ECLI:NL:RBGEL:2024:589

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
C/05/429078 KG RK 23-941
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in procedure omtrent ontslag als mentor en bewindvoerder

Op 30 januari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die als mentor en bewindvoerder was aangesteld. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een eerdere beschikking van 30 november 2023, waarin verzoekster als mentor werd ontslagen zonder dat zij als belanghebbende was gehoord. De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking voor zover dit betrekking had op de procedure over haar ontslag als mentor, omdat er al een einduitspraak was gedaan. Echter, het verzoek tot wraking werd toegewezen voor de procedure over het ontslag als bewindvoerder, omdat er een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter bestond. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter in de eerdere beschikking ten minste schijnbaar al een oordeel had gegeven over de geschiktheid van verzoekster als mentor en bewindvoerder, zonder haar te horen. Dit leidde tot de conclusie dat de vrees van verzoekster voor partijdigheid gerechtvaardigd was, wat de wraking in deze procedure rechtvaardigde.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/429078 / KG RK 23/941
Beslissing van 30 januari 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. I.P.C. Sindram,
strekkende tot de wraking van
mr. S. Boot,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 december 2023,
  • de schriftelijke reactie van de rechter.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoekster, bijgestaan door haar raadsman mr. Sindram, advocaat te Nijmegen,
  • de rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10556127. Verzoekster was mentor en bewindvoerder in die zaak.
2.2
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Namens de dochter van verzoekster is op 20 november 2023 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank om verzoekster te ontslaan als haar mentor en bewindvoerder. Bij beschikking van 30 november 2023 heeft de rechter verzoekster ontslagen als mentor zonder haar als belanghebbende te horen. Hiermee is het beginsel van hoor- en wederhoor geschonden. Er vindt nog een zitting plaats waarbij verzoekster wordt gehoord over het verzoek om haar te ontslaan als bewindvoerder. Verzoekster heeft er geen vertrouwen in dat deze rechter een zorgvuldige procedure zal volgen. Het wrakingsverzoek ziet zowel op de procedure die is gevolgd ten aanzien van het ontslag van verzoekster als mentor als op de procedure die nog loopt betreffende het ontslag van verzoekster als bewindvoerder.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Voor zover het wrakingsverzoek is gedaan in de procedure over het verzoek om verzoekster te ontslaan als mentor overweegt de wrakingskamer als volgt.
3.2.1.
Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter op dat verzoek einduitspraak heeft gedaan. Weliswaar staat in de beschikking dat er na de benoeming van de opvolgend mentor een zitting zal worden gehouden ‘zodat de huidige mentor haar verweer kan voeren’, maar met verzoekster is de wrakingskamer van oordeel dat dit niets verandert of kan veranderen aan het gegeven dat in de beschikking van 30 november 2023 al op het verzoek tot ontslag van verzoekster als mentor is beslist.
3.2.2.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan. Om die reden kan verzoekster in zoverre niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.3.
Voor zover het wrakingsverzoek ziet op de nog lopende procedure over het verzoek om verzoekster te ontslaan als bewindvoerder overweegt de wrakingskamer als volgt.
3.3.1.
Op 20 november 2023 heeft de rechtbank het verzoek ontvangen om verzoekster te ontslaan als bewindvoerder en mentor van rechthebbende, haar dochter. De rechtbank begrijpt dat de achtergrond van dit verzoek met name is gelegen in een geschil over de woonsituatie van rechthebbende. Verzoekster wilde rechthebbende per 1 januari 2024 elders laten wonen. Rechthebbende en de zorgverleners van haar huidige woonlocatie wilden dit niet.
3.3.2.
Uit de reactie van de rechter blijkt dat zij weliswaar van oordeel was dat verzoekster en de rechthebbende op het verzoek moesten worden gehoord, maar dat dit organisatorisch niet mogelijk was. Volgens de rechter moest er voor 1 januari 2024 op het verzoek worden beslist – om te voorkomen dat er voor rechthebbende een onomkeerbare situatie zou ontstaan – terwijl er voor die datum geen mogelijkheid meer was om partijen in persoon te horen. Daarom heeft de rechter besloten om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen, hetgeen heeft geleid tot de ontslagbeschikking van 30 november 2023.
3.3.3.
Uit de ontslagbeschikking blijkt dat de rechter kennis heeft genomen van een schriftelijk stuk van verzoekster, gedateerd op 27 november 2023. In de beschikking is dit stuk aangeduid als ‘de reactie van de mentor’. Verzoekster heeft echter onweersproken gesteld dat dit stuk weliswaar over hetzelfde onderwerp gaat – ook verzoekster wilde de kantonrechter informeren over het geschil over de woonlocatie – maar geen reactie vormt op het verzoekschrift. Volgens verzoekster is het verzoekschrift niet aan haar toegezonden en is haar dus ook niet de gelegenheid geboden om hierop te reageren. Dat verzoekster haar brief aan de kantonrechter heeft verstuurd kort nadat over hetzelfde onderwerp een verzoekschrift bij de kantonrechter was ingediend, berust dus slechts op toeval. Deze stellingen van verzoekster zijn door de rechter niet weersproken. Dit betekent dat de wrakingskamer ervan uitgaat dat het ontslag van verzoekster als mentor heeft plaatsgevonden zonder enige vorm van hoor en wederhoor.
3.3.4.
In hoeverre de rechter bij het wijzen van de ontslagbeschikking ermee bekend was dat verzoekster in het geheel niet op de hoogte was van het verzoekschrift en dat haar brief hierop geen reactie vormde, is voor de wrakingskamer overigens onduidelijk. Uit de ontslagbeschikking valt dit niet af te leiden. Enerzijds is de brief wel genoemd als ‘reactie van de mentor’, maar anderzijds is de inhoud van deze brief niet kennelijk betrokken bij de motivering van de beschikking. Uit de schriftelijke reactie van de rechter valt het voorgaande evenmin af te leiden en de rechter was niet op de mondelinge behandeling aanwezig om hierover vragen te beantwoorden.
3.3.5.
In het verzoekschrift in de bodemzaak is geen wezenlijk onderscheid gemaakt tussen verzoekster als mentor en verzoekster als bewindvoerder. Ter onderbouwing van het verzoek om verzoekster te ontslaan als enerzijds mentor en anderzijds bewindvoerder zijn dezelfde feiten en omstandigheden aangevoerd. In de kern komt het er volgens het verzoekschrift in de bodemzaak op neer dat verzoekster geen oog heeft voor de belangen van de rechthebbende en daarom ongeschikt is als haar mentor en bewindvoerder.
3.3.6.
Zonder verzoekster hierbij te betrekken is het verzoek tot ontslag van verzoekster als mentor toegewezen. Aan dit ontslag heeft de rechter de in het verzoekschrift gestelde feiten en omstandigheden – die door verzoekster worden betwist – ten grondslag gelegd. Zo heeft de rechter geoordeeld:
“De kantonrechter is van oordeel dat verzoeker/betrokkene op dit moment veel last heeft van de wijze waarop de huidige mentor haar rol als mentor en daarnaast moeder vervult”en “
Een onafhankelijke professionele mentor kan zonder vooroordelen het beste inschatten wat in de huidige situatie in het belang van verzoeker/betrokkene is”. Hiermee heeft de rechter ten minste schijnbaar al een oordeel gegeven over de vraag of rechthebbende werkelijk last heeft van het gegeven dat haar moeder ook formeel beslissingen over haar mag nemen en over de vraag of verzoekster zonder vooroordelen goed kan inschatten wat in het belang van haar dochter is.
3.3.7.
Deze vragen staan ook centraal in de bewindszaak. Aangezien de rechter hierover ten minste schijnbaar al een oordeel heeft gegeven en daarbij geen kennelijke behoefte heeft gehad aan de mening van verzoekster, is de vrees van verzoekster dat de rechter ten aanzien hiervan vooringenomen is, gerechtvaardigd. Dit betekent dat het verzoek tot wraking van de rechter moet worden toegewezen, voor zover het betrekking heeft op de bewindszaak.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking toe voor zover dit ziet op de procedure over het verzoek om verzoekster te ontslaan als bewindvoerder;
  • verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking voor zover dit ziet op de procedure over het verzoek om verzoekster te ontslaan als mentor.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Schippers, voorzitter, mr. Y.H.M. Marijs en mr. T.C. Henniphof, leden in tegenwoordigheid van de griffier mr. [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.