ECLI:NL:RBGEL:2024:5850

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
C/05/435785 / HA ZA 24-250
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling onverschuldigd betaalde bedragen met wettelijke rente

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 augustus 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Haak, vorderde de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen van gedaagde, die niet verschenen was in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft de vordering toegewezen. Eiser heeft tevens wettelijke rente gevorderd, die volgens artikel 6:119 BW verschuldigd is bij vertraging in de voldoening van een geldsom. De rechtbank oordeelde dat de wettelijke rente niet toewijsbaar was vanaf de dag na ontvangst van de betaling, omdat eiser niets had gesteld over de kwade trouw van gedaagde. De wettelijke rente is wel toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.693,33. De rechtbank heeft gedaagde ook veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 59.219,16 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en € 1.367,19 aan buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/435785 / HA ZA 24-250
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
eiser,
advocaat mr. K. Haak te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats zowel binnen als buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
Eiser stelt dat sprake is van onverschuldigde betalingen en dat hij ingevolge artikel 6:203 BW recht heeft op teruggave daarvan door gedaagde. Eiser heeft ingevolge artikel 6:119 BW wettelijke rente gevorderd vanaf het moment dat de betreffende betaling opeisbaar was (telkens de dag na ontvangst van de betreffende betaling), dan wel vanaf de dag dat de termijn uit de eerste brief van DAS is verstreken (12 oktober 2023), dan wel vanaf de dag der dagvaarding.
2.3.
In artikel 6:119 lid 1 BW is bepaald dat de schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is geweest. In artikel 6:205 jo. 210 lid 1 BW is bepaald dat indien de ontvanger de prestatie te kwader trouw heeft aangenomen, hij zonder ingebrekestelling in verzuim is. De stelplicht en bewijslast ter zake van de kwade trouw rusten in beginsel op de terugvorderende partij. Eiser heeft echter over de (door hem kennelijk veronderstelde) kwade trouw van gedaagde niets gesteld. Dit betekent dat de wettelijke rente niet toewijsbaar is vanaf de dag na ontvangst van de betreffende betaling. Omdat op grond van het in het lichaam van de dagvaarding gestelde redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de door of namens eiser aan gedaagde verzonden brieven gedaagde niet bereikt hebben, is de wettelijke rente evenmin vanaf 12 oktober 2023 toewijsbaar. De wettelijke rente is wel toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding.
2.4.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- kosten bevragingen € 18,36
- griffierecht € 1.325,00
- salaris advocaat €
1.214,00(1,0 punt × tarief € 1.214,00)
Totaal € 2.693,33.
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 59.219,16, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 1.367,19 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 2.693,33,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.