderjarige 2] vervolgens ingeschreven. Anders dan de vader, stelt de moeder dat de scholen niet met elkaar te vergelijken zijn. Zo biedt het [naam school 1] te [plaats 1] alleen VMBO-onderwijs en moet [minderjarige 2] , als zij eventueel kan doorstromen naar de havo, overstappen naar het [naam school 1] in [plaats 4] , wat zij niet wil. Op het [naam school 2] kan [minderjarige 2] , volgens haar schooladvies, direct naar de havo. Omdat [minderjarige 2] een volwaardig havoadvies heeft gekregen en haar basisschool juf heeft benadrukt dat zij dit niveau ook echt aankan, vindt de moeder het zonde als [minderjarige 2] naar het VMBO zal gaan. Net als de juf, is de moeder ervan overtuigd dat [minderjarige 2] havoniveau aankan, zeker als zij voldoende gestimuleerd wordt. De moeder is daartoe bereid, maar vreest dat de vader onvoldoende tijd zal vrijmaken om [minderjarige 2] bij haar schoolwerk te ondersteunen. De vader heeft namelijk een eigen bedrijf en werkt veel.
4.7.
De moeder vindt het tot slot heel belangrijk dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zoveel mogelijk samen blijven. Ondanks dat zij onderling veel ruzie hebben, zijn de zusjes elkaar tot steun en hebben zij elkaar nodig. Omdat [plaats 2] en [plaats 1] zich in een andere regio begeven, zullen ook de vakanties van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet gelijk lopen, waardoor zij elkaar nog minder kunnen zien en het niet mogelijk is om in de zomervakantie samen op vakantie te gaan. De moeder vindt dit niet in het belang van de kinderen.
Nakoming verplichtingen beschikking 18 februari 2022
4.8.
De moeder stelt dat de vader zijn verplichtingen uit de beschikking van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, vanaf omstreeks januari 2024 niet meer nakomt. De moeder vindt het in het belang van de kinderen dat de vader zich hier zo spoedig mogelijk weer aan zal houden zodat de reistijd naar school voor de kinderen zo kort mogelijk is. De reistijd tussen [plaats 1] en [plaats 2] is 55 minuten en de reistijd tussen [plaats 3] en [plaats 2] is 33 minuten. Dat is aanzienlijk korter.
Voorwaardelijk verzoek wijziging zorgregeling [minderjarige 2]
4.9.
De moeder meent dat de door de vader verzochte zorgregeling niet haalbaar is. Zij is er vanwege haar werk niet toe in staat om [minderjarige 2] op donderdag van school op te halen. Ook is het vanwege de reistijd voor haar niet haalbaar om [minderjarige 2] op vrijdag, maandag en dinsdagochtend in [plaats 1] naar school te brengen. Voor zover de verzoeken van de vader worden toegewezen, verzoekt de moeder de rechtbank daarom om een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 2] bij de moeder verblijft in de even weken van vrijdagmiddag 15.30 uur tot zondagavond 20.00 uur.
Wijziging zorgregeling [minderjarige 1]
4.10.
De moeder stelt dat [minderjarige 1] het niet naar haar zin heeft bij de vader in [plaats 1] . Zij heeft regelmatig ruzie met de vader en heeft ook geen sociale aansluiting in [plaats 1] . Verder vindt [minderjarige 1] het volgens de moeder vervelend dat zij altijd moet haasten om ‘s ochtends op tijd op school te zijn. De moeder verzoekt de rechtbank daarom om de eerder vastgestelde zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige 1] bij de vader verblijft in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot dinsdag naar school.

5.Het standpunt van de GI

5.1.
De GI vindt het belangrijk dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zoveel mogelijk bij elkaar blijven. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben weliswaar veel ruzie en vechten letterlijk met elkaar, maar volgens de GI bieden zij elkaar ook steun en hebben zij elkaar nodig. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] herkennen wat er tussen de ouders gebeurt, weten wat de reactie van de ouders betekent en weten ook van elkaar wat dat met hen doet. De GI heeft PMT ingezet vanwege de vele ruzies tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , waar vooral [minderjarige 2] erg mee zat. Op die manier kunnen de meisjes spelenderwijs leren over de gevolgen van hun gedrag.

6.Het advies van de Raad

Wijziging hoofdverblijf, zorgregeling en vervangende toestemming inschrijving school
6.1.
De zittingsvertegenwoordigster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het niet aan de Raad is om te bepalen naar welke school [minderjarige 2] volgend jaar gaat. Dat is volgens de Raad echt aan de ouders. Na meerdere procedures is er echter nog altijd sprake van onderlinge strijd en dat moet stoppen. De Raad maakt zich namelijk zorgen over de situatie. Volgens de Raad zit met name [minderjarige 2] klem en voelt zij aan alle kanten druk. De Raad vraagt zich af of [minderjarige 2] in die situatie wel zelf een keuze kan maken. Gelet op het feit dat [minderjarige 2] in zowel [plaats 2] (en omgeving), als in [plaats 1] (en omgeving) naar scholen mocht kijken, begrijpt de Raad overigens wel dat [minderjarige 2] het gevoel heeft gehad dat zij zelf mocht kiezen.
6.2.
Volgens de Raad spelen er in de schoolkeuze van [minderjarige 2] een aantal zaken mee. Bijvoorbeeld de continuering van haar sociale leven in [plaats 2] , het behoud van het contact met [minderjarige 1] en van het contact met beide ouders. De Raad weet niet waar de voorkeur van [minderjarige 2] voor het [naam school 1] in [plaats 1] en daarmee het hoofdverblijf bij de vader op is gebaseerd. Die wens kan intrinsiek zijn, maar het kan ook zo zijn dat [minderjarige 2] nu bij de vader wil gaan wonen omdat zij al een tijdje bij de moeder heeft gewoond. De Raad begrijpt de toelichting van de GI dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] samen moeten blijven, maar de zittingsvertegenwoordigster van de Raad vindt het een heel lastige kwestie.
Wijziging zorgregeling [minderjarige 1]
6.3.
De Raad constateert dat de afstand [plaats 2] - [plaats 1] groot is. De Raad begrijpt dan ook dat [minderjarige 1] haar sociale leven in [plaats 2] in het weekend verkiest boven een verblijf bij de vader in [plaats 1] . Hierover moeten volgens de Raad echter wel afspraken tussen de ouders worden gemaakt.

7.De beoordeling

Vervangende toestemming inschrijving school en wijziging hoofdverblijf
7.1.
Omdat het verzoek van de vader over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] voortvloeit uit zijn verzoek om vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 2] op het [naam school 1] te [plaats 1] (primair), dan wel te [plaats 4] (subsidiair), beoordeelt de rechtbank die verzoeken gezamenlijk.
Wettelijk kader
7.2.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag een geschil tussen de ouders hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt de beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Inhoudelijke beoordeling
7.3.
De rechtbank constateert dat het de ouders niet is gelukt om in samenspraak met elkaar en met [minderjarige 2] tot een schoolkeuze voor [minderjarige 2] te komen. De rechtbank betreurt dit zeer. De stap van de basisschool naar de middelbare school is heel spannend voor een kind en die spanning (en onzekerheid) wordt door de onderlinge strijd tussen de ouders alleen maar versterkt. De rechtbank had het [minderjarige 2] gegund dat niet de rechtbank, maar de ouders zelf tot een gezamenlijk gedragen beslissing zouden zijn gekomen, zodat [minderjarige 2] niet langer het gevoel heeft klem te zitten tussen de ouders. Omdat de ouders hier helaas niet toe in staat zijn gebleken, neemt de rechtbank een beslissing. De rechtbank verleent de vader vervangende toestemming om [minderjarige 2] met ingang van schooljaar 2024-2025 in te schrijven op het [naam school 1] te [plaats 1] . Dit betekent dat zij het zelfstandige verzoek van de moeder om [minderjarige 2] in te schrijven op het [naam school 2] te [plaats 5] afwijst. De rechtbank zal uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
7.4.
Op 31 juli 2024 heeft [minderjarige 2] met de kinderrechter gesproken en duidelijk uitgelegd waarom zij graag naar het [naam school 1] te [plaats 1] wil. Het [naam school 1] in [plaats 1] is een kleine school waarop [minderjarige 2] overeenkomstig haar wens praktijkonderwijs kan volgen. De docenten waren er aardig en het voelde heel fijn en goed. [minderjarige 2] vindt moeilijk aansluiting bij kinderen op haar huidige school en wil graag een nieuwe start maken met andere kinderen om haar heen.
7.5.
Anders dan de moeder stelt, heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de wens van [minderjarige 2] is ingegeven door (druk van) de vader en/of dat [minderjarige 2] niet in staat is om de gevolgen van haar keuze te overzien. Integendeel, het viel juist op dat er bij [minderjarige 2] geen enkel spoor van opluchting merkbaar was toen de kinderrechter tijdens het gesprek met [minderjarige 2] aangaf dat het ook zo zou kunnen zijn dat zij niet overeenkomstig de wens van [minderjarige 2] zou beslissen. Dat zou je wel verwachten bij een kind dat klem zit tussen de ouders en diep van binnen niet zelf een keuze wil maken. In plaats van opluchting, werd [minderjarige 2] oprecht verdrietig bij het idee dat er mogelijk in strijd met haar eigen voorkeur zou worden beslist. De rechtbank is daarom van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 2] is dat zij in haar wens gehoord wordt en dat zij naar een school kan gaan waar zij zich prettig voelt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [minderjarige 2] de training [naam] heeft gevolgd bij [hulpverlening] en dat daaruit is gebleken dat het voor [minderjarige 2] heel belangrijk is dat zij naar een middelbare school gaat die bij haar past en dat [minderjarige 2] daarin haar eigen keuze kan en durft te maken. De rechtbank vindt dat [minderjarige 2] heel goed heeft kunnen uitleggen dat en waarom zij graag naar het [naam school 1] in [plaats 1] wil. Dat het voor [minderjarige 2] belangrijk is dat zij wordt gehoord blijkt ook uit het verslag van [naam juf] , waarin staat:
“ [minderjarige 2] geeft aan dat zij naar het [naam school 1] wil. Ze voelt zich niet gehoord”.
7.6.
De rechtbank realiseert zich dat de inschrijving van [minderjarige 2] op het [naam school 1] grote gevolgen heeft. Zo zullen onder meer de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en de zorgregeling wijzigen (zie hierna). Ook onderkent de rechtbank dat [minderjarige 2] op het [naam school 1] onderwijs zal gaan volgen onder het niveau dat haar is geadviseerd. Hoewel de rechtbank zich goed kan voorstellen dat de moeder dit zonde vindt, weegt voor de rechtbank zwaarder mee dat [minderjarige 2] duidelijk heeft aangegeven dat zij er sterk de voorkeur aan geeft om (eerst) praktijkgericht onderwijs te volgen en daarna eventueel de overstap te maken naar de havo. [minderjarige 2] zou zich op de havo namelijk erg onzeker voelen. Nu beide ouders onderkennen dat [minderjarige 2] het tot nu toe regelmatig lastig heeft (gehad) op school, vindt de rechtbank het niet in haar belang dat zij ook nog het gevoel zal hebben op haar tenen te moeten lopen. De rechtbank vindt het gegeven dat [minderjarige 2] op het [naam school 1] onderwijs zal volgen beneden het aan haar geadviseerde niveau daarom van ondergeschikt belang. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat dit ook geen definitief effect heeft op het toekomstperspectief van [minderjarige 2] . Zowel [minderjarige 2] , als de vader hebben namelijk toegelicht dat er zich gedurende de eerste twee jaar diverse mogelijkheden voordoen om toch nog over te stappen naar de havo wanneer die wens alsnog ontstaat. Ook is het natuurlijk mogelijk om na het vmbo of na het mbo verder te leren of te studeren.
7.7.
Als gevolg van de inschrijving van [minderjarige 2] op het [naam school 1] in [plaats 1] , is het praktisch onmogelijk om haar hoofdverblijfplaats te behouden bij de moeder in [plaats 2] . De afstand tussen [plaats 2] en [plaats 1] is namelijk te groot om dagelijks tweemaal te overbruggen. De rechtbank wijst daarom ook het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] te wijzigen toe. De rechtbank realiseert zich dat dit als gevolg heeft dat het fysieke contact tussen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] doordeweeks aanzienlijk zal verminderen. Hoewel zowel de moeder als de GI zich op het standpunt stellen dat dit niet in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is, is dit standpunt naar het oordeel van de rechtbank niet, althans onvoldoende door hen onderbouwd. Daar staat tegenover dat [minderjarige 2] tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft toegelicht dat zij het juíst fijn zou vinden om minder met [minderjarige 1] bij de moeder te verblijven, omdat zij sterk het gevoel heeft dat de moeder en [minderjarige 1] ‘vier handen op één buik’ zijn en dat zij daar buiten staat. Zij voelt zich in het gezin van de moeder dus vaak alleen staan. Ook vindt [minderjarige 2] het lastig dat [minderjarige 1] soms op een manier reageert die [minderjarige 2] niet kan plaatsen. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waar dit door komt. Wel is het de rechtbank uit de stukken gebleken dat er bij [minderjarige 2] mogelijk sprake is van ADHD. Ook over het wel of niet laten onderzoeken daarvan zijn de ouders het echter niet met elkaar eens. De rechtbank geeft de ouders in overweging om hier toch toe over te gaan. Niet om [minderjarige 2] te voorzien van een ‘stempel’, maar om – voor zover er daadwerkelijk ADHD wordt vastgesteld – [minderjarige 2] beter te begrijpen, beter bij haar aan te kunnen sluiten en om [minderjarige 2] zelf de nodige duidelijkheid en handvatten te geven.
7.8.
Naast het voorgaande neemt de rechtbank in aanmerking dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] alsnog elk weekend samen bij de ene, of bij de andere ouder verblijven en dat – anders dan de moeder stelt – ook de schoolvakanties grotendeels overlappen, waardoor er naar het oordeel van de rechtbank regelmatig en substantieel fysiek contact tussen de zusjes blijft bestaan. Zo hebben de regio’s midden ( [plaats 1] ) en zuid ( [plaats 2] ) volgens het ‘Overzicht schoolvakantie 2024-2025’ op www.rijksoverheid.nl in het schooljaar 2024-2025 in dezelfde periode kerstvakantie, voorjaarsvakantie en meivakantie. In de zomervakantie is er overlap van 19 juli tot 17 augustus 2025, waardoor er naar het oordeel van de rechtbank voor beide ouders ruimte genoeg is om met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] tegelijk op zomervakantie te gaan.
7.9.
De rechtbank is het met de moeder eens dat een nieuwe school, een wijziging van haar hoofdverblijfplaats en een wijziging van de zorgregeling (zie hierna) veel is voor [minderjarige 2] . Het is de rechtbank echter niet gebleken dat dit alles té veel voor [minderjarige 2] is. Ook is het de rechtbank niet gebleken dat de verzoeken van de vader anderszins strijdig zijn met het belang van [minderjarige 2] . Integendeel, beide ouders onderkennen dat [minderjarige 2] het in [plaats 2] niet gemakkelijk heeft (gehad) en dat zij daar sociale aansluiting mist. Ook [minderjarige 2] zelf heeft dit aan de kinderrechter toegelicht. Hierdoor heeft [minderjarige 2] weinig moeite om haar sociale omgeving in [plaats 2] achter te laten. Sterker nog, zij hoopt op een nieuwe start in [plaats 1] . De rechtbank hoopt met [minderjarige 2] dat zij in [plaats 1] meer op haar plek zal zijn en gunt haar de kans om dit te gaan ondervinden. De rechtbank vindt het wel belangrijk dat beide ouders oog houden voor de ontwikkeling van [minderjarige 2] en bij elkaar (en eventueel bij de GI) aan de bel trekken in geval van zorgsignalen. Verder vindt de rechtbank het, net als de moeder, essentieel dat [minderjarige 2] samen met [minderjarige 1] de PMT kan afronden en dat zij op passende wijze door de vader wordt begeleid bij bijvoorbeeld haar huiswerk en andere buitenschoolse activiteiten. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd daarvoor te zorgen en de rechtbank gaat ervan uit dat de vader die toezeggingen ook nakomt.
Wijziging zorgregeling
Wettelijk kader
7.10.
Op grond van artikel 1:377e gelezen in samenhang met artikel 1:253a, vierde lid, BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een door de ouders onderling getroffen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Ontvankelijkheid wijziging zorgregeling [minderjarige 2]
7.11.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] vaststellen bij de vader. Dit is een
een relevante wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigt. De ouders zijn daarom ontvankelijk in hun over en weer ingediende verzoeken.
Inhoudelijke beoordeling wijziging zorgregeling [minderjarige 2]
7.12.
De vader verzoekt de rechtbank om als zorgregeling vast te stellen dat [minderjarige 2] één keer per veertien dagen (in de even weken) van donderdag tot en met dinsdag bij de moeder verblijft, waarbij de moeder [minderjarige 2] haalt en brengt. Omdat de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vader zal bepalen, verzoekt de moeder de rechtbank om als zorgregeling vast te stellen dat [minderjarige 2] in de even weken van vrijdagmiddag 15.30 uur tot zondagavond 20.00 uur bij haar zal verblijven, waarbij de moeder [minderjarige 2] op vrijdagmiddag van school of bij de vader ophaalt en de vader [minderjarige 2] op zondag bij de moeder ophaalt.
7.13.
De moeder heeft toegelicht dat zij vier dagen per week werkt en dat de door de vader verzochte zorgregeling voor haar praktisch niet haalbaar is. De moeder is er vanwege haar werk niet toe in staat om [minderjarige 2] op donderdag en maandag van school te halen en haar op vrijdag, maandag en dinsdag naar school te brengen in [plaats 1] .
7.14.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het zelfstandige verzoek van de moeder. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het belang van [minderjarige 2] zich niet tegen toewijzing van het zelfstandige verzoek van de moeder verzet. De rechtbank zal daarom zo beslissen. Dat betekent dat zij het verzoek van de vader deels afwijst.
Ontvankelijkheid wijziging zorgregeling [minderjarige 1]
7.15.
Niet in geschil is dat er een wijziging van omstandigheden is opgetreden, zodat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling wijziging zorgregeling [minderjarige 1]
7.16.
De moeder verzoekt de rechtbank om als zorgregeling vast te stellen dat [minderjarige 1] in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot dinsdag bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige 1] op vrijdag van school haalt en haar op dinsdag weer naar school brengt en waarbij geldt dat als [minderjarige 1] op de vrijdag vrij is (studiedagen), de vader [minderjarige 1] om 08.30 uur bij de moeder ophaalt en waarbij de vader verantwoordelijk is voor de opvang van [minderjarige 1] als zij die dag ziek is.
7.17.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 1] aangegeven dat zij, wanneer de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vader wordt vastgesteld, het liefst bij de vader wil verblijven om de week van vrijdag uit school tot zondagavond. Dit omdat [minderjarige 1] dan de enige is die vanuit [plaats 1] in [plaats 2] naar school gaat en zij het steeds weer spannend vindt of zij wel op tijd komt. Verder heeft [minderjarige 1] weinig sociale aansluiting in [plaats 1] . [minderjarige 1] zou het ook fijn vinden als er iets flexibeler met de zorgregeling kan worden omgegaan, zodat zij bijvoorbeeld kan deelnemen aan verjaardagsfeestjes van familie of vrienden bij de ene ouder in het weekend dat zij officieel bij de andere ouder verblijft.
7.18.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij het erg jammer zou vinden als [minderjarige 1] minder dan nu het geval is bij hem zal verblijven. Vooral omdat [minderjarige 1] altijd één à twee dagen nodig heeft om te acclimatiseren en die dagen net voorbij zullen zijn als [minderjarige 1] alweer weer terug naar de moeder gaat. De vader voert echter geen verweer tegen het verzoek van de moeder c.q. de wens van [minderjarige 1] . Hij vindt het namelijk belangrijk dat er naar de wens van de kinderen wordt geluisterd. Wel zou de vader, net als [minderjarige 1] graag zien dat er wat flexibeler met de zorgregeling wordt omgegaan.
7.19.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder gedeeltelijk toe en stelt als zorgregeling vast dat [minderjarige 1] bij de vader verblijft in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 20.00 uur. Het is de rechtbank gebleken dat [minderjarige 1] het heel fijn heeft bij de moeder. Ook speelt haar sociale leven zich vrijwel uitsluitend in de omgeving van [plaats 2] af en is haar sociale kring in [plaats 1] (zeer) beperkt. Tot slot maakt [minderjarige 1] zich structureel zorgen over of zij vanuit [plaats 1] wel op tijd op school kan zijn. De rechtbank vindt het gelet op deze omstandigheden in het belang van [minderjarige 1] en ook passend bij haar leeftijd dat zij het merendeel van de tijd bij de moeder in [plaats 2] verblijft. Daarbij is de rechtbank het met de vader en [minderjarige 1] eens dat een zekere mate van flexibiliteit wenselijk is, zodat [minderjarige 1] geen (voor haar) belangrijke aangelegenheden in de omgeving van de ene ouder hoeft te missen tijdens haar verblijf bij de andere ouder. De rechtbank vertrouwt erop dat de ouders [minderjarige 1] de nodige flexibiliteit kunnen en zullen bieden.
7.20.
De rechtbank zal verder beslissen dat de vader [minderjarige 1] op vrijdag uit school haalt en dat de moeder [minderjarige 1] op zondagavond bij de vader ophaalt. Het is naar het oordeel van de rechtbank passend en ook gebruikelijk dat het halen en brengen van de kinderen door de ouders wordt gedeeld. Verder neemt de rechtbank bij haar beslissing in overweging dat deze verdeling als bijkomend voordeel heeft dat de vader een contactmoment behoudt met de school van [minderjarige 1] . Ditzelfde geldt voor de moeder met de school van [minderjarige 2] .
Nakoming zorgregeling (verblijf [plaats 3] )
7.21.
Als gevolg van de gewijzigde zorgregelingen, hoeven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet langer op schooldagen vanuit de vader in [plaats 1] naar (de omgeving van) [plaats 2] te reizen. De moeder heeft daarom geen belang meer bij haar zelfstandige verzoek tot nakoming van het bepaalde in de beschikking van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022, te weten: vader en de kinderen slapen de nacht voor een schooldag in [plaats 3] , of in ieder geval op minder of vergelijkbare afstand van de school. De rechtbank wijst dit verzoek daarom af.
Proceskosten
7.22.
Gelet op de voormalige familierelatie tussen de ouders, bepaalt de rechtbank dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

8.De beslissing

De rechtbank
8.1.
verleent de vader vervangende toestemming om het kind:
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats 2] ;
met ingang van het schooljaar 2024/2025 in te schrijven als leerling van het [naam school 1] te [plaats 1] ;
8.2.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022 en stelt de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] vast bij de vader;
8.3.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022 en stelt vast als regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken dat [minderjarige 2] bij de moeder verblijft om de week in de even weken van vrijdagmiddag 15.30 uur tot zondagavond 20.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige 2] op vrijdagmiddag van school of bij de vader ophaalt en de vader [minderjarige 2] op zondag bij de moeder ophaalt;
8.4.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2022, hersteld bij beschikking van 14 april 2022 en stelt vast als regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken dat het kind:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats 2] ;
bij de vader verblijft om de week in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 20.00 uur, waarbij de vader [minderjarige 1] op vrijdag van school haalt en de moeder [minderjarige 1] op zondagavond bij de vader ophaalt;
8.5.
verklaart de onder 8.1. tot en met 8.4. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
8.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
8.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr D.S.M. Bak, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. ter Brugge-Beuker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden.